ECLI:NL:RBZWB:2023:333

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
9976715_E04012023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens handelshoeveelheid hennep in huurwoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 januari 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen de stichting Alwel en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurder had een huurovereenkomst met Alwel voor een woning in Roosendaal. Alwel vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, omdat in de woning een aanzienlijke hoeveelheid hennep was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de huurder onvoldoende toezicht had gehouden op de woning en dat er geen bijzondere persoonlijke omstandigheden waren die de ontbinding van de huurovereenkomst zouden rechtvaardigen. De huurder had weliswaar aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de drugs in zijn woning, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet afdoet aan zijn verantwoordelijkheid als huurder. De rechtbank heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op zes weken na betekening van het vonnis en de huurder veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding en een contractuele boete. De proceskosten werden eveneens aan de huurder opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 9976715 CV EXPL 22-2017
Vonnis van 4 januari 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING ALWEL,
gevestigd te Roosendaal,
eiseres,
hierna te noemen: Alwel,
gemachtigde: L. Barghout,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A.M.M. de Waal.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 september 2022 met alle daarin genoemde stukken;
- de akte vermeerdering/wijziging van eis;
- de mondelinge behandeling van 21 november 2022 en de tijdens de mondelinge behandeling voorgedragen spreeknotities van mr. De Waal.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Op 16 mei 2017 hebben [gedaagde] en [naam] (hierna te noemen [naam] ) met Alwel een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan het [adres] te Roosendaal (hierna te noemen: de huurovereenkomst en de woning).
2.2
Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de Algemene Huurvoorwaarden Zelfstandige Woonruimte Alwel van juli 2014 (verder te noemen: de algemene huurvoorwaarden). Daarin is -onder meer- het volgende bepaald:
Artikel 6 De verplichtingen van huurder
(…)
6.3
Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt.
(…)
6.8
Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde hennep te (doen) kweken, drogen of knippen, dan wel andere activiteiten te (doen) verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Huurder is bij overtreding van dit verbod een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd van € 2.500,- te vermeerderen met € 50,- per dag voor iedere dag dat de overtreding voortduurt.
(…)”
2.3
Alwel heeft ingestemd met het verzoek van [naam] van 11 augustus 2017 om de tenaamstelling van de huurovereenkomst te wijzigen en de huurovereenkomst voort te zetten op naam van alleen [gedaagde] .
2.4
Op 7 februari 2022 zijn medewerkers van de politie Zeeland-West Brabant de woning van [gedaagde] binnengetreden in het kader van een strafrechtelijk onderzoek en hebben daar een doorzoeking gedaan. In een kast in de woonkamer en op zolder werd in totaal
23.918 gram (hennep) verdeeld over 24 zakken aangetroffen. Daarnaast zijn in de woning een geldtelmachine, een sealapparaat, een weegschaal en sealzakken aangetroffen.
2.5
In de door de politie opgemaakte bestuurlijke rapportage (hierna te noemen: het politierapport) staat dat de aanleiding voor hun binnentreden in de woning een anonieme melding is. De melding houdt in dat bekend is dat [gedaagde] in harddrugs handelt en in het bezit is van een handvuurwapen. [gedaagde] brengt in een auto drugs naar zijn klanten.
2.6
Bij brief van 16 maart 2022 heeft de burgemeester van de gemeente Roosendaal zowel [gedaagde] als Alwel aangeschreven en daarin het voornemen geuit de woning tijdelijk te sluiten. Naar aanleiding van de daarop door [gedaagde] ingediende zienswijze heeft de burgemeester besloten om niet over te gaan tot sluiting van de woning maar een last onder dwangsom op te leggen.
2.7
Alwel heeft bij brief van 10 februari 2022 [gedaagde] aangeschreven en hem de mogelijkheid geboden de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen. [gedaagde] heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

3.Het geschil

3.1
Alwel vordert bij vonnis, na vermeerdering van eis, -samengevat- uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dit toelaat:
I. ontbinding van de huurovereenkomst;
II. [gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de woning te verlaten en te ontruimen, met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt, en verlaten en ontruimd te houden met afgifte van alle passende sleutels aan Alwel;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 634,40 per maand in de periode tussen ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning opeisbaar per de eerste dag van de maand waarop de vergoeding betrekking heeft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag der voldoening;
IV. [gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de contractuele boete van € 2.500,00 aan Alwel te voldoen;
V. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure alsmede de nakosten.
3.2
Alwel legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] ernstig tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst door te handelen in strijd met artikel 6 van de algemene huurvoorwaarden, met name artikel 6 lid 3 en artikel 6 lid 8. [gedaagde] heeft zich niet gedragen als goed huurder en evenmin de woning gebruikt overeenkomstig de woonbestemming doordat er een handelshoeveelheid drugs in de woning is aangetroffen. Alwel hanteert met betrekking tot overtredingen van de Opiumwet een ‘zero-tolerance’ beleid. De enkele aanwezigheid van een grote hoeveelheid softdrugs is voldoende voor ontbinding van de huurovereenkomst. Dat de aangetroffen drugs niet van [gedaagde] zijn maar van zijn broer maakt dit niet anders. Alwel stelt dat [gedaagde] als huurder op grond van artikel 7:219 BW ook aansprakelijk is voor gedragingen van zijn broer. De broer bevond zich met toestemming van [gedaagde] in de woning, hij had immers een sleutel gekregen, en [gedaagde] heeft onvoldoende toezicht gehouden op het handelen van zijn broer. Voor een uitzondering is geen ruimte. De gevorderde boete is gebaseerd op artikel 6 lid 8 van de algemene huurvoorwaarden.
3.3
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot het afwijzen van de vorderingen van Alwel, althans deze haar te ontzeggen, met veroordeling van Alwel in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente indien Alwel niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis deze kosten voldoet. [gedaagde] voert aan dat zijn broer, zonder zijn medeweten, de hennep in zijn woning heeft binnengebracht toen hij niet thuis was. [gedaagde] is van mening dat hij een goed huurder is en de woning gebruikt overeenkomstig de bestemming. Van een tekortkoming is dan ook geen sprake. [gedaagde] betwist dat hij een contractuele boete aan Alwel verschuldigd is omdat hij zelf geen activiteiten als bedoeld in artikel 6 lid 8 heeft verricht. Indien toch wordt geoordeeld dat sprake is van een tekortkoming dan is de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd. Vanuit de woning is niet gehandeld in drugs en er zijn geen overlastmeldingen bij Alwel binnengekomen. Nu er geen schade is aan de woning is beslissend of [gedaagde] zich niet als goed huurder heeft gedragen. Dat wordt door [gedaagde] ontkend, hij was immers niet op de hoogte van de drugs in zijn woning en had hiervan ook niet op de hoogte kunnen zijn. Daar komt bij dat [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij last heeft van angststoornissen, depressies en PTSS zodat er bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn die meebrengen dat ook daarom de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. Tot slot heeft de burgemeester van Roosendaal besloten de woning niet te sluiten maar een last onder dwangsom op te leggen waardoor de gemeente de mogelijkheid heeft controles uit te voeren. Alwel heeft dan ook geen direct belang meer bij ontbinding van de huurovereenkomst.
De beoordeling
4.1
Alwel heeft bij e-mailbericht van 18 november 2022 op grond van 130 Rv een akte vermeerdering/wijziging van eis ingediend. Het petitum is aangevuld met de uitvoerbaar bij voorraad verklaring. [gedaagde] heeft ter zitting bezwaar gemaakt tegen deze vermeerdering/wijziging van eis. Dit bezwaar is door de kantonrechter afgewezen. Hoewel de kantonrechter van oordeel is dat de akte op een laat moment is ingediend, levert dit in het onderhavige geval geen strijd op met de eisen van een goede procesorde. Nu een uitvoerbaar bij voorraadverklaring standaard in een dagvaarding wordt opgenomen, had [gedaagde] hier op voorhand rekening mee kunnen houden. De kantonrechter acht [gedaagde] dan ook niet in zijn belangen geschaad.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat in de woning ruim 23 kilo hennep is aangetroffen. Dit is in strijd met de Opiumwet. Bovendien kan het voorhanden hebben van een handelshoeveelheid softdrugs risico’s en gevaar opleveren voor omwonenden en kan het verloedering van de buurt in de hand werken. [gedaagde] heeft zich zodoende niet als goed huurder gedragen en in strijd met artikel 6.8 van de algemene huurvoorwaarden gehandeld, wat een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst oplevert. Ook al zou het zo zijn dat [gedaagde] niet van de aanwezigheid van de drugs in de woning op de hoogte was, dan neemt dat de tekortkoming niet weg.
4.3
Als uitgangspunt geldt dat een tekortkoming in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis in de gegeven omstandigheden deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Volgens vaste rechtspraak moet de tenzij-bepaling zo worden uitgelegd dat ontbinding van een huurovereenkomst is gerechtvaardigd indien sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling hiervan moet worden gelet op alle omstandigheden van het geval.
4.4
Alwel heeft een gerechtvaardigd belang bij van het voeren van een herkenbaar en consequent beleid ten aanzien van overtredingen van de Opiumwet. Daar staat echter tegenover het door [gedaagde] gestelde belang om in de woning te kunnen blijven wonen. De kantonrechter is van oordeel dat het belang van Alwel in dit geval zwaarder weegt dan het woonbelang van [gedaagde] . De kantonrechter overweegt hiertoe het navolgende.
4.5
[gedaagde] stelt dat niet aan hem kan worden verweten dat in zijn woning een grote hoeveelheid drugs is aangetroffen. De drugs zijn door zijn broer de woning binnengebracht terwijl [gedaagde] zelf niet in de woning aanwezig was. Dit blijkt ook uit de verklaring van deze broer en de camerabeelden. [gedaagde] stelt dat dit zonder zijn medeweten is gebeurd. Alwel voert aan dat uit het politierapport blijkt dat [gedaagde] op de hoogte was van de drugs in de woning. Mocht dit niet worden aangenomen dan had [gedaagde] op de hoogte kunnen zijn van de drugs in zijn woning. De kantonrechter is van oordeel dat ook in het geval dat het de broer van [gedaagde] zou zijn geweest die de drugs de woning heeft binnengebracht dit [gedaagde] niet kan baten. In dat geval heeft [gedaagde] onvoldoende toezicht gehouden op de woning hetgeen hem persoonlijk kan worden verweten. [gedaagde] heeft immers zelf een sleutel en een afstandsbediening van het alarm aan zijn broer verstrekt zodat zijn broer de woning kon betreden.
4.6
Ook het feit dat de burgemeester van Roosendaal niet is overgegaan tot sluiting van de woning, maar een last onder dwangsom heeft opgelegd en dus een belangenafweging heeft gemaakt in het voordeel van [gedaagde] , leidt niet tot het oordeel dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd zou zijn. De burgemeester heeft in dit kader een eigen toetsingskader. Daarnaast leidt het standpunt van [gedaagde] dat geen overlast is veroorzaakt en er geen sprake is geweest van drugshandel vanuit de woning evenmin tot de conclusie dat de tekortkoming daarmee van onvoldoende gewicht zou zijn.
4.7
[gedaagde] stelt verder dat hij kampt met psychische problemen waarvoor hij professionele hulp krijgt. Uit de door [gedaagde] overgelegde medische stukken komt naar voren dat het risico bestaat dat de huidige psychische problemen van [gedaagde] zullen verergeren bij een uithuiszetting. [gedaagde] heeft dan ook belang bij voortzetting van de huurovereenkomst. Hoewel de kantonrechter begrip heeft voor deze door [gedaagde] aangevoerde persoonlijke omstandigheden is dit voor de kantonrechter geen reden om tot een andere belangenafweging te komen. Indien de psychische gesteldheid van [gedaagde] zou verslechteren als gevolg van de ontbinding van de huurovereenkomst dan ligt het op de weg van zijn omgeving en/of hulpverleners ervoor zorg te dragen dat hij de hulp krijgt die hij nodig heeft.
4.8
Het voorgaande leidt ertoe dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning worden toegewezen. Gezien de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] , zal de kantonrechter, in afwijking van de vordering van Alwel, de ontruimingstermijn stellen op 6 weken na betekening van dit vonnis.
4.9
De vordering tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 634,40 per maand, in de periode tussen ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, opeisbaar per de eerste van de maand waarop de vergoeding betrekking heeft, zal worden toegewezen.
4.1
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] artikel 6.8 van de algemene huurvoorwaarden heeft overtreden. De kantonrechter is het met Alwel eens dat onder artikel 6.8 elk handelen in strijd met de Opiumwet moet worden begrepen. De kantonrechter is verder van oordeel dat uit de door [gedaagde] aangevoerde stellingen die tot matiging van de boete zouden moeten leiden, namelijk het feit dat [gedaagde] niet betrokken was bij de strafbare feiten en een uitkering heeft, niet kan worden afgeleid dat de hoogte van de boete buitenproportioneel zou zijn. Het beroep van [gedaagde] op matiging van de boete wordt dan ook door de kantonrechter afgewezen. De kantonrechter zal de gevorderde contractuele boete van € 2.500,00 toewijzen.
4.11
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Alwel als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
127,43
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
374,00
(2,00 punten × € 187,00)
Totaal
629,43
4.12
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woning aan het [adres] te Roosendaal;
5.2
veroordeelt [gedaagde] om binnen 6 weken na de betekening van dit vonnis de woning te verlaten en te ontruimen, met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt, en verlaten en ontruimd te houden met afgifte van alle passende sleutels aan Alwel;
5.3
veroordeelt [gedaagde] om aan Alwel te betalen een gebruiksvergoeding van € 634,40 per maand, opeisbaar per de eerste dag van de maand waarop de vergoeding betrekking heeft vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot de datum van ontruiming en oplevering van de woning, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de datum van de algehele voldoening daarvan;
5.4
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de contractuele boete van € 2.500,00 aan Alwel te betalen;
5.5
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Alwel tot dit vonnis vastgesteld op € 629,43;
5.6
veroordeelt [gedaagde] onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Alwel volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 93,50 (een half salarispunt met een maximum van € 124,00) aan salaris voor de gemachtigde van Alwel;
5.7
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.8
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2023.