ECLI:NL:RBZWB:2023:3365

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
02-310515-22 en 02-332110-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring smaadschrift en belediging met voorwaardelijke taakstraf en vordering benadeelde partij

Op 17 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift en belediging. De verdachte, geboren in 1965, heeft via sociale media beledigende uitlatingen gedaan over twee slachtoffers, waaronder een wethouder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk de eer en goede naam van de slachtoffers heeft aangetast door middel van publicaties op sociale media. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van smaadschrift, maar wel bewezen verklaard dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan belediging. De officier van justitie had een taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden geëist, maar de rechtbank heeft besloten om de taakstraf voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 1.900,00 had gevorderd, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf gedeeltelijk toegewezen, waarbij de proeftijd met een jaar is verlengd. De uitspraak benadrukt de ernst van de beledigende uitlatingen en de impact daarvan op de slachtoffers, en de noodzaak voor behandeling en begeleiding van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/310515-22 en 02/332110-21 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 17 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. P. Susijn, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 mei 2023, waarbij de officier van justitie mr. C. de Pagter en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn ook de vordering tot tenuitvoerlegging met bovenvermeld parketnummer en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift (feit 1) en belediging (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift en belediging van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en baseert zich daarbij op de aangiften, de door verdachte op sociale media gepubliceerde teksten en de verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Hoewel verdachte het publiceren van de ten laste gelegde teksten heeft bekend, bepleit de verdediging partiële vrijspraak en heeft daarvoor het volgende aangevoerd. Beledigende teksten waarin niet duidelijk een concrete gedraging aan de betrokkene ten laste is gelegd, dragen niet het karakter van smaadschrift, maar kunnen wel als belediging gekwalificeerd worden. De door verdachte gepubliceerde teksten kunnen daarom niet ter onderbouwing van zowel belediging als smaadschrift dienen. Een bewezenverklaring van beide feiten op basis van dezelfde teksten zou dubbelop zijn en in dat geval zou er dan ook sprake zijn van eendaadse samenloop.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden uitgewerkt indien door het Openbaar Ministerie of door de verdediging hoger beroep wordt ingesteld.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft bekend de in de tenlastelegging genoemde uitlatingen te hebben gedaan. De rechtbank moet vaststellen of verdachte met deze uitlatingen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft beledigd of dat er sprake is van smaadschrift. Smaadschrift is een specifieke vorm van belediging. Bij smaadschrift heeft de opsteller van het bericht de bedoeling ruchtbaarheid aan de opzettelijke aantasting van iemands goede naam of eer te geven door telastlegging van een bepaald feit, terwijl bij belediging de aantasting specifiek op de ontvanger als individu is gericht.
Er is sprake van telastlegging van een “bepaald feit” als bedoeld in artikel 261 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) als het feit op een zodanige wijze door een verdachte is ten laste gelegd dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging aanwijst. Daarvan is bijvoorbeeld geen sprake als het feit niet het gedrag van de betrokkene betreft, maar een eigenschap die hem wordt toegedicht en evenmin als het wel gaat om diens gedrag, maar dat gedrag in algemene termen is gesteld en er niet is toegespitst op een voldoende geconcretiseerde gedraging van de betrokkene. Het behoort tot de taak van de strafrechter om, afhankelijk van de precieze vormgeving van de door het Openbaar Ministerie uitgebrachte tenlastelegging, te beoordelen of het bestanddeel “tenlastelegging van een bepaald feit” als bedoeld in artikel 261 Sr kan worden bewezenverklaard dan wel of het bewezenverklaarde het misdrijf van artikel 261 Sr oplevert.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bedoeling heeft gehad om ruchtbaarheid te geven aan haar uitlatingen, omdat zij deze niet alleen aan de slachtoffers heeft gericht, maar op openbaar toegankelijke sociale media heeft geplaatst. Het is verder - gelet op de verklaring van verdachte - duidelijk dat waar de goede naam of eer van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] is aangetast door uitlatingen van verdachte, verdachte hier opzet op heeft gehad, op zijn minst in voorwaardelijke zin. De rechtbank is echter op grond van het vorenstaande van oordeel dat verdachte partieel vrijgesproken moet worden van smaadschrift jegens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Een aantal van de onder feit 1 (smaadschrift) in de tenlastelegging genoemde uitlatingen ziet naar het oordeel van de rechtbank niet op voldoende geconcretiseerde gedragingen van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en bevatten slechts algemene beledigingen of anderszins voor de slachtoffers onwenselijke teksten. Omdat de bij feit 2 - achter het derde gedachtestreepje - genoemde uitlating door de rechtbank als smaadschrift wordt gekwalificeerd, maar als belediging is ten laste gelegd, zal verdachte ook van feit 2 partieel worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op tijdstippen in de periode van 14 juli 2022 tot en met 10 september 2022 te Tilburg, opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 2] ( [wethouder] en/of [slachtoffer 1] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften verspreid, door op verdachtes [blog/website 1] en/of via diverse (sociale) media (onder andere via Twitter [accountnaam 1] en/of [accountnaam 2] meerdere berichten te plaatsen met daarin teksten als:
- “ Waarom doen [slachtoffer 1] (voor wie ik met hart&ziel werkte, voor wie ik inmiddels doodsbang ben) & [naam 1] zoveel moeite om alleenstaande Tilburgse vrouw met kwetsbaar verleden te stigmatiseren, te discrimineren, & pestend cyberstalkend te criminaliseren?” en/of
- [blog/website 2] “?Komende week> OPEN brief aan leden Tilburgse [naam netwerk] om hen te informeren over mijn lobby voor lokale mensenrechtencommissies. Noodzakelijk idee dat ontstond t.g.v. discriminatie, censuur & bedreiging, gepleegd door politiek corrupte wethouder [slachtoffer 2] d.m.v. Matrix” en/of
- [blog/website 3] “? [slachtoffer 2] infiltreerde 24/7 in mijn Tilburgse netwerk .. Ik wil met @Het OM in gesprek, met lijst van mijn netwerkcontacten die [naam 1] uit mijn FaceBook [accountnaam 3] overnam destijds en er vervolgens offline afspraken mee maakte 2014-heden” en/of
- [blog/website 4] “@D66 uw lokale partijlid, [slachtoffer 2] , schoffeert alle standpunten die uw partij & uw oprichter leden hebben verschaft. en/of
- [blog/website 5] "@Het_OM @ReclasseringNL @RechtspraakNL [wethoudersechtpaar] vormt kern [spinnenweb icoon] van 6 PESTERS. Die 6 pesters trekken ook weer gelijkgestemden aan, etc. 2012-2022. Tilburg academie MATRIX. Kloof tussen arme onzichtbaren & zich verrijkende PESTERS groeit” en/of
- [blog/website 6] “ [naam 2] okt. 2020 vroeg ik [politieagent icoon] om stadsbemiddeling. Toen werd ik al 4 jaar GEPEST. [slachtoffer 2] had kunnen bemiddelen. Maar cyberstalkende sadistische [naam 1] paar misbruikt overheidsmiddelen & PEST mee. Gebruik RM tegen [naam 1] . U discrimineert & censureert ook=>VERBODEN”,
althans (telkens) mededelingen in soortgelijke bewoordingen heeft verspreid;
Feit 2
op tijdstippen in de periode van 3 augustus 2022 tot en met 2 september 2022 te Tilburg, opzettelijk [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in het openbaar bij geschrift, heeft beledigd, door op verdachtes blog en/of via diverse (sociale) media (onder andere via Twitter) de volgende teksten te plaatsen:
- " Daarom heb ik JAREN vrijwilligerswerk verricht voor narcistische pester l [slachtoffer 1] " en/of
- " Ik vraag me af wie sadistischer is, [slachtoffer 2] , [naam 1] of [slachtoffer 1] " en/of
- " D66 censuur op mijn van achterbakse, netwerk-corrupte TAO-6 cultuurwethouder [slachtoffer 2] " en/of
- " Haar censurerende, bestuurlijke, discriminerende, laffe, achterbakse cyberstalking m.b.v. academisch Matrix netwerk hebben mijn leven compleet vernield" en/of
- " Hoeveel jaren zal het nog duren voordat de Tilburgse discriminerende, censurerende, netwerk-corrupte [slachtoffer 2] " en/of
- " al zou ik elk uur bericht plaatsen over de sadistische netwerkcorruptie van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [naam 3] , [naam 4] , en [naam 5] , aangestuurd door schaduwwethouder [naam 1] die dikke vriendjes is met (trein icoon] PIT-ige STUURMADAME, WHO CARES?!"
althans woorden/teksten van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert, rekening houdend met de over verdachte opgestelde rapportages, aan verdachte op te leggen een taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt in grotere mate dan de officier heeft gedaan, rekening te houden met de persoon van verdachte. Verdachte is duidelijk beperkt belastbaar en de verdediging verzoekt daarom een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Verdachte staat open voor de door de reclassering geadviseerde ambulante behandeling, met uitzondering van de mogelijke kortdurende klinische opname en de verplichte inname van medicatie, en het geadviseerde contactverbod: in 2022 is al een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van vijf jaar opgelegd. Een compleet socialemediaverbod is volgens de verdediging een te drastische maatregel omdat verdachte zich wel op sociale media in algemene zin moet kunnen uiten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan smaadschrift en belediging. Verdachte heeft via diverse sociale media meerdere uitlatingen over [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gedaan. In de huidige samenleving zijn sociale media en internet niet meer weg te denken. Publicaties op het internet zijn eenvoudig benaderbaar, kunnen door iedereen worden gelezen en blijven in beginsel onbeperkt op het internet zichtbaar. De gevolgen van beledigende berichten kunnen daarom verstrekkend zijn. Beide slachtoffers hebben verklaard in hun persoonlijke en zakelijke levenssfeer getroffen te zijn en het risico te lopen dat door de (valse) aantijgingen een verkeerd beeld van hen ontstaat. [slachtoffer 2] heeft haar zorgen geuit over de mogelijke veiligheidsrisico’s die zij daardoor loopt. Volgens [slachtoffer 1] hebben de door verdachte geplaatste berichten mogelijk geleid tot het mislopen van opdrachten en daardoor financiële schade tot gevolg gehad. De rechtbank neemt verdachte haar handelen dan ook kwalijk, zeker omdat in mei 2022 aan verdachte voor dezelfde feiten jegens dezelfde slachtoffers een voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd. Die straf heeft verdachte er helaas niet van weerhouden om opnieuw haar gevoelens en ongenoegen jegens de slachtoffers met het publiek te delen.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de psycholoog van het NIFP van 26 april 2023. Uit dit rapport komt naar voren dat verdachte lijdt aan een waanstoornis en narcistische persoonlijkheidsstoornis. Volgens de psycholoog leidt verdachte al jaren een marginaal maatschappelijk bestaan en heeft zij rigide overtuigingen gekregen over de twee slachtoffers. Verdachte betrekt alles wat de beide slachtoffers doen op zichzelf en heeft de overtuiging dat de slachtoffers haar in de gaten houden en bewust buitensluiten. Omdat de waanstoornis het gedrag van verdachte ten aanzien van de tenlastegelegde feiten wel mede,
maar niet geheel verklaart en ze door haar narcistische persoonlijkheidsstoornis wel gedeeltelijk, maar niet volledig in haar wilsvrijheid werd belemmerd, adviseert de psycholoog de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verder acht de psycholoog oplegging van een ambulante behandeling, en toezicht daarop door de reclassering, in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf geïndiceerd.
Reclasseringsadvies
De reclassering heeft in haar rapport van 28 april 2023 aangegeven zich met het NIFP-rapport te kunnen verenigen en heeft bijzondere voorwaarden geformuleerd die volgens de reclassering zouden moeten worden verbonden aan de eventueel op te leggen (deels) voorwaardelijke straf. De vasthoudendheid van verdachte en de vastberadenheid waarmee zij aangeeft niet te zullen stoppen met haar uitlatingen, vindt de reclassering zorgelijk. De reclassering sluit zich daarom aan bij het advies in het NIFP-rapport om aan verdachte een ambulante behandeling (met mogelijkheid van kortdurende klinische opname), een meldplicht en een voortdurend contactverbod op te leggen.
Straf
Met de deskundigen, de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft. Verdachte heeft ook aangegeven hulp nodig te hebben omdat zij er niet in slaagt om te stoppen met haar uitlatingen, ondanks de door haar vrijwillig ingeschakelde hulp na de veroordeling in mei 2022. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om in dit opzicht het advies van de deskundigen te volgen en aan verdachte de geadviseerde ambulante behandeling op te leggen en toezicht daarop door de reclassering.
De rechtbank is het met de verdediging eens dat voor het opleggen van de voorwaarden van een eventuele kortdurende klinische opname en verplichte medicatie geen aanwijzingen te vinden zijn in het NIFP-rapport. De reclassering benoemt deze voorwaarden weliswaar in haar rapport van 28 april 2023, maar de reclassering heeft verdachte niet recent gesproken. Omdat van een noodzaak tot het opleggen van die voorwaarden niet is gebleken, zal de rechtbank daar niet toe overgaan. Daarnaast is de rechtbank het met de verdediging eens dat het door de psycholoog en de reclassering geadviseerde contactverbod overbodig is, omdat aan verdachte in mei 2022 een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van vijf jaar is opgelegd. Een socialemediaverbod zal door de rechtbank evenmin worden opgelegd omdat verdachte het recht toekomt om zich evenals ieder ander - op normale wijze - via sociale media te kunnen uiten.
De rechtbank is van oordeel dat voor de bewezenverklaarde feiten een taakstraf een passende straf is. De rechtbank zal de taakstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen en om verplichte ambulante behandeling en begeleiding door de reclassering mogelijk te maken. De rechtbank acht het nodig om een langere proeftijd van drie jaar op te leggen. Dat is niet alleen in het belang van verdachte, zodat zij gedurende langere tijd kan worden behandeld en begeleid, maar strekt ook ter bescherming van de maatschappij in het algemeen en de twee slachtoffers in het bijzonder.
Gelet op alle omstandigheden acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren met een proeftijd van drie jaar passend en geboden, met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals hiervoor genoemd.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een schadevergoeding gevorderd van € 1.900,00. [slachtoffer 1] stelt immateriële schade te hebben geleden omdat hij in zijn eer en goede naam is geschaad en hij vermoedelijk financieel is benadeeld door de uitlatingen van verdachte, omdat hij inschat dat hij er zeker opdrachten door misloopt. Ter onderbouwing van de vordering heeft [slachtoffer 1] verwezen naar twee gerechtelijke uitspraken.
De officier van justitie is van mening dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De officier van justitie verzoekt dan ook het gevorderde bedrag toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard: er is onduidelijkheid over de omvang en onderbouwing van de schade. Bovendien is niet duidelijk of, en zo ja welke, (extra) schade de recente feiten hebben veroorzaakt ten opzichte van de schadevergoeding die in mei 2022 is toegewezen. Verdere behandeling van deze vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op
De rechtbank acht de gevorderde schade onvoldoende aannemelijk gemaakt. Uit de onderbouwing van de vordering - ook ter zitting - valt af te leiden dat de vordering ziet op omzet die [slachtoffer 1] zou zijn misgelopen door het handelen van verdachte. [slachtoffer 1] heeft erkend dat hij dit vermoeden niet hard kan maken. Bovendien betreft omzetderving materiele schade, terwijl [slachtoffer 1] immateriële schade heeft gevorderd. De uitspraken waarnaar door [slachtoffer 1] is verwezen zien op niet-vergelijkbare zaken. De rechtbank volgt daarnaast de verdediging in haar verweer dat niet onderbouwd is of en in hoeverre de thans bewezenverklaarde uitlatingen extra schade opleveren ten opzichte van de schade waarvoor in mei 2022 een schadevergoeding aan verdachte is opgelegd. Om verdere vertraging van deze procedure te voorkomen, zal de rechtbank niet de gelegenheid bieden om de ingenomen standpunten nader te laten onderbouwen. Dat zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Hij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 13 mei 2022 gedeeltelijk ten uitvoer zal worden gelegd, in die zin dat een maand ten uitvoer wordt gelegd en wordt omgezet naar een taakstraf van 120 uur. Voor de resterende twee maanden vordert de officier verlenging van de proeftijd met twee jaar.
De verdediging voert aan dat een totale taakstraf van 180 uur teveel is gelet op de belastbaarheid van verdachte. De verdediging verzoekt daarom om twee weken van de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer te leggen en deze om te zetten naar 60 uur taakstraf en de resterende voorwaardelijke gevangenisstraf in stand te laten als signaal dat zij zich aan de opgelegde voorwaarden moet houden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. De rechtbank zal echter, gelet op de persoon van verdachte, de vordering tenuitvoerlegging gedeeltelijk toewijzen. De rechtbank acht tenuitvoerlegging van twee weken van de voorwaardelijke gevangenisstraf en omzetting daarvan in een taakstraf van 60 uur passend en geboden. De proeftijd van de resterende voorwaardelijke gevangenisstraf zal met een jaar worden verlengd.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 261 en 266 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: smaadschrift, meermalen gepleegd
feit 2: belediging, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 (zestig) uur, subsidiair 30 (dertig) dagen vervangende hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;
- bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt op het kantoor van Reclassering Nederland op het adres Ringbaan West 275, 5037 PD Tilburg, of tel. nr. 088-8041505. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door forensische polikliniek Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging, parketnummer 02/332110-21
- gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 mei 2022, te weten 14 dagen gevangenisstraf;
- bepaalt dat deze straf wordt omgezet in een taakstraf voor de duur van 60 uren;
- beveelt, voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 14 dagen;
- bepaalt dat ten aanzien van het resterende deel van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dat de proeftijd wordt verlengd met een jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. van Nieuwkerk, voorzitter, mrs. D. van Kralingen en J.C.A.M. Los, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 mei 2023.