ECLI:NL:RBZWB:2023:3245

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
10330210 CV EXPL 23-485 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • K. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een bedrag in het kader van een koopovereenkomst met betwisting van de geleverde goederen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de eiseres, JTC Roosendaal B.V., een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in persoon procedeert. De eiseres vordert betaling van een bedrag van € 2.589,78, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een koopovereenkomst voor automaterialen die aan de gedaagde zijn geleverd. De gedaagde erkent dat hij de goederen heeft ontvangen, maar stelt dat deze gebrekkig waren en dat hij enkele onderdelen retour heeft gezonden. Echter, de gedaagde heeft zijn stellingen niet onderbouwd, waardoor de kantonrechter de vordering van de eiseres toewijst.

De procesgang omvat een dagvaarding van 2 februari 2023, gevolgd door de conclusie van antwoord op 15 februari, de conclusie van repliek op 1 maart en de conclusie van dupliek op 15 maart. De kantonrechter overweegt dat de gedaagde in beginsel verplicht is het gevorderde bedrag te voldoen, aangezien hij de goederen heeft besteld en ontvangen. De gedaagde heeft niet aangetoond welke onderdelen retour zijn gezonden en welk bedrag daarmee gemoeid is, waardoor het verweer niet kan slagen.

De kantonrechter wijst de hoofdsom van € 2.046,05 toe, evenals de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 371,36 en de wettelijke handelsrente. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die in totaal op € 948,30 worden begroot. Het vonnis is uitgesproken op 12 april 2023 door mr. K. Karsten-Badal en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10330210 CV EXPL 23-485
vonnis d.d. 12 april 2023
inzake
de besloten vennootschap JTC Roosendaal B.V.,
gevestigd te (4705 RT) Roosendaal aan het adres Leemstraat 11,
eiseres,
gemachtigde: Bill Incasso B.V. te Bergen op Zoom,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonadres], zaakdoende te [adres],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna “JTC” en “[gedaagde]” genoemd.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 2 februari 2023 met producties;
b. de conclusie van antwoord van 15 februari 2023;
c. de conclusie van repliek van 1 maart 2023;
d. de conclusie van dupliek van 15 maart 2023.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
JTC vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.589,78, te vermeerderen rente en kosten. Zij stelt dat zij diverse automaterialen aan [gedaagde] heeft geleverd. [gedaagde] heeft de facturen voor die onderdelen onbetaald gelaten. Hij stelt dat onderdelen retour zijn gezonden, maar daar is JTC niet mee bekend. [gedaagde] heeft daarnaast in het buitengerechtelijke traject aangegeven een betalingsregeling te willen treffen, maar partijen zijn het daar niet over eens geworden.
2.2
[gedaagde] erkent onderdelen te hebben besteld en deze te hebben ontvangen. Hij voert aan dat in zijn ogen een redelijk betalingsvoorstel is gedaan, zeker nu er nog onderdelen retour zijn gestuurd en geleverde onderdelen niet in orde waren.
2.3
De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] heeft erkend de onderdelen te hebben besteld en deze te hebben ontvangen. In beginsel dient hij dan ook het gevorderde bedrag te voldoen.
2.4
Hij voert aan dat diverse onderdelen retour zijn gestuurd, zodat hij deze niet hoeft te voldoen. De kantonrechter is van oordeel dat het op zijn weg had gelegen inzichtelijk te maken en te onderbouwen om welke onderdelen dit ging en welk bedrag daarmee gemoeid is. Nu hij dit heeft nagelaten, gaat de kantonrechter aan dit verweer voorbij.
2.5
De hoofdsom van € 2.046,05 is dan ook toewijsbaar.
2.6
Met betrekking tot de gevorderde rente en kosten voert [gedaagde] aan een redelijk betalingsvoorstel te hebben gedaan, zodat de kosten onnodig waren. De kantonrechter overweegt dat uit artikel 6:29 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat JTC niet akkoord hoeft te gaan met een betalingsvoorstel. Dit leidt ertoe dat de gemaakte kosten in beginsel toewijsbaar zijn.
2.7
Uit de overgelegde producties volgt voldoende dat JTC buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Het gevorderde bedrag komt vervolgens overeen met de gebruikelijke forfaitaire tarieven, zodat het bedrag van € 371,36 (inclusief btw) toewijsbaar is.
2.8
De gevorderde wettelijke handelsrente is, als gegrond op de wet, eveneens toewijsbaar. Nu het genoemde bedrag aan verschenen wettelijke handelsrente is berekend tot de dag van dagvaarding, zal de toekomstige rente worden toegewezen vanaf 2 februari 2023.
2.9
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten worden begroot op een bedrag van € 113,30 aan dagvaardingskosten, een bedrag van € 487,00 aan griffierecht en een bedrag van € 348,00 aan gemachtigdensalaris (1,5 punt à € 232,00 voor de dagvaarding en de akte van JTC).

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan JTC te betalen een bedrag van € 2.589,78, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 2.046,05 vanaf 2 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van JTC tot op heden begroot op een bedrag van € 948,30, daarin begrepen een bedrag van € 348,00 als salaris voor de gemachtigde van JTC;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op
12 april 2023.