ECLI:NL:RBZWB:2023:3303

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
C/02/408137 / JE RK 23-581
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Oomes
  • mr. Snatersen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 14 november 2018 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft op 30 maart 2023 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de ouders als een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. Tijdens de mondelinge behandeling is [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om zijn mening te geven over de situatie.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De ouders zijn niet in staat om samen de noodzakelijke hulpverlening te organiseren, wat leidt tot een verstoorde verstandhouding. De GI heeft aangegeven dat [minderjarige] nog steeds nachtmerries heeft en moeite heeft met zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. De vader heeft aangegeven dat hij meewerkt aan de hulpverlening, maar er zijn zorgen over zijn omgang met [minderjarige]. De moeder heeft kritiek geuit op de GI en stelt dat haar zorgen niet serieus worden genomen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft en heeft het verzoek van de GI om verlenging toegewezen. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 13 mei 2024, met de beslissing dat deze uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/408137 / JE RK 23-581
Datum uitspraak: 11 mei 2023

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
locatie Etten-Leur,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2012 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. P.J.M. Groenhuis-Kools te Breda,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. P.F.M. Gulickx te Breda.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 30 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 30 maart 2023.
Op 4 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordigster van de GI.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over het verzoek van de GI te praten tijdens een kindgesprek op 2 mei 2023. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] woont bij de vader.
Bij beschikking van 14 november 2018 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 13 mei 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De GI voert ter onderbouwing van het verzoek aan dat [minderjarige] nog steeds wordt bedreigd in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. [minderjarige] heeft nachtmerries en is beïnvloedbaar. Hij heeft moeite om nee te zeggen. Daardoor komt hij in situaties terecht die niet passend zijn bij zijn leeftijd. [minderjarige] boekt onvoldoende vooruitgang bij de psychomotorische therapie waardoor hij gaat starten met hulpverlening op het gebied van trauma bij GGZ-WNB . Een voorwaarde voor het starten van deze therapie is stabiliteit in de woonomgeving van [minderjarige] . Om die reden is geadviseerd om de plaatsing van [minderjarige] en de vader bij [hulpverlener] , waar zij samen sinds begin december 2022 verblijven, voorlopig voort te zetten zodat GGZ-WNB kan starten met de therapie. Door [hulpverlener] is na onderzoek geconcludeerd dat bij de vader sprake is van goed genoeg ouderschap. Dit neemt niet weg dat een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] nodig is ter waarborging van de belangen van [minderjarige] . Gezien wordt dat de vader welwillend is, maar moeite heeft om zelfstandig zaken voor [minderjarige] te regelen. Ook belast de vader [minderjarige] soms met volwassen zaken. Hierin dient nog sturing plaats te vinden door de GI. Dit geldt ook met betrekking tot het verstrekken van informatie van de vader aan de moeder over [minderjarige] . Tot op heden voldoet de vader namelijk niet aan de informatieregeling die hem is opgelegd bij een eerdere beschikking van de rechtbank van 24 februari 2022. Daarnaast zijn de ouders vanwege hun verstoorde verstandhouding nog onvoldoende in staat om zonder tussenkomst van de GI het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit te oefenen. Een samenwerkingsrelatie tussen de ouders ontbreekt. Lastig hierin is dat de moeder voor de GI nagenoeg onbereikbaar is. De moeder houdt het contact met de GI af waardoor het niet mogelijk is om hoor en wederhoor toe te passen bij zaken die zich voordoen. De GI vindt dit jammer, zeker nu de moeder aangeeft zich onvoldoende gehoord te voelen. De GI hoopt dat de moeder zich in de komende periode alsnog wil en kan open stellen voor contact met de GI. Van belang is verder dat de moeder gaat inzien wat voor effect haar eigen gedrag op [minderjarige] heeft. Tot op heden herkent en erkent de moeder de gevoelens van [minderjarige] niet en is zij onvoldoende in staat om onvoorwaardelijkheid aan [minderjarige] te bieden. Wanneer hierin geen verandering komt, zal het basisvertrouwen van [minderjarige] in de moeder blijven ontbreken en zal hij aan zijn standpunt blijven vasthouden dat hij alleen onder begeleiding met de moeder contact wil. Dit is jammer, gezien wordt dat de interactie tussen [minderjarige] en de moeder tijdens de begeleide contacten is gegroeid.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter verteld dat het best goed met hem gaat. Hij vindt de hulp die hij nu krijgt prima en vindt het ook goed als deze hulp blijft. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat hij weet waar hij aan toe is. Hij wil graag dat afspraken worden nagekomen en dat hiervan niet wordt afgeweken. [minderjarige] vindt het contact met zijn moeder goed zoals het nu is. Hij hoeft niet meer contact, maar ook niet minder, en wil dat de begeleiding blijft. Er hebben in de afgelopen periode met betrekking tot de aanwezigheid van de moeder twee incidenten plaatsgevonden, met Kerst en met Koningsdag, die [minderjarige] niet als prettig heeft ervaren. Door wat er met Koningsdag is gebeurd, heeft [minderjarige] nu weer veel last van nachtmerries. Dit vindt [minderjarige] niet fijn en hij hoopt dat dit weg gaat.
Door en namens de moeder is het volgende aangevoerd. De moeder is het eens met de GI dat [minderjarige] nog steeds in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, alleen niet met de door de GI genoemde oorzaken van die bedreiging. De problematiek wordt vooral aan de moeder verweten, dat vindt zij onterecht. De vader heeft namelijk een even groot, zo niet groter, aandeel. Terecht wordt vastgesteld dat de verstandhouding tussen de ouders verstoord is en dat het noodzakelijk is dat de ouders gaan werken aan een verbetering van hun onderlinge communicatie. De moeder staat daar ook voor open, maar de vader weigert haar te informeren over [minderjarige] . De vader komt de vastgestelde informatieregeling tot op heden niet na. Ook blijft de vader [minderjarige] belasten met volwassen zaken, waarbij het een aantal keer in de thuissituatie van de vader extreem mis is gegaan, zelfs zodanig dat [minderjarige] eind vorig jaar met spoed uit huis is geplaatst. Dit speelt al jaren en het lukt de GI kennelijk niet om de situatie voor [minderjarige] bij de vader te verbeteren. Daarnaast is het contact tussen de moeder en [minderjarige] , ondanks de inzet van diverse omgangstrajecten, nog zeer summier. Adviezen van professionals om te werken aan een verdere uitbreiding van het contact worden niet gevolgd. Door de strijd die de vader met de moeder voert wordt [minderjarige] bij de moeder weggehouden. Volgens de moeder wordt aan de criteria van ouderverstoting voldaan. Er is daarom sprake van een zeer zorgelijke situatie. In haar zorgen wordt de moeder door de GI echter geenszins gehoord. Haar zorgen worden niet serieus genomen en gepasseerd. Daarbij wordt onterecht het verwijt naar de moeder gemaakt dat zij haar eigen aandeel in de situatie onvoldoende ziet. Dit doet de moeder zeer veel pijn en verdriet, zeker nu zij in de afgelopen jaren aan alles heeft meegewerkt. De GI handelt niet eerlijk en maakt onderscheid tussen de moeder en de vader ten nadele van de moeder. Anders dan de GI aangeeft, staat de moeder open voor contact met de GI. De GI maakt dit contact voor haar echter bijna onmogelijk.
Door en namens de vader is het volgende aangevoerd. De vader is het eens met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling. [minderjarige] wordt nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd en de inzet van hulpverlening in het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling is nog altijd nodig om de bedreiging weg te nemen. [minderjarige] heeft behandeling nodig en de vader werkt daaraan mee. Afgelopen Koningsdag heeft een incident met de moeder plaatsgevonden, waarvan [minderjarige] veel last heeft en waardoor zijn angsten zijn toegenomen. Het is in het belang van [minderjarige] dat dergelijke incidenten niet meer plaatsvinden en de vader hoopt dat de moeder dit gaat inzien. De vader is zich bewust van zijn plicht tot het verstrekken van informatie over [minderjarige] aan de moeder, maar hij vindt het lastig om hieraan op een juiste wijze invulling te geven.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, van het BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
De kinderrechter is op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht van oordeel dat [minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er zijn al lange tijd forse zorgen over [minderjarige] en zijn opvoedomgeving. Deze zorgen zijn nog onverminderd aanwezig en de doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling zijn gesteld zijn nog niet behaald. Beide ouders willen het beste voor [minderjarige] , maar de inzet van hulpverlening binnen het gedwongen kader is nog steeds noodzakelijk. De verstandhouding tussen de ouders is nog altijd ernstig verstoord waardoor zij niet in staat zijn om samen de voor [minderjarige] noodzakelijk geachte hulpverlening te organiseren om de ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] weg te nemen. De kinderrechter acht het dan ook in het belang van [minderjarige] dat een jeugdzorgwerker nog langer betrokken blijft om naast het voeren van regie, de situatie te volgen en de belangen van [minderjarige] te waarborgen. Hieruit volgt dat nog altijd wordt voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255, eerste lid, van het BW. Dit wordt door beide ouders ook niet bestreden.
Tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter gebleken dat de moeder niet zozeer tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] is, maar dat de moeder bezwaren heeft over de uitvoering en resultaten van de maatregel. De kinderrechter constateert dat de moeder en de GI verschillende inzichten hebben over de invulling van de ondertoezichtstelling. De moeder is onder meer van mening dat zij door de GI niet serieus wordt genomen in haar zorgen over [minderjarige] en de opvoedomgeving bij de vader, er onterecht onderscheid wordt gemaakt tussen haar en de vader en adviezen van professionals over het contact tussen haar en [minderjarige] en de mogelijkheid tot uitbreiding daarvan ten onterechte niet worden opgevolgd.
De kinderrechter acht het van belang dat de ondertoezichtstelling in de komende periode een goede uitwerking krijgt waarbij aandacht is voor verbetering van de samenwerkingsrelatie tussen de moeder en de GI. De kinderrechter ziet in het verschil in inzicht echter geen reden om het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen. De moeder heeft aangegeven een gesprek te willen voeren met de GI, waarin zij gehoord wordt over haar zorgen en kritiekpunten, en de GI heeft aangegeven daarvoor open te staan. Hopelijk lukt het de GI en de moeder om op korte termijn met elkaar in gesprek te komen en een datum af te stemmen voor voornoemd overleg.
Ook acht de kinderrechter het van belang dat de vader uitvoering gaat geven aan de informatieregeling, vastgesteld bij de beschikking van 24 februari 2022, waarbij de GI zo nodig een rol kan spelen en regie voeren. Niet gebleken is van redenen waarom de vader de vastgestelde regeling niet zou kunnen na komen. Daarbij is het huidige contact tussen de moeder en [minderjarige] beperkt tot eenmaal per twee weken maximaal twee uur, zodat temeer van belang is dat zij adequaat wordt geïnformeerd over aangelegenheden die [minderjarige] betreffen.
Gezien de ernst van de problematiek en de stappen die er nog moeten worden gezet, ziet de kinderrechter aanleiding om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , conform het verzoek van de GI, te verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, van het BW).
Gelet op de aard van de maatregel zal de kinderrechter de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals (ook) is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen de beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 13 mei 2023 tot 13 mei 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Oomes, en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2023 in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.