Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
1.Waar gaat deze zaak over?
2.Samenvatting van het oordeel van de rechtbank
3.De procedure
4.De feiten
5.Het geschil
1. te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst tussen partijen is ontbonden, althans deze overeenkomst te ontbinden;
6.De beoordeling
Ten tweede is relevant dat de laatste melding van geluidsoverlast in het overzicht dateert van 3 juli 2020. Zelfs wanneer [eisers] zouden worden gevolgd in hun stelling dat ook op 4 mei 2021 nog melding is gemaakt van geluidsoverlast, wat door [gedaagde] wordt betwist, kan niet de conclusie worden getrokken dat bij levering het appartement niet voldeed aan de koopovereenkomst. Inclusief de melding van 4 mei 2021 zou dan namelijk sprake zijn geweest van twee meldingen van geluidsoverlast in anderhalf jaar tijd, waarvan de laatste melding dateert van ruim acht maanden voor levering. Ter zitting hebben [eisers] nog gesteld dat zij vermoeden dat [gedaagde] na 4 mei 2021 bewust is gestopt met het doen van overlastmeldingen vanwege zijn voornemen uit het appartement weg te gaan. Daarnaast zou de onderbuurman volgens [eisers] gestopt zijn met het doen van meldingen, terwijl de overlast niet zou zijn gestopt. Het overzicht zou daarom, zo begrijpt de rechtbank, geen juist beeld geven van de overlast van de buurman na 4 mei 2021. Aan deze stelling, die door [gedaagde] wordt betwist, gaat de rechtbank voorbij. Ook andere buren hebben na 4 mei 2021 geen overlastmeldingen gedaan, terwijl het hen vrij stond dat wel te doen. Verder is de stelling door [eisers] niet onderbouwd en vindt deze ook geen steun in de stukken.