ECLI:NL:RBZWB:2023:3336

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
02-021537-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde uitvoer van cocaïne met vormverzuim in de strafzaak tegen verdachte

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van de (verlengde) uitvoer van ongeveer 32 kilogram cocaïne, aangetroffen in een verborgen ruimte van een auto die hij bestuurde. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 4 mei 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een onrechtmatige doorzoeking van de auto, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank concludeerde dat de verbalisanten bevoegd waren om de auto te doorzoeken op basis van de omstandigheden van de zaak.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de auto en dat hij opzettelijk handelde door deze te vervoeren. De verdachte had verklaard dat hij op weg was naar Brussel, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van 48 maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. Tevens werd het beslag op de in beslag genomen voorwerpen, waaronder de cocaïne en de auto, bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-021537-23
vonnis van de meervoudige kamer van 17 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Ter Apel
raadsman mr. L.J.B.G. van Kleef, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 mei 2023, waarbij de officier van justitie mr. Y.E.Y. Vermeulen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ongeveer 35 kilogram cocaïne heeft uitgevoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte cocaïne heeft uitgevoerd. Vast staat dat in een verborgen ruimte van een door verdachte bestuurde auto een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen. Verdachte geeft hiervoor ter zitting een verklaring, maar deze is niet te verifiëren. Ook omdat verdachte verder geen openheid van zaken geeft. Op grond van bevindingen van verbalisanten kan aangenomen worden dat verdachte op weg was naar België met een hoeveelheid cocaïne. Na onderzoek door het NFI kan vastgesteld worden dat er in ieder geval een hoeveelheid van ongeveer 32 kilogram cocaïne in de verborgen ruimte van de auto lag.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verbalisanten bevoegd waren om in de auto te zoeken. Eerst is gezocht naar een identiteitsbewijs van verdachte op grond van artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Toen door de verbalisanten een onregelmatigheid in de kofferbak werd waargenomen, is er een vermoeden van een verborgen ruimte ontstaan. Zij hebben de zoeking vervolgens voortgezet op grond van artikel 96b Sv en de blokken, waarvan later bleek dat die cocaïne bevatten, zijn aangetroffen in een verborgen ruimte in de kofferbak van de auto. Dit bewijs is dan ook rechtmatig verkregen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte is gaan rijden met een auto waarvan hij het vermoeden had dat er spullen in zaten die niet legaal waren. Verdachte was op weg naar Brussel, maar moest onderweg een stop maken in Oosterhout, waar een andere persoon die spullen uit de auto zou halen.
De spullen zaten in een verborgen ruimte. De politie heeft als gevolg van een onrechtmatige zoeking deze spullen in de auto gevonden. Artikel 55b Sv geeft de bevoegdheid om ter vaststelling van de identiteit de kleding van een persoon of voorwerpen die een persoon bij zich draagt te doorzoeken, maar een auto draag je niet bij je. Er was op grond van artikel 55b Sv dus geen bevoegdheid om de auto te doorzoeken. Er is dan ook sprake geweest van een onrechtmatige zoeking en van daardoor onrechtmatig verkregen bewijs. Het recht van verdachte op privacy is geschonden. Dat moet tot bewijsuitsluiting - en daardoor vrijspraak - leiden.
Subsidiair wordt aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van wat hij precies vervoerd heeft. Ook op die grond dient verdachte vrijgesproken te worden.
Meer subsidiair is geen sprake geweest van uitvoer van cocaïne. Verdachte heeft verklaard dat hij in Oosterhout moest stoppen voor het uitladen van de spullen. Zijn eindpunt was Brussel, maar dat was niet het eindpunt van de drugs. Verdachte dient dan ook in ieder geval van de verlengde uitvoer van de cocaïne te worden vrijgesproken.
Bij enige bewezenverklaring is de verdediging met de officier van justitie van mening dat uitgegaan moet worden van een hoeveelheid van 32 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Rechtmatigheid van doorzoeking?
Uit het dossier blijkt dat verdachte geen identiteitsbewijs kon tonen aan de verbalisanten. Op dat moment is er aan zijn kleding onderzocht. Op grond van artikel 55b, lid 1 Sv kan dit dwangmiddel pas worden toegepast nadat verdachte is staande gehouden of aangehouden. Uit het betreffende proces-verbaal blijkt niet dat dit voorafgaande aan het onderzoek aan de kleding is gebeurd. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een vormverzuim op. Zij zal hier echter geen gevolg aan verbinden. De verbalisanten hadden namelijk, op het moment dat verdachte een auto bestuurde met een telefoon in de hand en op het moment dat verdachte niet voldeed aan de vordering tot inzage van een identiteitsbewijs, hem kunnen aanhouden op grond van die overtredingen. Ook overigens is onvoldoende gebleken dat verdachte nadeel heeft ondervonden als gevolg van een schending van de vormvoorschriften. De rechtbank zal dan ook niet overgaan tot bewijsuitsluiting.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat bij een aangehouden of staande gehouden verdachte ter vaststelling van zijn identiteit in zijn kleding mag worden gezocht, alsmede in voorwerpen die hij bij zich draagt of met zich mee voert. Dus ook in een (hand)tas, koffer, rugzak en de persoonlijke bagage in de auto. De Hoge Raad heeft bepaald (ECLI:NL:HR:2011:BP6043) dat dit ook mag in het dashboardkastje. De rechtbank oordeelt dat in lijn daarmee de kofferruimte van een auto op grond van artikel 55b Sv dan ook geopend mag worden om te kijken of daar persoonlijke bagage van een verdachte ligt.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt vastgesteld dat op 21 januari 2023 te Raamsdonkveer in een door verdachte bestuurde auto ongeveer 32 kilogram cocaïne is aangetroffen.
Opzet?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake is geweest van opzet bij verdachte. De rechtbank is van oordeel dat verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de cocaïne in de auto had en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat er “iets” in de auto was wat niet zichtbaar was en dat hij er rekening mee hield dat het illegaal was. De rechtbank is van oordeel dat het onder die omstandigheden en in die situatie aan verdachte is om nader vast te stellen dat hij niets strafbaars doet. Daarnaast is de verklaring van verdachte voor het overige onvoldoende concreet en in geen enkel opzicht verifieerbaar. Verdachte wil of kan geen naam of andere gegevens overleggen van de persoon die hem de auto heeft meegegeven. Ook heeft verdachte geen gegevens willen of kunnen overleggen van de persoon die in Oosterhout de cocaïne uit de auto had moeten halen. Bij het ontbreken van een aannemelijke verifieerbare verklaring van verdachte kan het niet anders zijn dan dat verdachte deze vage verklaring heeft afgelegd om te verhullen dat hij wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de drugs in de auto. Verder is het buitengewoon onaannemelijk dat een ander of anderen die voornemens is/zijn ongeveer 32 kilogram harddrugs, die een aanzienlijke straatwaarde vertegenwoordigen, te laten vervoeren en uitvoeren door een volstrekt onwetende en daarmee onnodige risico’s van het verlies van die partij harddrugs zou(den) lopen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de auto. De auto werd door verdachte bestuurd terwijl deze drugs daarin aanwezig waren, zodat verdachte ook de feitelijke beschikkingsmacht had over de drugs.
Uitvoer?
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op weg was naar Brussel, maar dat hij eerst in Oosterhout zou hebben moeten stoppen. Daar zou iemand de auto van hem overnemen, datgene wat in de auto lag eruit halen en hem de auto weer teruggeven. Daarna zou verdachte zijn weg naar Brussel, waar hij had afgesproken met een vriend, vervolgen.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Hij kwam pas ter zitting met deze verklaring. Daar komt bij dat uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] die als eersten contact met verdachte hadden, blijkt dat op één van de telefoons van verdachte een navigatie-app aan stond en dat Brussel daarop de bestemming was. Bovendien heeft verdachte aan hen verklaard dat hij op weg was naar een vriend in België. Verdachte heeft toen niet gerept over een tussenstop in Oosterhout. Ook overigens blijkt niet van een tussenstop in Oosterhout. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte met de cocaïne in de auto op weg was naar België. Daarmee is de verlengde uitvoer bewezen.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 21 januari 2023 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, opzettelijk
- buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
ongeveer 32 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank heeft in de bewezenverklaring de hoeveelheid van 35 kilogram verlaagd naar 32 kilogram. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert volgens de richtlijnen van het Openbaar Ministerie aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de richtlijnen niet gevolgd moeten worden en dat gekeken moet worden naar de - beperkte - rol van verdachte. Hij zit nu vast en vangt de klappen op voor anderen. Ook moet rekening gehouden worden met het gegeven dat hij een ‘first offender’ is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke (verlengde) uitvoer van ongeveer 32 kilogram cocaïne. Daarbij heeft verdachte gebruik gemaakt van een auto waarin een verborgen ruimte is gemaakt. Cocaïne is een stof die sterk verslavend werkt en die schadelijk is voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien heeft de handel in harddrugs veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg. Door de uitvoer naar het buitenland worden de internationale handel in verdovende middelen en alle nadelige effecten daarvan in stand gehouden. Daarbij gaat het onder meer om criminele geldstromen die verweven raken met de reguliere economie en fysiek geweld als gevolg van conflicten tussen criminele personen en/of groepen. Verdachte kan als exporteur van de harddrugs medeverantwoordelijk worden gehouden voor deze gevolgen.
Verdachte heeft ter zitting maar deels openheid van zaken gegeven. Over zijn beweegredenen heeft hij niet verklaard, zodat de rechtbank daar geen rekening mee kan houden bij het bepalen van de straf.
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Het uitgangspunt voor de uitvoer van 32 kilogram cocaïne is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van minimaal 60 maanden.
Alles afwegende en uitgaande van de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, doet de door de officier van justitie gevorderde straf naar het oordeel van de rechtbank niet volledig recht aan de ernst van het feit. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 48 maanden met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

De rechtbank constateert dat het beslag ter zitting niet besproken is. Wel heeft zij het beslag ambtshalve beoordeeld en komt daarbij tot de volgende beslissing.
7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan of voorbereid met behulp van de Opel. Verder is de cocaïne een voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Verder zijn de overige in de beslissing genoemde voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 48 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1. STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G2550114 (Blokken))
2 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G2550121)
3 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G2550144)
4 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G2550149)
5 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G2550127
1 gram, gripzakje, Wit).
6 1 STK Personenauto
73RVK6 (Omschrijving: G2550111, verborgen ruimte aangetroffen, zwart, merk:
Opel, [chassisnummer] , Met sleutels)
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. D. van Kralingen en
mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 mei 2023.