In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezagsbeëindiging van de ouders over hun jongmeerderjarige dochter, die op [geboortedag] 2023 achttien jaar is geworden. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het ouderlijk gezag te beëindigen, omdat de ouders geschorst waren in hun gezag en de GI (gecertificeerde instelling) belast was met de voorlopige voogdij. De kinderrechter heeft de zaak op 14 april 2023 mondeling behandeld, waarbij de ouders en hun advocaat aanwezig waren. De Raad heeft zijn verzoek ingediend omdat het noodzakelijk was dat de voorlopige voogdij bleef doorlopen tot de meerderjarigheid van de jongmeerderjarige, maar tijdens de behandeling bleek dat de jongmeerderjarige inmiddels meerderjarig was geworden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen belang meer is bij een inhoudelijke beoordeling van het verzoek, aangezien de jongmeerderjarige nu onder het gezag van haar ouders staat. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen, met de overweging dat de jongmeerderjarige niet meer onder het gezag van haar ouders staat en dat er geen verdere maatregelen nodig zijn. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.