ECLI:NL:RBZWB:2023:3252

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
10241986 CV EXPL 22-3848 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldlening met borgstelling en verweer tegen overkreditering

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert Swishfund Nederland B.V. betaling van een bedrag van € 9.193,73 van gedaagden, bestaande uit [gedaagde sub 1] B.V. en [gedaagde sub 2]. De vordering is gebaseerd op een kredietovereenkomst die tussen Swishfund en [gedaagde sub 1] is gesloten. Gedaagden erkennen de vordering, maar stellen dat de borgstelling van [gedaagde sub 2] en zijn partner nietig is vanwege schending van de zorgplicht door Swishfund, onder andere door overkreditering en een te hoog rentepercentage. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van Swishfund toewijsbaar is, omdat er geen bewijs is geleverd voor de stelling van overkreditering en de borgstelling van [gedaagde sub 2] blijft staan. De kantonrechter wijst de vordering toe en veroordeelt gedaagden tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. Tevens wordt de mogelijkheid voor een betalingsregeling genoemd, maar deze kan niet in het vonnis worden opgenomen zonder voorafgaande overeenstemming tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10241986 CV EXPL 22-3848
vonnis d.d. 26 april 2023
inzake
de besloten vennootschap Swishfund Nederland B.V.,
gevestigd te Naarden, gemeente Gooise Meren, kantoorhoudende te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: Vismans Deurwaarders & Incasso te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] B.V.,

gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonadres] ,
gedaagden,
gedaagde sub 2 procederend in persoon, mede namens gedaagde sub 1.
Partijen worden hierna aangeduid als “Swishfund”, “ [gedaagde sub 1] ” en “ [gedaagde sub 2] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 12 december 2022 met producties;
b. de op 28 februari 2023 ter griffie ontvangen conclusie van antwoord;
c. de akte van Swishfund, tevens inhoudende een vermindering van eis, van 15 maart 2023;
d. de antwoordakte van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] van 29 maart 2023.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
Swishfund vordert, na vermindering van eis, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 9.193,73, te vermeerderen met de overeengekomen rente over een bedrag van € 8.058,75 vanaf 12 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten.
2.2
Zij voert aan dat tussen haar en [gedaagde sub 1] een kredietovereenkomst is gesloten voor de duur van twaalf maanden. [gedaagde sub 1] heeft niet de volledige kredietsom in de voornoemde termijn afbetaald, zodat Swishfund nog een bedrag heeft te vorderen. [gedaagde sub 1] laat dit bedrag ten onrechte onbetaald, zodat zij rente en kosten verschuldigd is geworden. [gedaagde sub 2] heeft zich persoonlijk borg gesteld voor de betaling van die bedragen, zodat hij hoofdelijk medeschuldenaar is.
2.3
[gedaagde sub 2] erkent namens [gedaagde sub 1] de vordering en geeft aan het bedrag middels een regeling te willen voldoen. De achterstand is ontstaan door (persoonlijke) omstandigheden, waaronder de coronapandemie. Inmiddels is [gedaagde sub 1] weer opgestart en worden er weer wekelijks stortingen gedaan, omdat een percentage van de inkomsten van [gedaagde sub 1] wordt ingehouden en overgemaakt naar Swishfund. Mogelijk klopt de hoogte van de vordering dan ook niet.
2.4
De kantonrechter overweegt het volgende. Partijen zijn het er over eens dat tussen Swishfund en [gedaagde sub 1] een kredietovereenkomst is gesloten. Ook zijn zij het er over eens dat er een achterstand is ontstaan in de ter zake van deze kredietovereenkomst verschuldigde betalingen en dat Swishfund het openstaande bedrag mag opeisen. Voor zover [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen dat zij twijfelen aan de hoogte van het gevorderde bedrag omdat [gedaagde sub 1] weer wekelijks stortingen uitvoert heeft te gelden dat dit verweer niet nader onderbouwd is. Daarbij volgt uit de eisvermindering aan de zijde van Swishfund dat zij rekening houdt met de binnenkomende bedragen. De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij en zal de hoofdsom jegens [gedaagde sub 1] dan ook toewijzen.
2.5
Daarnaast voert [gedaagde sub 2] als verweer aan dat voorbij dient te worden gegaan aan de persoonlijke borgstellingen van hem en zijn partner, nu sprake is van overkreditering, omdat zij bij het afsluiten van de kredietovereenkomst al een BKR registratie hadden en geen leningen meer hadden mogen afsluiten. Swishfund had hen dan ook moeten behoeden de kredietovereenkomst af te sluiten, dan wel moeten behoeden zich borg te stellen. Hij voelt zich misleid en heeft spijt van het sluiten van de overeenkomst met Swishfund. Hij wil privé niet aansprakelijk worden, nu het een zakelijke lening betreft. Daarbij is het rentepercentage van de lening te hoog, gelet op de AFM richtlijnen.
2.6
Op het verweer van [gedaagde sub 2] voert Swishfund aan dat [gedaagde sub 2] geen lening is verstrekt, hij heeft zich enkel persoonlijk garant gesteld. Zijn stellingen kunnen dan ook niet leiden tot afwijzing van de vordering jegens hem in privé.
2.7
De kantonrechter overweegt met betrekking tot het verweer van [gedaagde sub 2] dat er sprake is van overkreditering het volgende. Er is met [gedaagde sub 2] (en zijn partner) geen kredietovereenkomst afgesloten, maar enkel met [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 2] en zijn partner hebben zich enkel garant/borg gesteld, zoals is bedoeld in artikel 7:850 van het Burgerlijk Wetboek. Als [gedaagde sub 1] de overeenkomst was nagekomen, zoals tussen partijen was overeengekomen, had Swishfund nimmer een vordering op [gedaagde sub 2] en zijn partner gehad. Er was in beginsel dus geen (gevaar voor) overkreditering.
2.8
Daarbij komt dat [gedaagde sub 2] blijkens de tekst van de overeenkomst en de stellingen van partijen, de borgtocht is aangegaan als bestuurder van [gedaagde sub 1] . Hij kan op grond van de wet niet worden gelijkgesteld met een particuliere borgsteller of een consument. Dat leidt ertoe dat de zorgplicht van Swishfund minder verstrekkend is. Niet is voorts gebleken dat zij niet aan haar (resterende) zorgplicht heeft voldaan.
2.9
De door [gedaagde sub 2] aangehaalde rentepercentages zien op overeenkomsten met consumenten, zoals hiervoor is overwogen is daar in de onderhavige zaak geen sprake van, zodat ook dit onderdeel van het verweer niet tot afwijzing van de vordering ten opzichte van [gedaagde sub 2] kan leiden.
2.1
Tot slot voert [gedaagde sub 2] aan dat hij zich misleid voelt en spijt heeft de overeenkomst te hebben gesloten. Hij verwijst daarbij naar zijn persoonlijke omstandigheden op dat moment. De kantonrechter kan begrip opbrengen voor de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde sub 2] , maar deze kunnen er ook niet toe leiden dat voorbijgegaan wordt aan de borgstelling door [gedaagde sub 2] . Daarbij, voor zover [gedaagde sub 2] daarmee een beroep wil doen op dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden, had hij een beroep op vernietiging van de overeenkomst moeten doen. Dit heeft hij noch buitengerechtelijk, noch in deze procedure gedaan.
2.11
De hoofdsom is dus ook jegens [gedaagde sub 2] toewijsbaar.
2.12
Swishfund vordert vervolgens een bedrag van € 1.462,66 als vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. Voldoende is door Swishfund onderbouwd dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt. Niet is door haar onderbouwd dat het gevorderde bedrag een redelijke vergoeding is. De kantonrechter zal voor de vergoeding van de buitengerechtelijke kosten dan ook aansluiting zoeken bij de geldende forfaitaire tarieven. Een bedrag van € 941,30 (inclusief btw) zal dan ook worden toegewezen.
2.13
De gevorderde verschenen overeengekomen rente en de toekomstige overeengekomen rente zijn als niet, dan wel onvoldoende, weersproken toewijsbaar. De kantonrechter begrijpt uit artikel 3.3 van de algemene voorwaarden onder a dat deze gelijk is aan de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW. Deze zal dan ook worden toegewezen.
2.14
[gedaagde sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van Swishfund begroot op een bedrag van € 135,88 aan dagvaardingskosten, een bedrag van € 514,00 aan griffierecht en een bedrag van € 495,00 aan gemachtigdensalaris (1,5 punt à € 330,00 voor de dagvaarding en de akte van Swishfund), zijnde een totaalbedrag van € 1.144,88.
2.15
Tot slot overweegt de kantonrechter dat Swishfund heeft aangegeven bereidwillig te zijn een betalingsregeling te treffen met [gedaagde sub 1] (en [gedaagde sub 2] ) ter hoogte van € 500,00 per maand. De kantonrechter is echter niet bevoegd een betalingsregeling op te nemen in een vonnis, zonder dat deze op voorhand tussen partijen is overeengekomen. Dit neemt niet weg dat het partijen vrijstaat deze alsnog onderling overeen te komen. [gedaagde sub 2] dient zich daarvoor te wenden tot de gemachtigde van Swishfund.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, en wel zo dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Swishfund te betalen een bedrag van € 9.022,98, te vermeerderen met de (overeengekomen) wettelijke handelsrente over een bedrag van € 8.058,75 vanaf 12 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, en wel zo dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van dit geding, aan de zijde van Swishfund tot op heden begroot op een bedrag van € 1.144,88, daarin begrepen een bedrag van € 495,00 als salaris voor de gemachtigde van Swishfund;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.