ECLI:NL:RBZWB:2023:3241

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
10104696 CV EXPL 22-2907 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en schadevergoeding in het kader van een overeenkomst van opdracht voor het programmeren van een escaperoom

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vordering van [eiser in conventie] centraal, die [gedaagde in conventie] verzoekt tot betaling van € 12.961,69, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van opdracht voor het programmeren van een escaperoom. [Eiser in conventie] heeft werkzaamheden verricht voor [gedaagde in conventie], maar de laatste facturen zijn onbetaald gebleven. [Eiser in conventie] heeft de overeenkomst opgezegd, stellende dat zijn mentale en fysieke gezondheid onder de werkomstandigheden leed. [Gedaagde in conventie] betwist de vordering en stelt dat hij schade heeft geleden door de tekortkomingen van [eiser in conventie]. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de afspraken over de werkzaamheden en de betaling. De rechter oordeelt dat [eiser in conventie] de overeenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd, omdat er geen gewichtige reden was voor de opzegging. De kantonrechter wijst de vordering in conventie toe en veroordeelt [gedaagde in conventie] tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente. In reconventie wordt [eiser in conventie] veroordeeld tot betaling van € 12.500,00 aan schadevergoeding aan [gedaagde in conventie]. De proceskosten worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10104696 CV EXPL 22-2907
vonnis d.d. 19 april 2023
inzake
[eiser in conventie],
wonende en zaakdoende te [adres 1] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. R.J. Haakmeester, advocaat te Heesch,
tegen
[gedaagde in conventie],
wonende te [woonadres] , zaakdoende te [adres 2] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. A. Goedkoop, advocaat te Breda.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser in conventie] ” en “ [gedaagde in conventie] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis in deze zaak van 7 december 2022 met de daarin genoemde stukken;
b. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 20 maart 2023.

2.Het geschil

In conventie:
2.1
[eiser in conventie] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 12.961,69, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de proces- en nakosten.
2.2
[gedaagde in conventie] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser in conventie] in de proceskosten, de nakosten en de rente daarover.
In reconventie:
2.3
[eiser in reconventie] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 25.000,00, met veroordeling van [eiser in reconventie] in de proceskosten, de nakosten en de rente daarover.
2.4
[verweerder in reconventie] voert verweer.

3.De beoordeling

In conventie en reconventie:
Feiten
3.1
Tussen partijen staat het volgende vast:
- [eiser in conventie] heeft vanaf maart 2021 in opdracht en voor rekening van [gedaagde in conventie] werkzaamheden verricht op het gebied van hard- en software ten behoeve van de te ontwikkelen en te bouwen escaperoom van [gedaagde in conventie] ;
- [eiser in conventie] heeft uit hoofde van die opdracht diverse facturen aan [gedaagde in conventie] toegestuurd. De laatste drie facturen, onder de nummers [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] , van een totaalbedrag van € 12.691,69 zijn op 29 juli 2021 en 11 augustus 2021 aan [gedaagde in conventie] verzonden;
- op 11 augustus 2021 heeft [eiser in conventie] de overeenkomst van opdracht met [gedaagde in conventie] opgezegd. In zijn opzeggingsmail heeft hij als reden voor zijn opzegging aangegeven dat zijn mentale en fysieke gezondheid te veel lijden onder de werkomstandigheden;
- [gedaagde in conventie] heeft de laatste drie facturen onbetaald gelaten;
- [eiser in conventie] heeft zich vervolgens per e-mailbericht van 19 augustus 2021 beroepen op zijn retentierecht en diverse materialen, beschrijvingen en software onder zich gehouden;
- in november en in december 2021 heeft [eiser in conventie] in twee delen de diverse materialen, beschrijvingen en software alsnog afgegeven aan [gedaagde in conventie] ;
- de escaperoom is uiteindelijk in mei 2022 opengegaan.
3.2
Gelet op de samenhang tussen de vordering in conventie en in reconventie, ziet de kantonrechter aanleiding beide vorderingen gezamenlijk te behandelen.
Standpunt van [eiser in conventie]
3.3
[eiser in conventie] vordert betaling van zijn facturen, te vermeerderen met rente en kosten. Nu [gedaagde in conventie] de facturen ten onrechte onbetaald laat, is [gedaagde in conventie] rente en kosten verschuldigd geworden. [eiser in conventie] stelt het volgende.
3.3.1
Tussen partijen is mondeling afgesproken dat [eiser in conventie] zijn werkzaamheden maandelijks op uurbasis zou declareren. Als uurtarief werd een bedrag van € 37,00 (exclusief btw) per uur afgesproken. De facturen zijn aan de hand van deze afspraak opgesteld. De daarin opgenomen uren zijn ook daadwerkelijk gewerkt, zodat [gedaagde in conventie] de vordering in conventie dient te voldoen.
3.3.2
Er was tussen partijen besproken dat [gedaagde in conventie] ernaar streefde de escaperoom in mei 2021 af te hebben. [gedaagde in conventie] slaagde er echter gedurende de looptijd van de opdracht niet in om tijdig bepaalde onderdelen van het ontwerp van de te ontwikkelen en te bouwen escaperoom aan te leveren. Ook was er geen bestek en werden er gedurende de opdracht wijzigingen aan de opdracht doorgevoerd. Dit zorgde ervoor dat [eiser in conventie] niet altijd efficiënt kon werken. Ondertussen bleef [gedaagde in conventie] de druk op [eiser in conventie] opvoeren, zodat [eiser in conventie] zich op enig moment ziek moest melden. Uiteindelijk heeft [eiser in conventie] ten behoeve van zijn mentale en fysieke gezondheid besloten de opdracht op te zeggen. Hij zag geen andere oplossing meer.
3.3.3
[eiser in conventie] betwist de hoogte, onderbouwing en verschuldigdheid van de gevorderde schadevergoeding. Het is geen helder traject geweest. De verantwoordelijkheid is niet goed belegd. Hierdoor is de planning niet gehaald, maar dat betekent nog niet dat sprake is van schade. Bovendien is de schade niet onderbouwd. Hij verzoekt dan ook de vordering in reconventie af te wijzen.
Standpunt van [gedaagde in conventie]
3.4.1
[gedaagde in conventie] voert het volgende aan. [gedaagde in conventie] had geen ervaring met het ontwikkelen en opbouwen van een escaperoom, dus zocht hij iemand die hem daarbij kon helpen. [eiser in conventie] werd hem aangeraden door een collega. Na het eerste contact met [eiser in conventie] werd tussen partijen mondeling afgesproken dat [eiser in conventie] zijn werkzaamheden maandelijks zou declareren op uurbasis tegen een tarief van € 37,00 (exclusief btw) per uur.
3.4.2
[gedaagde in conventie] had bij de start van de opdracht een ‘flow’ van de escaperoom als houvast aangeleverd aan [eiser in conventie] . Gedurende de opdracht bleek dat [eiser in conventie] geen plan van aanpak had en hij geen resultaten toonde. Ook werd niet tussentijds (per onderdeel) opgeleverd. [gedaagde in conventie] had dan ook geen zicht op welke werkzaamheden werden verricht en hoe ver [eiser in conventie] was met de opdracht. Hij kreeg van [eiser in conventie] steeds te horen dat het goed ging. [eiser in conventie] heeft dan ook niet aangegeven niet verder te kunnen door het handelen van [gedaagde in conventie] . Voor zover het al voorkwam dat bepaalde onderdelen niet (meteen) voorhanden waren, werd dat meteen opgelost door [gedaagde in conventie] , zodat dit niet tot vertraging heeft geleid.
3.4.3
[gedaagde in conventie] had begin mei aangegeven de escape room in juni 2021 te willen gaan testen. [gedaagde in conventie] heeft op dat moment geen bezwaar gemaakt tegen die deadline. De datum van de deadline werd vervolgens steeds verlengd door [eiser in conventie] , uiteindelijk tot eind juli 2021. Ook deze deadline werd niet gehaald. [eiser in conventie] begon zich ook steeds vaker ziek te melden, zodat [gedaagde in conventie] zich steeds meer zorgen maakte over de voortgang van de opdracht. Hij heeft dan ook een gesprek gepland met [eiser in conventie] om te benadrukken dat de escaperoom in september 2021 klaar moest zijn, omdat op 3 september 2021 de eerste boeking stond gepland. Afgesproken werd dat [eiser in conventie] nog twee weken de tijd zou hebben om de escaperoom af te ronden. Ook na dit gesprek meldde [eiser in conventie] zich regelmatig ziek, zodat [gedaagde in conventie] niet meer wist hoe hij de samenwerking met [eiser in conventie] kon verbeteren. Hij heeft op dat moment een collega, die [eiser in conventie] had aanbevolen, gevraagd te bemiddelen. Er is echter geen mogelijkheid meer geweest om een driegesprek te plannen, nu [eiser in conventie] de overeenkomst op 11 augustus 2021 opzegde. [eiser in conventie] was op dat moment ook niet meer bereikbaar voor [gedaagde in conventie] . Bovendien hield hij diverse materialen, beschrijvingen en software onder zich, zodat [gedaagde in conventie] niet verder kon met de escaperoom. Uiteindelijk heeft hij zelf het programmeren moeten leren om de escaperoom functionerend te maken en is de escaperoom per mei 2022 opengegaan.
3.4.4
[eiser in conventie] is in de ogen van [gedaagde in conventie] dan ook toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Drie deadlines zijn gemist en [gedaagde in conventie] heeft niets meer aan het werk van [eiser in conventie] gehad. Hoewel [gedaagde in conventie] niet betwist dat de gefactureerde uren door [eiser in conventie] zijn gemaakt, is hij van mening dat hij, gelet op het voorgaande, in conventie niets meer verschuldigd is aan [eiser in conventie] .
3.4.5
Bovendien heeft [gedaagde in conventie] schade geleden ter hoogte van € 121.803,28. Het door [eiser in conventie] geleverde werk was van onvoldoende kwaliteit. Ook heeft [eiser in conventie] de overeenkomst opgezegd, terwijl hij daartoe niet bevoegd was en hij heeft ten onrechte een aantal maanden de hiervoor genoemde goederen onder zich gehouden. Dit heeft ertoe geleid dat [gedaagde in conventie] veel van het werk van [eiser in conventie] opnieuw heeft moeten doen en de escaperoom veel later dan gepland open kon. Voor zover [eiser in conventie] zijn mentale en fysieke gezondheid als gewichtige reden aanvoert, is die reden niet onderbouwd.
De inhoud van de overeenkomst en de betaling van het loon
3.5
Tussen partijen staat vast dat zij een overeenkomst van opdracht ex artikel 7:400 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) hebben gesloten. Ook staat tussen partijen vast dat is afgesproken dat [eiser in conventie] zijn werkzaamheden zou declareren per uur tegen een tarief van € 37,00 (exclusief btw) per uur.
3.6
In artikel 7:405 lid 1 BW is opgenomen dat een opdrachtgever een opdrachtnemer, die handelt in zijn beroep of bedrijf, loon verschuldigd is. Tussen partijen is niet in geschil dat hiervan sprake is.
3.7
Ook is in artikel 7:405 lid 2 BW opgenomen dat in beginsel het overeengekomen loon verschuldigd is. Tussen partijen staat vast dat de uren op de openstaande facturen volgens de tussen hen overeengekomen afspraak over het loon in rekening zijn gebracht. [gedaagde in conventie] heeft niet betwist dat deze uren daadwerkelijk zijn gewerkt. Het voorgaande leidt ertoe dat de openstaande factuurbedragen toewijsbaar zijn.
3.8
[gedaagde in conventie] stelt nog dat hij feitelijk niets aan het werk van [eiser in conventie] heeft gehad en het daardoor niet redelijk is dat hij de factuurbedragen verschuldigd is. De kantonrechter is van oordeel dat dit, gelet op het voorgaande, niet kan leiden tot afwijzing van de vordering. Voor zover [gedaagde in conventie] met dit verweer een beroep doet op artikel 6:248 lid 2 BW of artikel 6:2 lid 2 BW, overweegt de kantonrechter dat een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid terughoudend moet worden toegepast. [gedaagde in conventie] heeft onvoldoende onderbouwd dat het afgeleverde werk van [eiser in conventie] van dermate slechte kwaliteit was dat van het wettelijk uitgangspunt moet worden afgeweken. De enkele stelling dat [gedaagde in conventie] zichzelf het programmeren heeft moeten aanleren en de opdracht zelf heeft moeten afmaken is daarvoor onvoldoende.
3.9
De hoofdsom in conventie wordt dan ook toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom in conventie is als niet, dan wel onvoldoende weersproken, toewijsbaar. Nu [eiser in conventie] niet heeft gesteld wanneer de wettelijke rente dient in te gaan, zal de kantonrechter deze toewijzen vanaf 12 september 2022 (de dag van dagvaarding).
De opzegging van de overeenkomst
3.1
De kantonrechter overweegt dat in artikel 7:408 lid 2 BW is opgenomen dat – kort gezegd – een professionele opdrachtnemer (in dit geval [eiser in conventie] ), die een overeenkomst van opdracht voor de duur van een project sluit (zoals de opdracht tussen partijen), enkel de bevoegdheid heeft de overeenkomst op te zeggen als sprake is van een gewichtige reden.
3.11
[eiser in conventie] stelt dat deze gewichtige reden erin is gelegen dat de werkdruk, zoals deze werd opgelegd door [gedaagde in conventie] , hem teveel werd, zodat hij geen andere keus had dan de overeenkomst op te zeggen. [gedaagde in conventie] betwist het voorgaande, nu niet is onderbouwd dat [eiser in conventie] onder de werkdruk leed.
3.12
Naar het oordeel van de kantonrechter is het juist dat [eiser in conventie] de gestelde gewichtige reden voor opzegging van de overeenkomst niet heeft onderbouwd. De kantonrechter kan echter wel begrijpen dat [gedaagde in conventie] , naarmate de datum van de eerste reservering dichterbij kwam, meer druk op [eiser in conventie] ging leggen om de escaperoom af te ronden en dat dat invloed zou (kunnen) hebben op de gemoedstoestand van [eiser in conventie] . Echter, ook al zou het zo gegaan zijn als hiervoor geschetst, geldt het volgende.
3.13
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde in conventie] geen expertise bezat in het ontwikkelen en bouwen van escaperooms en daarvoor [eiser in conventie] heeft ingehuurd. [eiser in conventie] had al enige ervaring in het ontwikkelen en bouwen van escaperooms en heeft de opdracht, in de hoedanigheid van professionele opdrachtnemer, aangenomen. Dit leidt ertoe dat hij volgens artikel 7:400 BW en verder een aantal verplichtingen op zich nam, waaronder het goed opdrachtnemerschap van artikel 7:401 BW en de informatieplicht van artikel 7:403 lid 1 BW.
3.14
Naar het oordeel van de kantonrechter had het in dat kader op de weg van [eiser in conventie] gelegen, als professioneel opdrachtnemer met ervaring in dit soort projecten, om een duidelijk tijdpad te schetsen bij de aanvang van de opdracht en met reële deadlines akkoord te gaan. Tussen partijen staat vast dat voorafgaand aan het project niet is gesproken over een tijdpad of deadlines. Ook staat vast dat later wel deadlines zijn genoemd en niet is gebleken dat [eiser in conventie] op dat moment bezwaar heeft gemaakt tegen die deadlines. Ook als de afgesproken deadlines niet gehaald konden worden, omdat onverwacht, al dan niet veroorzaakt door [gedaagde in conventie] , deelprojecten werden uitgesteld of veranderd, had het op de weg van [eiser in conventie] gelegen dit te bespreken met [gedaagde in conventie] en een nieuwe reëlere deadline te bepalen of de mogelijkheid bieden van een wijziging van de opdracht. Niet is gebleken dat dit is gebeurd.
3.15
Uit de stellingen van partijen blijkt juist dat [eiser in conventie] door is blijven werken zonder [gedaagde in conventie] voldoende te informeren, waardoor bij [gedaagde in conventie] , hoogstwaarschijnlijk ten onrechte, het beeld is ontstaan dat [eiser in conventie] niets deed of nonchalant met de opdracht omging. Dit heeft er vervolgens toe geleid dat hij de druk verder ging ophogen, waardoor [eiser in conventie] steeds uitviel en uiteindelijk de overeenkomst heeft opgezegd. Voor zover het dus juist is dat [gedaagde in conventie] de druk dermate hoog heeft opgevoerd op [eiser in conventie] dat dit als gewichtige reden voor opzegging is te kwalificeren, is deze druk mede veroorzaakt door [eiser in conventie] , zodat deze niet als opzeggingsgrond had mogen worden aangevoerd.
3.16
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eiser in conventie] de overeenkomst niet had mogen opzeggen. Er is dan ook sprake van een schadeplichtige opzegging. Tevens volgt uit het voorgaande dat [eiser in conventie] zich niet had mogen beroepen op zijn retentierecht. Hij was immers zelf in verzuim.
Begroting van de schade
3.17
[gedaagde in conventie] heeft als productie 10 bij conclusie van antwoord in conventie, eis in reconventie, een overzicht van de gevorderde schade overgelegd. De schade valt volgens [gedaagde in conventie] uiteen in de posten:
- huur/servicekosten;
- inzetten van een extra programmeur;
- vergoeding van de uren die [gedaagde in conventie] heeft besteed aan het programmeren van de escaperoom, nadat [eiser in conventie] is gestopt;
- juridische kosten;
- gemiste omzet over de maanden juli 2021 tot en met april 2022.
3.18
[gedaagde in conventie] heeft met betrekking tot het inzetten van de extra programmeur ter mondelinge behandeling verklaard dat deze werkzaamheden heeft verricht aan het kantoordeel van de escaperoom en niet aan het werk dat [eiser in conventie] heeft geleverd. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit dan ook geen schade voortvloeiende uit de opdracht aan [eiser in conventie] , maar is dit een losstaande opdracht. Mogelijk was [eiser in conventie] nog niet aan deze opdracht toegekomen, maar daar heeft [gedaagde in conventie] ook nog niet voor betaald. Deze post wordt daarom afgewezen.
3.19
De juridische kosten zijn niet onderbouwd, omdat niet is toegelicht hoe deze zijn opgebouwd en waarop deze zien. Deze post wordt daarom ook afgewezen.
3.2
De kantonrechter overweegt dat de huur/servicekosten, uren die [gedaagde in conventie] heeft besteed aan het programmeren en de gemiste (volledige) omzet niet naast elkaar als schade kunnen worden gevorderd. Immers, uit artikel 6:95 lid 1 BW in samenhang met artikel 6:96 lid 1 BW volgt dat vermogensschade enkel kan bestaan uit geleden verlies en gederfde winst. In de aangehaalde omzet zit bovendien normaalgesproken een vergoeding voor de kosten en de uren, die [gedaagde in conventie] in zijn onderneming steekt.
3.21
Met betrekking tot het geleden verlies en de gemiste winst overweegt de kantonrechter dat tussen partijen vaststaat dat er in de periode mei tot en met augustus 2021 geen harde deadlines zijn genoemd. Er zijn in die periode diverse data tussen partijen als deadline besproken, maar [gedaagde in conventie] heeft telkens meebewogen, zodat niet kan worden vastgesteld dat [eiser in conventie] door zijn handelen in die periode schade heeft veroorzaakt.
3.22
Vaststaat dat de eerste reservering pas op 3 september 2021 was geplaatst en [eiser in conventie] daarvan op de hoogte was, zodat [gedaagde in conventie] pas vanaf september daadwerkelijk schade zou gaan lijden als hij niet openkon. In die periode beriep [eiser in conventie] zich bovendien ten onrechte op het retentierecht, zodat de kantonrechter van oordeel is dat hij vanaf dat moment schadeplichtig is. Van belang is vervolgens dat eind november 2021 de coronamaatregelen weer werden aangescherpt, zodat de escaperoom, zoals ook wordt aangegeven door [gedaagde in conventie] , voor een bepaalde periode volledig is gesloten en voor periodes verminderd open is geweest. [eiser in conventie] kan in dat kader niet (volledig) verantwoordelijk worden gehouden voor de schade. Bovendien moet ermee rekening worden gehouden dat klanten van [gedaagde in conventie] tot 25 februari 2022 (het moment dat alle maatregelen losgelaten werden) terughoudend zullen zijn geweest zich in groepsverband in een afgesloten ruimte te begeven. Het is dan ook nog maar de vraag of [gedaagde in conventie] als hij open zou zijn geweest wel de kosten zou kunnen voldoen en/of winst zou maken. In die periode heeft [eiser in conventie] ook de goederen afgegeven, zodat [gedaagde in conventie] verder kon met programmeren. Pas eind februari 2022 werden de geldende maatregelen volledig losgelaten, zodat op dat moment er wel vanuit gegaan moet worden dat [gedaagde in conventie] open kon en in dat kader verlies heeft geleden en winst heeft gederfd. Daarbij dient wel rekening te worden gehouden met het feit dat [gedaagde in conventie] op dat moment in de opstartende fase van zijn escaperoom zou zitten en uit de omzetcijfers van mei tot en met oktober 2022 blijkt dat de geprognotiseerde omzetcijfers niet werden gehaald in het eerste half jaar dat de escaperoom open was. De door [gedaagde in conventie] berekende schade kan dus niet worden gevolgd.
3.23
Op grond van artikel 6:97 BW kan de kantonrechter de schade schatten als een concrete schadeberekening niet voorhanden is. De kantonrechter ziet in deze zaak aanleiding de schade te schatten op € 12.500,00, zodat dit bedrag in reconventie toewijsbaar is.

4.De kosten

In conventie:
4.1
[gedaagde in conventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Aan de zijde van [eiser in conventie] worden deze begroot op een bedrag van € 112,30 aan dagvaardingskosten, een bedrag van € 693,00 aan griffierecht en een bedrag van € 792,00 aan gemachtigdensalaris (2 punten à € 396,00 voor de dagvaarding en de mondelinge behandeling), zijnde een totaalbedrag van € 1.597,30.
4.2
De nakosten zullen worden toegewezen als in het dictum vermeld.
In reconventie:
4.3
[verweerder in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Aan de zijde van [eiser in reconventie] worden deze begroot op een bedrag van € 792,00 aan gemachtigdensalaris (2 punten à € 396,00 voor de eis in reconventie en de mondelinge behandeling).
4.4
De nakosten en de wettelijke rente over de proces- en nakosten zullen worden toegewezen als in het dictum vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie:
veroordeelt [gedaagde in conventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser in conventie] te betalen een bedrag van € 12.961,69, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser in conventie] tot op heden begroot op een bedrag van € 1.597,30 daarin begrepen een bedrag van € 792,00 als salaris voor de gemachtigde van [eiser in conventie] ;
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden;
In reconventie:
veroordeelt [verweerder in reconventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser in reconventie] te betalen een bedrag van € 12.500,00;
veroordeelt [verweerder in reconventie] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser in reconventie] tot op heden begroot op een bedrag van € 792,00 als salaris voor de gemachtigde van [eiser in reconventie] , te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [verweerder in reconventie] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling, en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling;
In conventie en in reconventie:
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023.