ECLI:NL:RBZWB:2023:3278

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
C/02/402409 JE RK 22-1797
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot bekrachtiging schriftelijke aanwijzing in jeugdzorgzaak

Op 14 april 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de zaak behandeld met betrekking tot de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing door de gecertificeerde instelling (GI) in een jeugdzorgzaak. De zaak betreft de jongmeerderjarige, geboren in 2005, die eerder onder toezicht was gesteld. De ouders van de jongmeerderjarige, bijgestaan door hun advocaat mr. A.A. Nunnikhoven, waren aanwezig via een MS Teams verbinding. De kinderrechter heeft de GI gehoord, evenals een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing heeft ingetrokken, omdat er sinds 27 oktober 2022 geen sprake meer was van een ondertoezichtstelling. Hierdoor had een eventuele bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing geen meerwaarde. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI dan ook afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op dezelfde dag, met schriftelijke vaststelling op 2 mei 2023.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak. Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaakgegevens: C/02/402409 JE RK 22-1797
Datum uitspraak: 14 april 2023

Beschikking bekrachtiging schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de gecertificeerde instelling, de GI,
locatie Etten-Leur ,
betreffende

[jongmeerderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [jongmeerderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] ,
beiden bijgestaan door hun advocaat mr. A.A. Nunnikhoven te Tilburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 19 oktober 2022 en alle daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 oktober 2022;
- de e-mailberichten, met bijlagen, van mr. Nunnikhoven van 4 april 2023 en 12 april 2023;
- het e-mailbericht van de Raad van 12 april 2023.
Op 14 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de ouders, die aanwezig waren via een MS Teams verbinding;
- de advocaat van de ouders,
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- een vertegenwoordigster van de GI.
[jongmeerderjarige] heeft op een andere dag voorafgaand aan de mondelinge behandeling met de kinderrechter gesproken.
Gelet op de nauwe samenhang van het onderhavige door de GI ingediende verzoek met de door de Raad ingediende verzoek tot de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van [jongmeerderjarige] in de zaak met kenmerk C/02/401703 JE RK 22-1663 en het verzoek tot een gezagsbeëindigende maatregel in de zaak met kenmerk C/02/405387 FA RK 23-241, zijn alle verzoeken gelijktijdig mondeling behandeld. In alle zaken wordt bij aparte beschikking beslist.
Bij beschikking van 27 juli 2022 is [jongmeerderjarige] op verzoek van de Raad voorlopig onder toezicht van de GI gesteld voor de periode van 27 juli 2022 tot 10 augustus 2022. Daarnaast is voor dezelfde periode een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [jongmeerderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De beslissing is voor het overige aangehouden.
Bij beschikking van 9 augustus 2022 is op de restverzoeken van de Raad beslist. [jongmeerderjarige] is daarbij voorlopig onder toezicht van de GI gesteld voor de restperiode van 10 augustus 2022 tot 27 oktober 2022. De machtiging tot uithuisplaatsing van [jongmeerderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder is daarbij ook voor de voormelde restperiode verleend.
Bij beschikking van de kinderrechter van 19 oktober 2022 zijn de ouders geschorst in de uitoefening van het gezag over [jongmeerderjarige] en is de GI belast met de voorlopige voogdij over [jongmeerderjarige] voor de duur van drie maanden. Bij diezelfde beschikking is de behandeling van het onderhavige verzoek en het verzoek tot een reguliere ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van [jongmeerderjarige] aangehouden.

De verzoeken

De GI verzoekt de schriftelijke aanwijzing van 22 september 2022 te bekrachtigen en te bepalen dat de ouders een dwangsom zullen verbeuren € 50,00 voor iedere dag dat de schriftelijke aanwijzing door hen niet wordt opgevolgd.

De nadere beoordeling

De GI heeft het verzoek bij de mondelinge behandeling ingetrokken. Vanaf 27 oktober 2022 is er immers geen sprake geweest van een ondertoezichtstelling. Een eventuele bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing heeft daarom geen meerwaarde. Nu de GI haar verzoek heeft ingetrokken is er geen belang meer bij een beoordeling daarvan. De kinderrechter zal dat verzoek dan ook afwijzen.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2023 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Van Noort, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 2 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch