Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De procedure
- de mondelinge behandeling.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van Boekel, vorderde ontruiming van een onzelfstandige woonruimte en betaling van achterstallige huur en een gebruiksvergoeding. De gedaagde, in zijn hoedanigheid als bewindvoerder, is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. Eiser stelde dat hij een huurovereenkomst had met de rechthebbende, die op 21 maart 2022 was ingegaan en op 21 maart 2023 was geëindigd. Ondanks de tijdige aanzegging van het einde van de huurovereenkomst, heeft de rechthebbende de kamer niet verlaten en verbleef hij daar zonder recht of titel. Eiser voerde aan dat er sprake was van wanbetaling en ongepast gedrag van de rechthebbende, wat zijn mogelijkheid om de kamer opnieuw te verhuren belemmerde.
De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser een spoedeisend belang had bij zijn vorderingen en dat het aannemelijk was dat de bodemrechter de ontruiming zou toewijzen. De rechter wees de ontruimingsvordering toe, maar bepaalde dat de ontruimingstermijn zeven dagen na betekening van het vonnis zou zijn, in plaats van de door eiser gevraagde 24 uur. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en een maandelijkse vergoeding voor het onrechtmatig gebruik van de woonruimte. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagde opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.