Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het op 6 maart 2023 ter griffie ontvangen verzoekschrift;
- het oproepingsexploot van 28 maart 2023;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 7 april 2023.
2.Het geschil en de beoordeling
1. betaling van het netto-equivalent van een bedrag van € 4.860,00 bruto als vergoeding voor het onregelmatige ontslag;
“Deze overeenkomst wordt aangegaan onder de ontbindende voorwaarde dat de Werknemer binnen 24 weken na 01 juli 2020 een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) overlegt.”. Voor zover de eis een VOG over te leggen redelijk is met betrekking tot de voormalige functie van [verzoekster], had [verzoekster] uit de tekst van de arbeidsovereenkomst hooguit kunnen begrijpen dat zij binnen 24 weken na de ondertekening van de overeenkomst een VOG zou moeten overleggen. Deze termijn zou pas in mei 2023 aflopen, zodat het niet overleggen van een VOG in januari 2023 niet kan leiden tot een dringende reden voor het ontslag. Te meer, nu [verzoekster] daar nimmer op is aangesproken.