ECLI:NL:RBZWB:2023:3246

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
10155811 CV EXPL 22-3823 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na diefstal met beroep op verjaring en onvoldoende onderbouwing van schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert de stichting Stichting ServiceOrganisatie Directe Aansprakelijkheidstelling (hierna: Soda) van de gedaagde een schadevergoeding van € 234,33, voortvloeiend uit een winkeldiefstal. De gedaagde heeft erkend de diefstal te hebben gepleegd, maar betwist de hoogte van de schadevergoeding en stelt dat deze niet voldoende is onderbouwd. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens de winkelier, die schade heeft geleden door de diefstal. De kantonrechter overweegt dat de hoogte van de gevorderde schadevergoeding, die is gebaseerd op de tijd die de winkelier heeft moeten besteden aan de diefstal, niet ongeloofwaardig is en dat de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde niet afdoen aan zijn aansprakelijkheid voor de schade. De kantonrechter wijst de vordering van Soda toe, inclusief de buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, en veroordeelt de gedaagde in de proceskosten. De beslissing is genomen op 12 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10155811 CV EXPL 22-3823
vonnis d.d. 12 april 2023
inzake
de stichting Stichting ServiceOrganisatie Directe Aansprakelijkheidstelling,
gevestigd en kantoorhoudende te Amersfoort,
eiseres,
gemachtigde: De Schout Gerechtsdeurwaarders te Hilversum,
tegen
[gedaagde],
wonende [woonadres] ,
gedaagde,
gemachtigde: M.C.E. Joosen, werkzaam ten kantore van Stichting Rechtswinkel Tilburg.
Partijen worden hierna aangeduid als “Soda” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 6 oktober 2022 met producties;
b. de conclusie van antwoord van 21 december 2022 met één productie;
c. de conclusie van repliek van 18 januari 2023;
d. de conclusie van dupliek van 15 februari 2023.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
Soda vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van primair een bedrag van € 234,33, subsidiair een redelijk schadebedrag, te vermeerderen met rente en kosten. Zij stelt dat [gedaagde] is aangehouden voor winkeldiefstal in [winkel] te Tilburg. De winkelier heeft door deze onrechtmatige handeling van [gedaagde] schade gelden. Soda is bevoegd deze te incasseren. Soda hanteert voor dit soort gevallen een forfaitair bedrag van € 181,00. Nu [gedaagde] dit bedrag onterecht onbetaald heeft gelaten, is hij rente en kosten verschuldigd geworden. Op het verweer van [gedaagde] voert Soda aan dat de erkenning van de diefstal door [gedaagde] ertoe leidt dat de onrechtmatige daad tussen partijen vaststaat. De schadevordering staat echter los van de strafrechtelijke procedure. De persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] doen niet af aan het feit dat de winkelier schade heeft geleden. Bovendien is gebleken dat [gedaagde] meerdere malen winkeldiefstal heeft gepleegd. Het gevorderde forfaitair bedrag is al meerdere malen door andere rechtbanken gerechtvaardigd geacht en de wijze waarop Soda werkt leidt ertoe dat schade door winkeldiefstal efficiënt en geordend wordt afgehandeld. Dit is ook in voordeel van [gedaagde] , nu dit kostenverlagend werkt. Tot slot zijn de sommaties gestuurd naar het adres, waarop [gedaagde] ingeschreven stond.
2.2
[gedaagde] erkent dat hij de gestelde winkeldiefstal heeft gepleegd. Hij had dit niet moeten doen, maar het was ingegeven door zijn persoonlijke situatie op dat moment. Hij was dakloos geraakt zonder inkomen en kon niet in zijn primaire levensbehoeften voorzien. Hij zag op dat moment geen andere mogelijkheid om aan voldoende eten te komen. Inmiddels wordt hij begeleid en opgevangen. Hij probeert zijn leven weer op de rit te krijgen. Hij betwist dat het gevorderde bedrag proportioneel en juridisch houdbaar is als vergoeding van de geleverde schade, nu het gevorderde bedrag onvoldoende onderbouwd is en er uit wordt gegaan van meer verloren tijd voor de winkelier dan feitelijk het geval was. Daar komt bij dat het schadebedrag niet in verhouding staat tot het bedrag dat met de diefstal gemoeid was. [gedaagde] heeft nimmer sommaties van Soda ontvangen. Hij was immers dakloos en wist niet dat hij zich uit had moeten schrijven van zijn adres. Soda heeft vanaf medio 2019 [gedaagde] ook niet meer aangeschreven, terwijl hij op enig moment wel weer een adres had. Nu wordt hij pas drie jaar na het incident ineens gedagvaard. Hij is toentertijd veroordeeld voor diefstal en heeft zijn straf voldaan. De thans gestarte procedure is dan ook niet redelijk. Hij verzoekt dan ook de vordering af te wijzen.
2.3
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] de gestelde diefstal heeft gepleegd, zodat vaststaat dat hij onrechtmatig heeft gehandeld jegens de winkelier in kwestie. Als uitgangspunt geldt dat die winkelier schade heeft geleden.
2.4
Met betrekking tot de hoogte van de gevorderde schadevergoeding overweegt de kantonrechter dat door [gedaagde] niet is weersproken dat hij is aangesproken door een medewerker van de winkelier. Enkel heeft hij betwist dat dit bij de kassa was, nu dit buiten de winkel plaatsvond. Ook is niet betwist dat aangifte is gedaan. Daarmee ligt voor de hand dat hij enige tijd is geobserveerd, is aangehouden, is overgedragen aan de politie en de winkelier enige tijd aan administratie heeft moeten besteden. Ook als ervan uitgegaan wordt dat de genoemde hoeveelheid tijd, die daarmee gemoeid zou zijn (zie het overzicht in punt 19 van de dagvaarding), te hoog is ingeschat is de hoeveelheid tijdbesteding gelijk aan het gevorderde schadebedrag niet ongeloofwaardig. Onvoldoende is dan ook betwist dat het gevorderde schadebedrag redelijk zou zijn.
2.5
Voorts is de schadevergoeding gebaseerd op de hoeveelheid tijd die de winkelier en/of zijn medewerkers aan de diefstal hebben moeten besteden, zodat het niet van belang is dat het gestolen goed een klein bedrag kostte. De persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] , hoe vervelend ook voor hem, doen er niet aan af dat hij de schade heeft veroorzaakt.
2.6
Naar het oordeel van de kantonrechter is de hoofdsom in beginsel toewijsbaar.
2.7
De stellingen van [gedaagde] dat hij pas na drie jaar is gedagvaard en de sommaties nimmer heeft ontvangen, kunnen niet tot afwijzing van de vordering leiden. De vordering is, gelet op het bepaalde in artikel 3:310 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, immers nog niet verjaard. Daarbij komt dat het voor rekening en risico van [gedaagde] komt dat Soda hem niet heeft kunnen aanschrijven. De kantonrechter verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2013 (te vinden onder: ECLI:NL:HR:2013:BZ4104). Soda had immers mogen begrijpen dat [gedaagde] nog te bereiken was op het adres waar hij ingeschreven stond.
2.8
De hoofdsom van € 181,00 wordt dan ook toegewezen.
2.9
De buitengerechtelijke kosten zijn eveneens toewijsbaar. Voldoende is onderbouwd dat Soda kosten heeft gemaakt en met betrekking tot de bereikbaarheid van [gedaagde] verwijst de kantonrechter naar hetgeen is overwogen onder 2.7. Het gevorderde bedrag komt tevens overeen met de gebruikelijke forfaitaire tarieven.
2.1
De gevorderde wettelijke rente is, mede gelet op het voorgaande, onvoldoende weersproken. Dit onderdeel van de vordering zal eveneens worden toegewezen.
2.11
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Aan de zijde van Soda worden deze begroot op een bedrag van € 107,22 aan dagvaardingskosten, een bedrag van € 128,00 aan griffierecht en een bedrag van € 78,00 aan gemachtigdensalaris (2 punten à € 39,00 voor de dagvaarding en de conclusie van repliek).
2.12
De nakosten worden toegewezen als in het dictum vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Soda te betalen een bedrag van € 234,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 181,00 vanaf 22 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van Soda tot op heden begroot op een bedrag van € 313,22, daarin begrepen een bedrag van € 78,00 als salaris voor de gemachtigde van Soda;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 19,50 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023.