ECLI:NL:RBZWB:2023:3247

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
10374378 AZ VERZ 23-12 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig ontslag op staande voet en toewijzing van diverse vergoedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin [verzoekster] een aantal vergoedingen vorderde na een ontslag op staande voet door haar werkgever, de besloten vennootschap Nederlandse Zonnepanelen Unie B.V. (NZU). De werkgever is niet verschenen in de procedure. [verzoekster] stelde dat het ontslag op staande voet, gegeven op 16 januari 2023, onterecht was en dat het ontbreken van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) geen dringende reden voor ontslag kon zijn. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was, omdat de verplichting om een VOG te overleggen niet als dringende reden kon worden gekwalificeerd, vooral omdat de termijn voor het overleggen van de VOG nog niet was verstreken. De kantonrechter heeft de vorderingen van [verzoekster] toegewezen, waaronder vergoedingen voor onregelmatig ontslag, transitievergoeding, billijke vergoeding, reiskostenvergoeding, vakantiegeld, en kosten voor buitengerechtelijke werkzaamheden. Tevens werd NZU veroordeeld tot het afgeven van salarisspecificaties en het betalen van proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10374378 AZ VERZ 23-12
beschikking d.d. 8 mei 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonadres],
verzoekster,
gedeeltelijk kosteloos procederend middels een toevoeging onder [nummer],
gemachtigde: mr. C.H. Bijvank, advocaat te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap Nederlandse Zonnepanelen Unie B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te (4811 CA) Breda aan het adres Ceresstraat 13,
verweerster,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna “[verzoekster]” en “NZU” worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 6 maart 2023 ter griffie ontvangen verzoekschrift;
  • het oproepingsexploot van 28 maart 2023;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 7 april 2023.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
[verzoekster] stelt dat NZU haar op 16 januari 2023 ten onrechte op staande voet heeft ontslagen. Zij vraagt echter niet het ontslag op staande voet te vernietigen, maar verzoekt de kantonrechter daarvoor in de plaats NZU te veroordelen tot:
1. betaling van het netto-equivalent van een bedrag van € 4.860,00 bruto als vergoeding voor het onregelmatige ontslag;
2. betaling van het netto-equivalent van een bedrag van € 242,14 bruto aan transitievergoeding;
3. betaling van het netto-equivalent van een bedrag van € 6.480,00 bruto aan billijke vergoeding;
4. betaling van een bedrag van € 266,11 (netto) aan reiskostenvergoeding;
5. betaling van het netto-equivalent van een bedrag van € 403,64 bruto aan vakantiegeld;
6. betaling van het netto-equivalent van een bedrag van € 424,64 bruto aan opgebouwde/niet genoten vakantiedagen;
7. betaling van het netto-equivalent van een bedrag van € 414,20 bruto aan wettelijke verhoging;
8. afgifte van een deugdelijke salarisspecificaties, binnen zeven dagen na betekening van deze beschikking, op straffe van een dwangsom;
9. betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.095,66 (inclusief btw);
10. betaling van de wettelijke rente over de voornoemde bedragen;
11. betaling van de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente daarover.
2.2
NZU is niet ter zitting verschenen. Gebleken is dat NZU de door de griffie aangetekend verstuurde oproepingsbrief, met bijgevoegd een exemplaar van het verzoekschrift, in ontvangst heeft genomen. Daarnaast heeft [verzoekster] NZU bij een afzonderlijk oproepingsexploot opgeroepen ter mondelinge behandeling te verschijnen. Mede gelet op het bepaalde in artikel 2.2.8 van het Landelijk procesreglement verzoekschriften rechtbanken, kanton, heeft de kantonrechter geconcludeerd dat NZU deugdelijk is opgeroepen, zodat de mondelinge behandeling doorgang kon vinden.
2.3
Allereerst moet worden beoordeeld of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De wettelijke regels voor ontslag op staande voet staan in het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Volgens die regels is zo’n ontslag alleen geldig als daarvoor een dringende reden is (artikel 7:677 lid 1 BW). De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen.
2.4
Uit de tussen partijen gewisselde Whatsappberichten volgt dat NZU als dringende reden voor het ontslag op staande voet heeft aangevoerd dat [verzoekster] geen Verklaring Omtrent Gedrag (verder: VOG) heeft overgelegd. Deze verplichting is opgenomen in de aanhef van de arbeidsovereenkomst van 22 december 2022, waarin is vermeld dat van [verzoekster] werd verwacht dat zij binnen 24 weken na 1 juli 2020 een VOG zal overleggen.
2.5
[verzoekster] stelt dat het ontbreken van een VOG geen dringende reden kan zijn voor het ontslag op staande voet. Het overleggen van een VOG in de functie van ‘Accountmanager Sales’ kan immers, gelet op de inhoud van de functie en de toepasselijke CAO, niet als een verplichting worden gesteld. Bovendien wist NZU bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst dat [verzoekster] hieraan niet zou kunnen voldoen, nu zij dit tijdens haar sollicitatiegesprek had gemeld. Zij is tijdens haar dienstverband bij NZU ook nooit aangesproken op het ontbreken van de VOG. Voor zover van haar verwacht mocht worden dat zij een VOG zou overleggen, kon zij deze niet overleggen binnen de in de arbeidsovereenkomst opgenomen termijn, nu deze termijn al was verlopen bij ondertekening van de overeenkomst. Hooguit kan er dan vanuit worden gegaan dat het van [verzoekster] mocht worden verwacht dat zij binnen 24 weken na ondertekening van de arbeidsovereenkomst de VOG zou overleggen. Die termijn was nog niet verlopen.
2.6
De kantonrechter overweegt dat in de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] is opgenomen:
“Deze overeenkomst wordt aangegaan onder de ontbindende voorwaarde dat de Werknemer binnen 24 weken na 01 juli 2020 een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) overlegt.”. Voor zover de eis een VOG over te leggen redelijk is met betrekking tot de voormalige functie van [verzoekster], had [verzoekster] uit de tekst van de arbeidsovereenkomst hooguit kunnen begrijpen dat zij binnen 24 weken na de ondertekening van de overeenkomst een VOG zou moeten overleggen. Deze termijn zou pas in mei 2023 aflopen, zodat het niet overleggen van een VOG in januari 2023 niet kan leiden tot een dringende reden voor het ontslag. Te meer, nu [verzoekster] daar nimmer op is aangesproken.
2.7
Voorts overweegt de kantonrechter voor de volledigheid dat uit de Whatsappberichten tussen partijen lijkt voort te vloeien dat NZU nog andere (dringende) redenen had voor het ontslag op staande voet, maar zij heeft daar richting [verzoekster] geen nadere uitleg over gegeven. Deze kunnen dan ook niet als dringende reden gelden voor het ontslag op staande voet. De kantonrechter gaat aan die redenen dan ook voorbij.
2.8
Het voorgaande leidt er al toe dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. De kantonrechter zal de stellingen van [verzoekster] met betrekking tot de onverwijldheid van het ontslag op staande voet dan ook onbesproken laten.
2.9
Nu vaststaat dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, zijn de gevorderde vergoedingen en overige bedragen in beginsel toewijsbaar. NZU heeft, nu zij niet is verschenen, de onderbouwing en de berekeningen van de gevorderde bedragen niet weersproken. De kantonrechter zal deze en de daarover gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente dan ook toewijzen.
2.1
[verzoekster] heeft vervolgens voldoende onderbouwd dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Het gevorderde bedrag van € 1.095,66 (inclusief btw) komt vervolgens overeen met de gebruikelijke forfaitaire tarieven, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
2.11
Tot slot vordert [verzoekster] dat NZU wordt veroordeeld tot overlegging van salarisspecificaties. Ook deze vordering zal worden toegewezen, waarbij de termijn voor afgifte op één maand na betekening van deze beschikking zal worden gesteld en de dwangsom op € 50,00 per dag met een maximum van € 5.000,00.
2.12
NZU zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Aan de zijde van [verzoekster] worden deze begroot op een bedrag van € 86,00 aan griffierecht en een bedrag van € 529,00 aan gemachtigdensalaris, zijnde een totaalbedrag van € 615,00. De nakosten en de wettelijke rente over de proces- en nakosten worden toegewezen als in het dictum vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt NZU om aan [verzoekster] te betalen:
- het netto-equivalent van een bedrag van € 4.860,00 bruto als vergoeding voor het onregelmatige ontslag;
- het netto-equivalent van een bedrag van € 242,14 bruto aan transitievergoeding;
- het netto-equivalent van een bedrag van € 6.480,00 bruto aan billijke vergoeding;
- een bedrag van € 266,11 (netto) aan reiskostenvergoeding;
- het netto-equivalent van een bedrag van € 403,64 bruto aan vakantiegeld;
- het netto-equivalent van een bedrag van € 424,64 bruto aan opgebouwde en niet genoten vakantiedagen;
- het netto-equivalent van een bedrag van € 414,20 bruto aan wettelijke verhoging;
- de buitengerechtelijke kosten van € 1.095,66 (inclusief btw);
- de wettelijke rente over de voornoemde bedragen vanaf de dag van opeisbaarheid van die bedragen tot de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt NZU om binnen één maand na betekening van deze beschikking deugdelijke salarisspecificaties af te geven aan [verzoekster], die zien op het gehele dienstverband, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag met een maximum van € 5.000,00 als niet aan voornoemde veroordeling binnen voornoemde termijn wordt voldaan;
veroordeelt NZU in de proceskosten van [verzoekster], begroot op een bedrag van € 615,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt NZU in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 124,00, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze beschikking is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling, en de betekeningskosten van betekening van deze beschikking, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Tilman-Knoester, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2023.