Op 14 april 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de verzoeken tot ondertoezichtstelling en het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van een jongmeerderjarige afgewezen. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de jongmeerderjarige onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling (GI) tot aan haar meerderjarigheid en om haar uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te regelen. Tijdens de mondelinge behandeling werd echter duidelijk dat de GI al belast was met de voorlopige voogdij over de jongmeerderjarige, waardoor de Raad zijn verzoeken introk. De kinderrechter oordeelde dat er geen belang meer was bij de beoordeling van de verzoeken en wees deze af. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.