ECLI:NL:RBZWB:2023:3310

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
10201819 CV EXPL 22-2863 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van overligvergoeding in het kader van een vervoersovereenkomst

In deze zaak vordert de besloten vennootschap MOTORSHIP MRS. JONES, hierna te noemen Jones, betaling van een bedrag van € 234,57 van de gedaagde partij, [gedaagde] B.V. Jones heeft in de periode van 25 juli 2022 tot en met 5 augustus 2022 transporten uitgevoerd voor [gedaagde]. Na het verzenden van een factuur op 2 augustus 2022, heeft [gedaagde] een gedeelte van de factuur met betrekking tot de overligvergoeding onbetaald gelaten. Jones heeft daarop een aanmaning verzonden, maar [gedaagde] heeft niet betaald.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst is gesloten tussen partijen en dat de overligvergoeding terecht is berekend over de grootste inzinking van het schip, zijnde 711 ton. [gedaagde] heeft betwist dat de overligvergoeding over dit bedrag berekend moet worden, omdat zij stelt dat Jones minder heeft vervoerd dan afgesproken. De kantonrechter oordeelt echter dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat het onaanvaardbaar is om de volledige overligvergoeding in rekening te brengen. Het verweer van [gedaagde] wordt dan ook gepasseerd.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat het door Jones gevorderde bedrag aan hoofdsom opeisbaar is en dat [gedaagde] tekort is geschoten in haar betalingsverplichting. Jones heeft ook aanspraak gemaakt op wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, welke door de kantonrechter zijn toegewezen. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van [gedaagde] gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 10 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10201819 \\ CV EXPL 22-2863
Vonnis van 10 mei 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap MOTORSHIP MRS. JONES,
te Bennekom,
eisende partij,
hierna te noemen: Jones,
gemachtigde: Juristu Incassodiensten B.V.,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 november 2022 met producties;
- het mondeling antwoord waarbij producties zijn overgelegd;
- de conclusie van repliek met producties;
- de mondelinge dupliek.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Jones is een bedrijf in de binnenvaart. In opdracht van [gedaagde] zijn door Jones in de periode van 25 juli 2022 tot en met 5 augustus 2022 een aantal transporten uitgevoerd.
2.2
Op 2 augustus 2022 heeft Jones de factuur voor het laatste transport aan [gedaagde] verzonden. Jones factureert het overeengekomen bedrag van € 4.500,00 exclusief btw en een overligvergoeding van € 2.598,60 exclusief btw, te betalen binnen 5 werkdagen. [gedaagde] heeft een gedeelte van de factuur met betrekking tot de overligvergoeding onbetaald gelaten.
2.3
Jones heeft op 19 augustus 2022 een aanmaning aan [gedaagde] verzonden met het verzoek het niet betaalde deel van de factuur ter hoogte van € 234,57 binnen 10 dagen over te maken. [gedaagde] is niet overgegaan tot betaling.

3.Het geschil

3.1
Jones vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 234,57 wegens hoofdsom, vermeerderd met wettelijke (handels)rente, € 40,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten en de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Jones legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen partijen een overeenkomst is gesloten. De overligvergoeding is berekend over de grootste inzinking van het schip, zijnde 711 ton. [gedaagde] heeft op basis van de overeenkomst een betalingsverplichting. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst nu volledige betaling van de factuur is uitgebleven. Jones heeft recht op betaling van het volledige factuurbedrag.
3.3
[gedaagde] erkent dat de overligvergoeding moet worden berekend over de grootste inzinking van het schip en dus over 711 ton. [gedaagde] voert aan dat het – gelet op de omstandigheden – in dit geval niet redelijk is om de overligvergoeding te berekenen over de tonnenmaat van het schip maar over de daadwerkelijk vervoerde tonnage. Tussen partijen was afgesproken dat Jones 700 ton per reis zou vervoeren, zij heeft echter slechts 650 ton per reis vervoerd. Om die reden dient de overligvergoeding over 650 ton te worden berekend. Daarnaast klopt de hoogte van het door Jones gevorderde bedrag volgens [gedaagde] niet. [gedaagde] heeft een bedrag van € 193,86 onbetaald gelaten.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat er een overeenkomst is gesloten voor het uitvoeren van transporten. Ook niet in geschil is dat de overligvergoeding in beginsel bij de opdrachtgever in rekening mag worden gebracht.
4.2
[gedaagde] voert aan dat het in dit geval niet redelijk is om de overligvergoeding te berekenen over 711 ton omdat er door Jones minder zou zijn vervoerd dan afgesproken. Naar de kantonrechter begrijpt doet [gedaagde] daarmee een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid en voert hiermee een – in juridische termen – bevrijdend verweer. Dit betekent dat [gedaagde] voldoende dient te stellen en te onderbouwen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar is om de volledige overligvergoeding in rekening te brengen. Jones heeft gemotiveerd betwist dat door haar minder is vervoerd dan afgesproken. Niet is aldus vast komen te staan dat Jones de overeenkomst niet correct is nagekomen. Bovendien staat dit niet in verband met – en heeft dit daarom geen invloed op de verschuldigdheid van – de overligvergoeding. Het verweer van [gedaagde] wordt als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. Het volledige bedrag aan overligvergoeding is door Jones derhalve – in beginsel - opeisbaar.
4.3
[gedaagde] betwist daarnaast de hoogte van het door Jones gevorderde bedrag. [gedaagde] voert aan dat zij slechts een bedrag van € 193,86 onbetaald heeft gelaten. [gedaagde] heeft dit bedrag berekend aan de hand van bedragen zonder rekening te houden met de nog te heffen btw. Het door Jones gevorderde bedrag van € 234,57 is inclusief btw. Het verweer van [gedaagde] op dit punt wordt daarom gepasseerd. Hierdoor staat vast dat er een bedrag van € 234,57 (inclusief btw) door [gedaagde] onbetaald is gelaten.
4.4
Gelet op het voorgaande is vast komen te staan dat het door Jones gevorderde bedrag aan hoofdsom opeisbaar is. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting uit de overeenkomst. [gedaagde] zal om die reden worden veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van € 234,57 aan Jones.
4.5
Jones vordert in de petitum van de dagvaarding vergoeding van wettelijke (handels)rente over het bedrag van € 234,57 vanaf 10 augustus 2022 tot aan de dag van volledige betaling. Jones heeft in het lichaam van de dagvaarding niet gesteld dat de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW is verschuldigd. De kantonrechter zal om die reden de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toewijzen. De gevorderde wettelijke rente is als onweersproken en op de wet gegrond toewijsbaar.
4.6
Jones maakt daarnaast aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat Jones voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 40,00 is in overeenstemming met de in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten gehanteerde tarieven en zal om die reden worden toegewezen.
4.7
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten – waaronder de nakosten – worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Jones als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
108,41
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
160,00
(2,00 punten × € 80,00)
Totaal
396,41
4.8
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten worden begroot op € 40,00.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
veroordeelt [gedaagde] om aan Jones te betalen een bedrag van € 234,57 (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 10 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2
veroordeelt [gedaagde] om aan Jones te betalen een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Jones tot dit vonnis vastgesteld op € 396,41;
5.4
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen en uitgesproken op 10 mei 2023.