In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 mei 2023, staat de vraag centraal of er een koopovereenkomst is gesloten tussen de partijen, [opposant] en vdh bouwgroep B.V. De zaak is ontstaan uit een verstekvonnis van 23 november 2022, waarbij vdh bouwgroep een vordering had ingesteld tegen [opposant] voor betaling van € 1.494,89, vermeerderd met wettelijke handelsrente en kosten. [opposant] heeft verzet aangetekend tegen dit vonnis en vordert ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de vordering van vdh bouwgroep.
De kantonrechter heeft de procesgang en de relevante stukken in overweging genomen. Het geschil draait om de vraag of [opposant] de goederen, waarvoor de factuur is verzonden, heeft teruggegeven aan vdh bouwgroep. [opposant] stelt dat hij de goederen heeft teruggegeven, terwijl vdh bouwgroep dit betwist en stelt dat er een afspraak is gemaakt over de overname van de goederen door [opposant]. De kantonrechter heeft besloten een mondelinge behandeling te gelasten om beide partijen de gelegenheid te geven hun standpunten nader toe te lichten en te onderzoeken of er een schikking kan worden getroffen.
De kantonrechter heeft aangegeven dat, indien er geen schikking wordt bereikt, partijen in de gelegenheid worden gesteld om hun stellingen te bewijzen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om de zaak onderling te regelen. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.