ECLI:NL:RBZWB:2023:3321

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
C/02/406894 / KG ZA 23-86
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot nakoming van omgangsregeling in kort geding tussen ouders na echtscheiding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die in het verleden gehuwd zijn geweest en gezamenlijk ouderlijk gezag hebben over hun minderjarige kinderen. De man vorderde dat de vrouw de omgangsregeling, zoals vastgelegd in hun ouderschapsplan, zou nakomen. De vrouw had de uitvoering van deze regeling stopgezet, omdat de kinderen hadden aangegeven niet naar hun vader te willen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen zwaarwegende contra-indicaties zijn voor de omgang tussen de man en de kinderen. De rechter heeft benadrukt dat de kinderen klem zitten tussen hun ouders en dat het van belang is dat zij onbelast contact met hun vader kunnen hebben. De voorzieningenrechter heeft de vrouw veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling en heeft een gedetailleerde omgangsregeling vastgesteld, waarbij de omgang tussen de man en de kinderen op korte termijn moet worden hervat. Tevens is er hulpverlening ingeschakeld om de situatie te monitoren en te ondersteunen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/406894 / KG ZA 23-86
Vonnis in kort geding van 20 april 2023
in de zaak van
[eiser in conventie] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. C.G.M. Baas te Bergen op Zoom,
tegen
[gedaagde in conventie] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. C. Bayrak te Bergen op Zoom.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
- de brief van mr. Baas van 11 april 2023, met bijlagen;
- de brief van mr. Baas van 11 april 2023, met bijlage;
- de brief van mr. Bayrak van 12 april 2023, met bijlage.
- de mondelinge behandeling op 13 april 2023.
1.2
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast waren aanwezig een tweetal zittingsvertegenwoordigsters namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
1.4
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Voor en uit dit huwelijk zijn de navolgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2014;
-
[minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2017.
2.2
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen. Ten aanzien van de [minderjarige 1] is het gezamenlijk ouderlijk gezag in het gezagsregister aangetekend.
2.3
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 13 januari 2023 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 23 januari 2023 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.4
Partijen hebben op 10 november 2022 een ouderschapsplan met elkaar gesloten, welk ouderschapsplan onderdeel uitmaakt van voornoemde echtscheidingsbeschikking.
2.5
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1
De man vordert in conventie bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat het ouderschapsplan en de daarin opgenomen omgangsregeling nagekomen dient te worden en te bepalen dat de ene week de kinderen vanaf maandagochtend tot en met woensdagochtend bij de man verblijven en de andere week vanaf maandagochtend tot en met woensdagochtend en in die week ook van vrijdag na dansles tot en met maandagochtend op verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of een gedeelte van een dag met een maximum van € 50.000,- ingeval de vrouw in gebreke blijft de kinderen mee te geven aan de man, dan wel een regeling welke de rechtbank juist acht;
- de vrouw te veroordelen in de kosten van dit kort geding, te vermeerderen met de (na)kosten, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en
– voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2
Door en namens de man is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd. Partijen zijn in het kader van hun echtscheiding een zorgregeling op basis van co-ouderschap overeengekomen. De vrouw heeft haar medewerking aan de uitvoering van deze regeling echter stopgezet omdat de kinderen uitspraken zouden hebben gedaan dat zij niet naar hun vader willen. De vrouw belast de kinderen en blijft de man wijzen op zijn fouten. Als de kinderen bij de man zijn dan appt ze veelvuldig naar hen. Ook geeft de vrouw in het bijzijn van de kinderen de man de schuld van de scheiding. Er zijn bij Veilig Thuis meldingen gedaan over zorgen omtrent de kinderen maar de man is omtrent die zorgen helemaal niet gehoord. De bij Veilig Thuis gedane meldingen en het gedrag van de vrouw verergeren het loyaliteitsconflict waar de kinderen zich in bevinden.
één van de kinderen heeft aan de man aangegeven dat ze helemaal niet slecht wil praten over haar vader maar dat zij dat moet. De vrouw heeft de omgang stopgezet en aangegeven dat de man de kinderen alleen maar onder toezicht van de vrouw mag zien. Begeleide omgang gaat echter veel te ver. De omgang dient zo snel mogelijk weer te worden opgestart.
3.3
De vrouw voert verweer tegen de vorderingen van de man in conventie en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man in zijn vorderingen dan wel tot afwijzing van die vorderingen.
In reconventie vordert de vrouw bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de zorgregeling zoals is vastgesteld in het ouderschapsplan d.d. 9 november 2022, welke bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg d.d. 13 januari 2023 is bekrachtigd, te schorsen totdat partijen met behulp van hulpverlening nieuwe afspraken hebben gemaakt, danwel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen regeling.
3.4
Ter onderbouwing van haar verweer en vorderingen voert de vrouw, kort samengevat, het navolgende aan. De zorgregeling verloopt al vanaf het begin af aan niet goed. Niet alleen vanuit de kinderen zelf, maar ook vanuit school kreeg de vrouw steeds meer signalen dat het niet goed ging met de kinderen. De vrouw heeft het CJG benaderd. Vanuit school is ook een melding gedaan bij Veilig Thuis. De kinderen hebben op school expliciet aangegeven dat zij zich onveilig voelen bij hun vader in verband met zijn gedrag. De advocaat van de vrouw heeft afgelopen week een medewerkster van Veilig Thuis gesproken en aankomende maandag staat er een gesprek bij De GezinsManager gepland. Vanuit Veilig Thuis is aangegeven dat de zorgregeling zo snel mogelijk moet worden uitgebreid om de weerstand en de angst bij de kinderen niet groter te maken, maar voor uitbreiding van de omgang moet het tempo van de kinderen wel leidend zijn. Voor de kinderen wordt een kindercoach ingezet en eventueel ook paardentherapie. Daarnaast gaan de ouders het traject Ouders naast scheiding volgen. Op 5 april jl. heeft er omgang plaatsgevonden tussen de man en de kinderen onder begeleiding van [naam] , een gezamenlijke vriendin, en die omgang is best goed verlopen. Het volgende omgangsmoment staat op 22 april a.s. gepland. Gezien deze positieve ontwikkelingen en de hulpverlening die er bovenop zit, betwist de vrouw dat er sprake is van spoedeisend belang van de man bij zijn vorderingen. De man dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vorderingen. Subsidiair verzoekt de vrouw de vorderingen van de man af te wijzen, omdat de huidige zorgregeling niet in het belang van de kinderen is. Binnen de hulpverlening die is ingezet moet gekeken worden naar op welke wijze uitbreiding van de zorgregeling haalbaar is. Afhankelijk van het verloop van de hulpverlening behoudt de vrouw zich het recht voor om een bodemprocedure te starten waarin zij wijziging van de huidige zorgregeling zal verzoeken.
3.5
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1
Op grond van de stukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de man bij zijn vorderingen vast. De tussen partijen recent afgesproken zorgregeling wordt niet nagekomen en het gegeven dat hiervoor op korte termijn hulpverlening zal starten en dat inmiddels weer een eerste (begeleid) contact tussen de man en de kinderen heeft plaatsgevonden maakt dit niet anders.
4.2
Vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
4.3
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, naar voren gebracht dat de kinderen ontzettend klem zitten tussen ouders. De Raad maakt zich zorgen hoe de uitspraken van de kinderen moeten worden gezien. De Raad vraagt zich af of de dingen die de kinderen aangeven echt zijn gebeurd of dat ze zich genoodzaakt voelen om deze dingen te zeggen. De Raad vindt het goed dat De GezinsManager op heel korte termijn gaat starten zodat een neutraal persoon met de kinderen gaat praten. De Raad vraagt zich af waarom de omgang begeleid moet worden. Ouders moeten zich realiseren dat ze een streep moeten zetten onder hun verwijten jegens elkaar. Ze zullen moeten accepteren dat de kinderen twee opvoedsituaties hebben en zich daar veilig moeten en mogen voelen. Als de situatie niet snel verbetert dan gaan de kinderen kiezen voor één van hun ouders, met alle gevolgen van dien voor hun ontwikkeling. Als de omgang begeleid wordt dan bevestigt dat richting de kinderen alleen maar het beeld dat zij geen onbelast contact met hun vader mogen hebben. Er heeft op 5 april jl. omgang plaatsgevonden en er zijn geen zorgen gerezen naar aanleiding van dit omgangsmoment. Het volgende omgangsmoment staat gepland op 22 april a.s. Daar zit teveel tijd tussen en dat is niet in het belang van de kinderen. Veilig Thuis heeft aangegeven dat er zo snel mogelijk moet worden toegewerkt naar de oude regeling, maar de Raad vraagt zich af of moeder daar wel voor open staat. Het tempo van de kinderen wordt beïnvloed als ouders niet achter de te zetten stappen en de zorgregeling staan. Als de kinderen voelen dat ouders er niet achter staan dan zullen zij van alles gaan roepen. Er moeten veiligheidsafspraken gemaakt worden op basis van de zorgen die zijn geuit. De GezinsManager kan de omgang dan monitoren. Het is belangrijk dat ouders samen iets overeenkomen en dat ook zo uitstralen naar de kinderen. De Raad stelt voor om op zo kort mogelijke termijn frequente contactmomenten tussen de man en de kinderen in te plannen en als dat goed gaat, toe te werken naar de oude zorgregeling.
4.4
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de voorzieningenrechter van oordeel dat er geen zwaarwegende contra-indicaties zijn die omgang tussen de man en de minderjarigen in de weg staan. Partijen zijn in het kader van hun echtscheiding een zorgregeling op basis van co-ouderschap overeengekomen die zij in het door hen ondertekend ouderschapsplan d.d. 10 november 2022 hebben vastgelegd. Nu al wordt deze regeling niet meer nagekomen en dat baart de voorzieningenrechter zorgen. De vrouw heeft haar medewerking aan omgang tussen de man en de minderjarigen stopgezet omdat zij zich zorgen maakt over de minderjarigen. De minderjarigen hebben zorgelijke uitspraken gedaan richting haar, op school en bij Veilig Thuis. Net als de Raad is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze uitspraken van de minderjarigen ingegeven kunnen zijn door het loyaliteitsconflict waar zij zich in bevinden. Duidelijk is dat de minderjarigen ontzettend klem zitten tussen hun ouders. Ouders voeren een strijd met elkaar waar de minderjarigen last van hebben. Om hun hoofd boven water te houden kan het zo zijn dat de minderjarigen in deze situatie ervoor kiezen om uitspraken te doen waarvan zij denken dat één van hun ouders die wil horen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat als er niet op een zo kort mogelijke termijn weer omgang tussen de man en de minderjarigen plaatsvindt, de kans aanwezig is dat de minderjarigen alleen maar verder in het loyaliteitsconflict verzanden. Gebleken is dat het laatste omgangsmoment op 5 april jl. goed is verlopen. De vrouw heeft dit ook onderkend. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding om te bepalen dat de omgang begeleid moet worden. Op 17 april 2023 staat een intake bij De GezinsManager gepland waarbij zowel voor de minderjarigen als voor de ouders hulpverlening zal worden ingezet. Gelet op het feit dat er forse hulpverlening zal worden ingezet tussen partijen waarbij ook de omgang tussen de man en minderjarigen kan worden gemonitord en zorgsignalen kunnen worden opgepakt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de omgang tussen de man en de minderjarigen zo snel mogelijk weer moet worden hervat. Net als de Raad ziet de voorzieningenrechter daarbij geen aanleiding om de omgang nog langer begeleid te laten plaatsvinden. Begeleiding van de omgang geeft de minderjarigen alleen maar meer de indruk dat zij geen onbelast contact met hun vader mogen hebben.
4.5
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter aangegeven dat het van belang is als partijen samen tot afspraken kunnen komen over de zorgregeling en dit ook uitstralen naar de kinderen. De voorzieningenrechter heeft de mondelinge behandeling kort geschorst om partijen de gelegenheid te geven tot afspraken over de (hervatting van de) zorgregeling te komen. Partijen zijn echter niet tot overeenstemming gekomen. Om die reden zal de voorzieningenrechter een beslissing nemen over de wijze waarop de omgang tussen de man en de minderjarigen weer moet worden hervat. De voorzieningenrechter zal bepalen dat de tussen partijen overeengekomen zorgregeling moet worden nagekomen en de vrouw daarbij veroordelen tot nakoming van de zorgregeling. Gelet op het feit dat er al vanaf 5 april jl. geen omgang tussen de man en de minderjarigen is geweest is het wel van belang dat de zorgregeling eerst wordt opgebouwd. De voorzieningenrechter zal bepalen dat er omgang plaatsvindt tussen de man en de minderjarigen op onderstaande wijze:
  • op maandag 24 april 2023 17.00 uur tot dinsdag 25 april 2023 na het avondeten, waarbij de vrouw de minderjarigen op maandag bij de man brengt en de man de minderjarigen op dinsdag naar de vrouw terugbrengt;
  • van maandag 1 mei 2023 om 17.00 uur tot woensdagochtend 3 mei 2023 om 09.00 uur, waarbij de vrouw de minderjarigen op maandag bij de man brengt en de man de minderjarigen op woensdag naar de vrouw terugbrengt;
  • van zondag 7 mei 2023 om 17.00 uur, waarbij de minderjarigen bij de man eten, tot woensdagochtend 10 mei 2023 voor school, waarbij de vrouw de minderjarigen op zondag bij de man brengt en de man de minderjarigen op woensdag naar school brengt;
  • vanaf maandag 15 mei 2023 (week 20) conform de regeling zoals partijen zijn overeengekomen en die in het door hen ondertekende ouderschapsplan is vastgelegd, wat betekent dat de minderjarigen in die week van maandagochtend voor school tot woensdagochtend voor school bij de man verblijven en van woensdagmiddag uit school tot en met vrijdagmiddag na dansles bij de vrouw, en zo verder.
De vrouw dient ervoor te zorgen dat de minderjarigen voldoende kleding en schoenen mee hebben voor ieder omgangsmoment.
Op de dagen dat de minderjarigen bij de man verblijven, bellen de minderjarigen iedere dag (vanaf de tweede dag) om 18.30 uur met de vrouw. Op de dagen dat de minderjarigen bij de vrouw verblijven, bellen de minderjarigen om de dag (vanaf de tweede dag) om 18.30 uur met de man.
4.6
De voorzieningenrechter verwacht van partijen dat zij bovenstaande zorgregeling strikt nakomen. Het is aan De GezinsManager om op basis van de door de minderjarigen geuite zorgen de juiste hulpverlening aan partijen te bieden en de omgang te monitoren. Het is van belang dat met behulp van De GezinsManager veiligheidsafspraken gemaakt worden op basis van de zorgen die zijn geuit. Ook dienen daar afspraken te worden gemaakt over de wijze waarop ouders elkaar op de hoogte houden omtrent de minderjarigen. Eveneens is het van belang dat de ouders zelf ook ondersteund gaan worden. De man in de wijze waarop hij aan de behoefte van de minderjarigen toe kan komen, en de vrouw in de wijze waarop zij de minderjarigen kan ondersteunen in het contact met hun vader. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat, nu er hulpverlening is ingezet, de vrouw de zorgregeling en de opbouw daarvan, zal nakomen. Om die reden zal de voorzieningenrechter de vordering van de man tot het opleggen van een dwangsom dan ook afwijzen. Het opleggen van een dwangsom zal de verhouding tussen partijen alleen maar meer op scherp stellen en dat acht de voorzieningenrechter niet in het belang van de minderjarigen.
4.7
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.8
Het meer of anders gevorderde, waaronder ook de vordering van de vrouw in reconventie tot schorsing van de vastgelegde zorgregeling, zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1
veroordeelt de vrouw tot nakoming van de tussen partijen overeengekomen zorgregeling en bepaalt dat er omgang zal zijn tussen de man en de minderjarigen op de wijze zoals in r.o. 4.5 is omschreven;
5.2
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.4
wijst de vordering van de vrouw af;
Zowel in conventie als in reconventie
5.5
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2023 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.