ECLI:NL:RBZWB:2023:3248

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
10261303 CV EXPL 22-4040 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vraag of een koopovereenkomst is gesloten tussen partijen met formele en inhoudelijke verweren

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 mei 2023, staat de vraag centraal of er een koopovereenkomst is gesloten tussen de partijen, [opposant] en vdh bouwgroep B.V. De zaak is ontstaan uit een verstekvonnis van 23 november 2022, waarbij vdh bouwgroep een vordering had ingesteld tegen [opposant] voor betaling van € 1.494,89, vermeerderd met wettelijke handelsrente en kosten. [opposant] heeft verzet aangetekend tegen dit vonnis en vordert ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de vordering van vdh bouwgroep.

De kantonrechter heeft de procesgang en de relevante stukken in overweging genomen. Het geschil draait om de vraag of [opposant] de goederen, waarvoor de factuur is verzonden, heeft teruggegeven aan vdh bouwgroep. [opposant] stelt dat hij de goederen heeft teruggegeven, terwijl vdh bouwgroep dit betwist en stelt dat er een afspraak is gemaakt over de overname van de goederen door [opposant]. De kantonrechter heeft besloten een mondelinge behandeling te gelasten om beide partijen de gelegenheid te geven hun standpunten nader toe te lichten en te onderzoeken of er een schikking kan worden getroffen.

De kantonrechter heeft aangegeven dat, indien er geen schikking wordt bereikt, partijen in de gelegenheid worden gesteld om hun stellingen te bewijzen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om de zaak onderling te regelen. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10261303 CV EXPL 22-4040
vonnis d.d. 10 mei 2023
inzake
[opposant]h.o.d.n.
[bedrijf 1],
wonende te [woonplaats] ,
opposant,
gemachtigde: mr. A.D.V. Martina, werkzaam ten kantore van De Rechtsagent B.V. te Spijkenisse,
tegen
de besloten vennootschap vdh bouwgroep B.V.,
statutair gevestigd te Tilburg en kantoorhoudende te (5025 JE) Tilburg aan het adres Korvelseweg 199,
geopposeerde,
gemachtigde: mr. M.P.M. Riep, advocaat te ‘s-Hertogenbosch.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [opposant] ” en “vdh bouwgroep”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het verstekvonnis van de kantonrechter te Breda met zaaknummer 10199545 CV EXPL 22-3506 van 23 november 2022 met het daarin genoemde processtuk;
b. de verzetdagvaarding van 21 december 2022 met producties;
c. de conclusie van antwoord in oppositie van 1 februari 2023 met producties;
d. de conclusie van repliek in oppositie van 1 maart 2023 met producties;
e. de akte zijdens [opposant] van 22 maart 2023.

2.Het geschil

In oppositie:
2.1
Bij op 31 oktober 2022 uitgebrachte dagvaarding heeft vdh bouwgroep, als eiseres in de verstekzaak, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd [opposant] , als gedaagde in de verstekzaak, te veroordelen tot betaling van € 1.494,89, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en kosten.
2.2
Bij verstekvonnis van 23 november 2022 heeft de kantonrechter de vordering van vdh bouwgroep toegewezen en is [opposant] veroordeeld in de kosten van de procedure, begroot op € 621,30 aan proceskosten en € 93,50 aan nakosten.
2.3
[opposant] komt in verzet van voornoemd vonnis. Hij vordert van de bij het verstekvonnis tegen hem uitgesproken veroordeling te worden ontheven en om de vordering van vdh bouwgroep alsnog af te wijzen, met veroordeling van vdh bouwgroep in de proces- en nakosten van het verzet.
2.4
vdh bouwgroep voert verweer en concludeert tot bekrachtiging van voormeld verstekvonnis, met veroordeling van [opposant] in de proces- en nakosten van het verzet en de wettelijke rente daarover.

3.De beoordeling

In oppositie:
3.1
Niet gebleken is dat [opposant] te laat in verzet is gekomen, zodat de kantonrechter hem ontvankelijk acht in het verzet.
3.2
Tussen partijen staat het volgende vast:
- [opposant] exploiteert een onderneming gericht op timmerwerken;
- vdh bouwgroep exploiteert een bouwbedrijf. Zij is opgericht naar aanleiding van de tussen [opposant] en de directeur van vdh bouwgroep gesloten samenwerkingsovereenkomst van 22 oktober 2021. Zij had bij oprichting op 25 februari 2022 twee bestuurders: [bedrijf 2] B.V., de holding van [opposant] , en vdh holding B.V.;
- als gevolg van een gesprek tussen [opposant] en de directeur van vdh bouwgroep op 22 april 2022 is de samenwerking tussen partijen geëindigd. [bedrijf 2] B.V. heeft haar aandelen in vdh bouwgroep vervolgens verkocht aan vdh holding B.V. en heeft enkel nog werkzaamheden op opdrachtbasis uitgevoerd voor vdh bouwgroep;
- op 6 juli 2022 heeft vdh bouwgroep een factuur onder [nummer] van een bedrag van € 1.274,64 (inclusief btw) verstuurd aan [bedrijf 1] ten name van [opposant] voor de levering van een laptop met toebehoren en een boormachine;
- op 8 juli 2022 bericht [opposant] via het [e-mailadres] aan vdh bouwgroep:
“De factuur die je stuurde staat verkeer moet op de [bedrijf 2] bv”;
- op 8 juli 2022 stuurt vdh bouwgroep aan [opposant] een nieuwe factuur, waarin de tenaamstelling is gewijzigd naar [bedrijf 2] B.V. in plaats van [bedrijf 1] ;
- [opposant] , dan wel [bedrijf 2] B.V., hebben nagelaten de factuur te voldoen.
3.3
Vdh bouwgroep stelt in de verstekdagvaarding dat zij goederen heeft geleverd aan [opposant] uit hoofde van een koopovereenkomst. De daaruit voortvloeiende factuur wordt door [opposant] onterecht onbetaald gelaten, zodat hij rente en kosten verschuldigd is geworden. Op het verweer van [opposant] voert zij aan dat het niet van belang is dat [bedrijf 2] ooit aandeelhouder was van vdh bouwgroep. [opposant] was in persoon contractspartij bij de koopovereenkomst. Hij heeft deze goederen gebruikt toen hij nog werkzaamheden voor vdh bouwgroep uitvoerde. De reden, dat de factuur op naam van de holding is gezet, is dat [opposant] dit heeft verzocht. Dit doet er echter niet aan af dat [opposant] contractspartij is. Vdh bouwgroep deed immers al zaken met [opposant] vanuit zijn eenmanszaak, voordat de Holding in beeld kwam. Er werd ook altijd gecommuniceerd via het e-mailadres van [opposant] , waarin de handelsnaam van de eenmanszaak van [opposant] is opgenomen. De goederen op de factuur zijn door [opposant] behouden, afgesproken is dat hij deze overneemt, zodat Vdh bouwgroep betwist dat hij de goederen heeft teruggegeven.
3.4
[opposant] voert aan dat vdh bouwgroep de verkeerde onderneming heeft gedagvaard. Zij had [bedrijf 2] B.V. moeten dagvaarden. Dit volgt uit de factuur van vdh bouwgroep. Deze factuur is bovendien onterecht verstuurd, nu [bedrijf 2] B.V. nimmer de goederen heeft gekocht van vdh bouwgroep. [opposant] heeft, in zijn hoedanigheid van bestuurder van de holding, toen de holding nog aandeelhouder van vdh bouwgroep was, gebruik gemaakt van de laptop en de boormachine ten behoeve van de holding. Deze heeft hij teruggegeven aan [opposant] op het moment dat [bedrijf 2] B.V. haar aandelen had verkocht in [opposant] . Voor zover [opposant] voor de goederen moet betalen, kan niet worden uitgegaan van de bedragen op de factuur. De goederen zijn al een aantal jaar oud, zodat deze inmiddels een andere waarde vertegenwoordigen dan de aanschafprijs. Daarbij zijn de laptop en toebehoren aangeschaft door de eenmanszaak van de directeur van vdh bouwgroep en niet vdh bouwgroep, zodat vdh bouwgroep geen betaling van dit bedrag kan vorderen.
3.5
Tussen partijen staat vast dat [opposant] de laptop met toebehoren en de boormachine heeft gebruikt ten tijde van de samenwerking tussen partijen. De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van vdh bouwgroep dat zij stelt dat [opposant] de goederen onder zich heeft gehouden, nadat de samenwerking tussen partijen is geëindigd. Vdh bouwgroep heeft hem hierop aangesproken en op dat moment is er volgens vdh bouwgroep tussen partijen overeengekomen dat [opposant] de goederen overneemt. Dientengevolge is de factuur aan [opposant] toegestuurd. [opposant] stelt dat hij de goederen heeft teruggegeven. Hij betwist ook de gestelde afspraak tussen partijen.
3.6
Het meest verstrekkende verweer van [opposant] is dat hij de goederen heeft teruggegeven aan vdh bouwgroep. Deze stelling wordt gemotiveerd betwist door vdh bouwgroep. Nu tussen partijen vaststaat dat [opposant] de goederen in gebruik had, is het, naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter, aan hem om zijn stelling, dat hij deze heeft teruggegeven, te bewijzen. Immers, niet is uit te sluiten dat vdh bouwgroep, ook als de door haar gestelde afspraak niet komt vast te staan, een vordering op hem heeft met betrekking tot de goederen als deze niet zijn teruggegeven.
3.7
Vervolgens is van belang dat vdh bouwgroep stelt dat er een afspraak tussen partijen is gemaakt, die inhoudt dat [opposant] de goederen overneemt tegen betaling van de aankoopsom. [opposant] betwist deze stelling. Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter is het aan vdh bouwgroep de door haar gestelde afspraak tussen partijen te bewijzen. Gelet op het verdere verweer van [opposant] , is het eveneens aan vdh bouwgroep om te bewijzen dat [opposant] op dat moment in persoon handelde en niet in zijn hoedanigheid van de bestuurder van [bedrijf 2] .
3.8
Alvorens tot bewijslevering op deze geschilpunten over te gaan, ziet de kantonrechter aanleiding een mondelinge behandeling te gelasten om partijen de mogelijkheid te bieden hun standpunten nader toe te lichten en te onderzoeken of een schikking tussen partijen kan worden getroffen.
3.9
Als er tijdens de mondelinge behandeling geen schikking wordt getroffen, zullen partijen aansluitend in de gelegenheid worden gesteld de bovengenoemde stellingen te bewijzen. Zij dienen dan ook, voor zover zij getuigen zouden wensen te horen, het aantal en de personalia van de getuigen door te geven bij de onder 3.11 vermelde akte. Deze getuigen dienen die dag ook aanwezig te zijn. Eventuele overige bewijsstukken dient zij uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling in te dienen.
3.1
Tijdens de mondelinge behandeling zal in ieder geval het verweer van [opposant] worden besproken, dat vdh bouwgroep geen vorderingsrecht heeft met betrekking tot de laptop en toebehoren, omdat deze goederen toebehoren aan de eenmanszaak van de directeur van vdh bouwgroep. Dit verweer van [opposant] kon pas voor het eerst worden gevoerd bij repliek in oppositie naar aanleiding van de overgelegde producties bij antwoord in oppositie, zodat dit verweer van [opposant] niet als tardief kan worden gekwalificeerd. vdh bouwgroep heeft op het verweer van [opposant] aangegeven dat zij de laptop en toebehoren vanuit de eenmanszaak van de directeur van vdh bouwgroep heeft ingebracht in vdh bouwgroep. Voor verder debat tussen partijen is nog geen ruimte geweest. Partijen worden in de gelegenheid gesteld, voor zover nodig, om op dit punt ook nog producties in het geding te brengen (ook uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling).
3.11
Partijen worden in de gelegenheid gesteld hun verhinderdata (en eventueel de verhinderdata van de getuigen) door te geven bij akte op de hierna te noemen rolzitting voor de vijf maanden na de hierna te noemen rolzitting. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3.12
Tot slot wijst de kantonrechter partijen erop dat het hen vrij staat de zaak onderling nog te regelen. Immers, een aantal van de hierboven genoemde verweren kan mogelijk leiden tot niet-ontvankelijkheid van vdh bouwgroep in haar vordering of tot afwijzing van de vordering, maar dit neemt niet weg dat vdh bouwgroep, dan wel haar directeur, nieuwe procedures kunnen starten tegen [opposant] of [bedrijf 2] B.V. met betrekking tot dezelfde vordering.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In oppositie:
verwijst de zaak naar de terechtzitting van
woensdag 7 juni 2023 te 09.00 uur, voor het nemen van een akte na tussenvonnis door partijen zoals bedoeld in overweging sub 3.11;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op
10 mei 2023.