ECLI:NL:RBZWB:2023:3366

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
02-108800-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de invoer van cocaïne en het voorhanden hebben van wapens

Op 17 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van 1600 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren in 1979 en woonachtig in Turkije, werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van cocaïne en het voorhanden hebben van wapens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 27 april 2019 de loods in Dordrecht heeft geopend waar de cocaïne was opgeslagen. De cocaïne was eerder in een container aangetroffen die vanuit Costa Rica naar Nederland was vervoerd. De verdachte had wetenschap van de cocaïne in de container en was de huurder van de loods. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de invoer van cocaïne en het voorhanden hebben van wapens, maar sprak hem vrij van het voorhanden hebben van wapens die verstopt waren in het plafond van de loods. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/108800-21
vonnis van de meervoudige kamer van 17 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] ,
adres te [adres 1] in Turkije,
raadsvrouw mr. O. Saki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 mei 2023. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie
mr. J. Castelein en de raadsvrouw hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Ter zitting is tevens het beslag aan de orde gekomen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van 1600 kilogram cocaïne;
feit 2: wapens, kogelpatronen en patroonhouders voorhanden heeft gehad;
feit 3: twee geluiddempers voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte op 27 april 2019 de loods aan de [adres 2] in Dordrecht (hierna: de loods) heeft geopend. Hierna is de vrachtwagen met daarop de container, die uit Costa Rica naar Nederland was vervoerd en waarin de voorgaande dag 1600 kilogram cocaïne was aangetroffen, de loods binnengereden.
De loods werd in die periode gehuurd door verdachte. Verdachte heeft hiermee een cruciale rol vervuld bij de invoer van cocaïne en kan worden aangemerkt als medepleger. Ten aanzien van feit 2 en 3 heeft verdachte de wapens, kogelpatronen, patroonhouders en geluiddempers, zoals beschreven in de tenlastelegging, voorhanden gehad. Een groot gedeelte van deze goederen is aangetroffen in de loods en verdachte heeft wetenschap gehad van de aanwezigheid van die goederen in de loods: de loods werd gehuurd en gebruikt door verdachte en in de loods zijn meerdere goederen aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met de handel in verdovende middelen. Dergelijke handel gaat vaak gepaard met de aanwezigheid van wapens. Ook kon verdachte over deze wapens beschikken. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd over het wapen, de kogelpatronen en de patroonhouder die op de [adres 3] te Rotterdam zijn aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Verdachte heeft ontkend enige betrokkenheid te hebben gehad bij de ingevoerde container met daarin de cocaïne. Op grond van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat verdachte op 27 april 2019 aanwezig is geweest bij de loods waardoor vrijspraak moet volgen. Dat het niet verdachte is geweest die de deur heeft geopend, blijkt ook uit de verklaring van [naam] en het feit dat de telefoon van verdachte de zendmasten in de buurt van de loods niet heeft aangestraald. Indien de rechtbank wel tot de conclusie komt dat het verdachte is geweest die de loods heeft geopend, kan nog niet worden bewezen dat verdachte wetenschap heeft gehad van de inhoud van de container, zodat ook om die reden vrijspraak moet volgen. Meer subsidiair kan verdachte niet worden aangemerkt als medepleger, wat ook tot vrijspraak moet leiden. Verdachte moet ook worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van de wapens, kogelpatronen, patroonhouders en geluiddempers die zijn aangetroffen in de loods, feit 2 en 3. Dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht heeft gehad over die goederen kan op basis van het dossier niet worden bewezen. Niet kan worden uitgesloten dat de tenlastegelegde goederen zonder medeweten van verdachte in die loods zijn gelegd of dat deze goederen daar al lagen voordat verdachte de loods heeft gehuurd. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het wapen, de kogelpatronen en de patroonhouder, die zijn aangetroffen aan de [adres 3] te Rotterdam, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 26 april 2019 werd op de Maasvlakte 2 in Rotterdam de container met [nummer] (hierna: de container) gecontroleerd. De container was verscheept vanuit Costa Rica (verzendhaven Moin Bay) naar Rotterdam. In de container werden naast dozen met bananen ook pakketten met harddrugs aangetroffen. Dit bleek te gaan om ongeveer 1600 kilogram cocaïne. De cocaïne is uit de container verwijderd en inbeslaggenomen. Er is hierna een hoeveelheid van 10 gram cocaïne in de container teruggeplaatst. De container kwam de volgende dag, 27 april 2019, in beweging. De container met daarin onder andere de 10 gram cocaïne werd vervoerd door een vrachtwagen met oplegger waarop de container was geplaatst. De vrachtwagen is met de container naar Dordrecht gereden en daar omstreeks 15:31 uur gestopt bij de loods aan de [adres 2] . De bestuurder van de vrachtwagen heeft vervolgens gewacht op de persoon met de sleutel van de loods zodat deze geopend kon worden. Nabij de vrachtwagen werd omstreeks 15:37 uur een zwarte Audi A8 geparkeerd. De bestuurder van de Audi is uitgestapt en heeft contact gemaakt met de bestuurder van de vrachtwagen. De bestuurder van de Audi heeft toen eerst de loopdeur van de loods geopend. Vervolgens is van binnenuit de roldeur van de loods geopend zodat de vrachtwagen naar binnen kon rijden. De rechtbank stelt vast dat verdachte ook de persoon is geweest die naast de loopdeur tevens de roldeur van binnenuit heeft geopend. Het is namelijk onlogisch dat iemand anders dit is geweest, immers had de bestuurder van de vrachtwagen dan niet hoeven wachten op iemand met een sleutel van de loods. De vrachtwagen met de container is daarna de loods binnengereden. De bestuurder van de Audi is verder mee de loods ingegaan. Omstreeks 15:54 uur kwam de bestuurder van de Audi de loods uitgerend. Hij is vervolgens met de Audi weggereden. De verbalisanten hebben de loods daarna doorzocht. In de loods werd de container met daarin de 10 gram cocaïne aangetroffen. Daarnaast werden op twee verschillende plekken verboden wapens en daaraan gerelateerde goederen aangetroffen. In de opslag-/cv-ruimte op de eerste verdieping stond op een balk boven het systeemplafond een grote boodschappentas met daarin meerdere wapens, patroonhouders, geluiddempers en kogelpatronen. Daarnaast was in de loods aan de achterzijde van de grote hal een stelling geplaatst. In deze stelling stond een kartonnen doos met daarin vuurwapenholsters en een patroonhouder. Voorts stond in de stelling ook een kunststofbak met daarin twee wapens, patroonhouders en kogelpatronen. Na onderzoek is gebleken dat de loods werd gehuurd door het [bedrijf] op- en overslag en cleaner. Verdachte was eigenaar van dit bedrijf en derhalve huurder van de loods. De (voormalige) woning van verdachte aan de [adres 3] in Rotterdam is tevens doorzocht. In deze woning werden in een jas in de slaapkamer een wapen, een patroonhouder en kogelpatronen aangetroffen.
Verklaring verdachte
Verdachte is door de Turkse autoriteiten verhoord. Hij heeft bekend dat het vuurwapen, de patroonhouder en de kogelpatronen, die zijn aangetroffen in de woning aan de [adres 3] , van hem zijn. Verdachte heeft een ontkennende verklaring afgelegd over de invoer van cocaïne en het voorhanden hebben van de wapens en daaraan gerelateerde goederen die zijn aangetroffen in de loods. Verdachte heeft verklaard dat de loods door hem werd gehuurd en dat hij hier doordeweeks bijna elke dag kwam. Hij zou de enige persoon zijn die over een sleutel van de loods beschikte. Verdachte heeft verklaard dat hij niets te maken heeft gehad met de container en dat hij niet de persoon is geweest die de loop- en roldeur van de loods op 27 april 2019 heeft geopend om de vrachtwagen met container binnen te laten. Ook heeft verdachte verklaard geen wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van wapens en gerelateerde goederen die in de loods zijn aangetroffen.
De invoer van cocaïne (feit 1)
Betrokkenheid verdachte bij de container
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte als huurder van de loods ook de persoon is geweest die op 27 april 2019 de loop- en roldeur van de loods voor de vrachtwagen met de container met cocaïne heeft geopend. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Zoals hierboven beschreven heeft de bestuurder van een zwarte Audi A8 omstreeks 15:38 uur de loopdeur van de loods op 27 april 2019 geopend. Verdachte had op die datum een zwarte Audi A8 met [kenteken] op zijn naam staan. Hij heeft verklaard dat hij in die periode als enige persoon gebruik maakte van deze Audi. Het kenteken van de Audi A8, die op 27 april 2019 naast de loods is gestopt en waarvan de bestuurder is uitgestapt om de deur van de loods te openen, was niet zichtbaar voor de verbalisanten. Daarom is een foto van de Audi A8 van verdachte vergeleken met een foto van de Audi A8 die naast de loods is gestopt. De verbalisant heeft geconstateerd dat deze auto’s meerdere specifieke overeenkomsten vertoonden. Er waren geen verschillen tussen beide voertuigen zichtbaar. Daarnaast hingen nabij de loods ANPR-camera’s. Vanaf de positie van deze camera’s was het met de auto nog twee minuten rijden naar de loods. Op 27 april 2019 om 15:36 uur reed de Audi A8 met [kenteken] , de auto van verdachte, door voornoemde ANPR het industrieterrein op. Rond 15:55 uur reed dit voertuig weer door de ANPR het industrieterrein af. Deze tijdstippen komen overeen met de tijdstippen dat de bestuurder van de zwarte Audi A8 is gestopt bij de loods en de deur heeft geopend en vervolgens weer is weggereden. Gelet op het voorgaande in samenhang bezien met het feit dat verdachte de loods huurde en de enige was met een sleutel hiervan, acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 27 april 2019 de loop- en roldeur van de loods heeft geopend waar de container met cocaïne naar binnen is gereden.
Wetenschap inhoud container
De rechtbank is van oordeel dat ook bewezen kan worden dat verdachte wetenschap had van de cocaïne in de container. Hierbij stelt de rechtbank voorop dat, buiten de politie en het Openbaar Ministerie, niemand op de hoogte was van het feit dat de cocaïne uit de container was verwijderd voordat deze het haventerrein in Rotterdam verliet. De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk dat importeurs van een partij verdovende middelen van 1600 kilogram cocaïne met een straatwaarde van ongeveer 80 miljoen euro, het risico willen lopen dat die verdovende middelen in handen komen van een onwetende ontvanger.
Dat verdachte geen onwetende derde persoon was, leidt de rechtbank verder af uit het feit dat verdachte, nadat hij de loop- en roldeur had geopend, ongeveer twintig minuten in de loods is geweest. Niet is gebleken dat het bedrijf van verdachte zich op enigerlei wijze bezig hield met het transport van of de import of handel in bananen. De temperatuur in de loods was 17 graden en de loods was niet geschikt noch ingericht voor de opslag van bananen, die gekoeld bewaard dienen te worden. In dat kader is het zeer opvallend dat in de loods twee pallets stonden met daarop ongeveer 90 dozen met daarin bananen. Hieruit kan worden afgeleid dat het dus kennelijk de bedoeling was om de twee pallets met dozen met bananen in de loods om te wisselen met de twee pallets met dozen met cocaïne in de container. De rechtbank weegt voorts mee dat het zeer verdacht is dat verdachte direct nadat de politie de container heeft ontdekt naar Turkije is vertrokken.
Gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien en naar hun uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld, kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van het feit dat in de container een hoeveelheid cocaïne verborgen zat.
(Verlengde) invoer
Uit de tekst van artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet in verbinding met artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet volgt dat als strafbare vorm van het invoeren van verdovende middelen niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen zelf wordt begrepen, maar ook het verrichten van handelingen die zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of de overdracht van verdovende middelen na de feitelijke invoer. Verdachte heeft de loop- en roldeur van de loods geopend zodat de vrachtwagen met de container naar binnen kon rijden. Het was de bedoeling om in de loods de pallets met dozen met cocaïne te verwisselen met de in de loods aanwezige pallets met dozen met bananen. De rechtbank is van oordeel dat dit handelingen zijn die in ieder geval zien op de ontvangst van de vanuit Costa Rica ingevoerde cocaïne. Aangezien de handelingen van verdachte uitsluitend hebben plaatsgevonden nadat de 1600 kilogram cocaïne uit de container was verwijderd, hebben deze handelingen uitsluitend betrekking op de teruggeplaatste hoeveelheid cocaïne van 10 gram en niet op de totale tenlastegelegde hoeveelheid. De rechtbank zal derhalve de invoer van “een hoeveelheid” cocaïne bewezen verklaren.
Medeplegen
Verdachte kan op grond van de bewijsmiddelen worden aangemerkt als de ontvanger van de vanuit Costa Rica ingevoerde cocaïne. Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Alle handelingen vanaf het plaatsen van de cocaïne in de container in Costa Rica tot aan het ontvangen van de cocaïne in de loods in Dordrecht, tonen een gezamenlijke uitvoering die vooraf moet zijn afgestemd.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van een hoeveelheid cocaïne.
Het voorhanden hebben van de wapens en daaraan gerelateerde goederen (feit 2 en 3)
Wapen, patroonhouder en kogelpatronen aangetroffen in de woning aan de [adres 3]
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, bewezen dat verdachte een wapen, een patroonhouder en kogelpatronen, zoals omschreven onder de gedachtestreepjes 4 en 5 van feit 2, voorhanden heeft gehad.
Wapens, patroonhouders, kogelpatronen en geluiddempers aangetroffen in de loods
Zoals hierboven omschreven zijn in de loods op twee verschillende plekken wapens en daaraan gerelateerde goederen aangetroffen. Met betrekking tot de twee wapens, drie patroonhouders en kogelpatronen die zijn aangetroffen in een doos en een bak achterin de loods in de stelling, overweegt de rechtbank als volgt. Deze goederen stonden in de door verdachte gehuurde loods, waar hij naar eigen zeggen bijna elke dag kwam. De doos en bak met daarin de goederen stonden op een zichtbare plaats in de loods, waardoor het niet anders kan zijn dan dat verdachte deze heeft gezien en derhalve wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid daarvan. Ook heeft verdachte hierover beschikkingsmacht gehad, omdat de goederen in zijn loods lagen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de twee wapens van het merk ZVS, type P20, drie patroonhouders en kogelpatronen, zoals omschreven onder gedachtestreepjes 2 en 3 van feit 2, voorhanden heeft gehad.
De omstandigheden die de rechtbank redengevend acht om te kunnen vaststellen dat verdachte wetenschap heeft gehad van de wapens, patroonhouders en kogelpatronen in de stelling achterin de loods, gelden niet voor de wapens, patroonhouders, kogelpatronen en geluiddempers die zijn aangetroffen in een tas in het plafond. Deze goederen waren juist verstopt en dus niet zichtbaar. Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte van deze goederen in het plafond wetenschap heeft gehad. Verdachte zal van het voorhanden hebben van deze goederen worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in totaal drie wapens, vier patroonhouders en kogelpatronen voorhanden gehad. Verdachte wordt vrijgesproken van het voorhanden hebben van de wapens, patroonhouders, kogelpatronen en geluiddempers die in het plafond in de loods zijn aangetroffen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1in de periode van 26 april 2019 tot en met 27 april 2019 te Rotterdam en/of Dordrecht tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
op 27 april 2019 te Dordrecht
in een bedrijfsloods, gelegen aan de [adres 2] te Dordrecht
- meer vuurwapens van categorie III te weten twee pistolen van het merk ZVS, type P20 (goednummer 2029887 en 2029878) met bijbehorende patroonhouders en een patroonhouder van het merk Glock (goednummer 2929256)
en
- munitie van categorie III, te weten 16 patronen (goednummer 2039139) en 16 patronen (goednummer 2039138)
en
in een woning, gelegen aan de [adres 3] te Rotterdam
- een vuurwapen van categorie III te weten een pistool, merk MSM ZVS, type P20 (goednummer 2028535) met bijbehorende patroonhouder (goednummer 2028538)
en
- munitie van categorie III, te weten in totaal 14, in elk geval één of meer patronen (goednummer 2029242)
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van negen jaar en zes maanden en daarnaast een geldboete van € 40.000,--. De officier van justitie is hierbij uitgegaan van de straffen die de OM-richtlijnen voor de bewezenverklaarde feiten voorschrijven. In strafmatigende zin heeft de officier van justitie rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij verblijft - vanaf april 2019 - in Turkije om daar voor zijn moeder en zieke vader te zorgen. Zijn ouders kunnen hem niet missen en niemand anders van de familie kan de zorg voor hen op zich nemen. Daarnaast beschikt verdachte over een blanco strafblad en is de redelijke termijn overschreden. De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een forse taakstraf op te leggen met daarnaast eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van een hoeveelheid cocaïne, die verborgen zat in een container afkomstig uit Costa Rica. Hoewel slechts bewezen is verklaard dat verdachte betrokken is geweest bij de verlengde invoer van een hoeveelheid (10 gram) cocaïne, het teruggeplaatste monster, zal de rechtbank bij de strafoplegging rekening houden met de omstandigheid dat het plan van verdachte en zijn mededaders was gericht op de invoer van 1600 kilogram cocaïne. Dat is immers de hoeveelheid cocaïne die door de Nederlandse autoriteiten in Rotterdam in de voor verdachte bestemde container is aangetroffen. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit. Door de invoer van een dergelijke grote hoeveelheid cocaïne heeft verdachte zich begeven op het terrein van de internationale handel in verdovende middelen, waarmee hij een bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Cocaïne is een zeer verslavende harddrug die schadelijk is voor de volksgezondheid. De aangetroffen hoeveelheid van 1600 kilogram is dermate groot dat deze partij bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. Met de handel in cocaïne wordt veel geld verdiend en de hele productie-, transport- en verkoopketen - gaat gepaard met vele vormen van (ernstige) criminaliteit, waaronder liquidaties. Verdachte heeft zich door deze voorzienbare gevolgen kennelijk niet laten weerhouden en was, naar mag worden aangenomen, slechts uit op eigen financieel gewin. Hij heeft geen enkele vorm van verantwoordelijkheid genomen, aangezien verdachte meteen na ontdekking van de container in zijn loods naar Turkije is vertrokken en tot op de dag van de zitting niet naar Nederland is teruggekeerd.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van wapens, patroonhouders en kogelpatronen. Dit leidt niet alleen tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving, maar vormt ook een concreet gevaar: de ervaring leert immers dat het bezit van wapens vaak leidt tot het daadwerkelijke gebruik ervan.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Wel zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank ten aanzien van de wapens en de daaraan gerelateerde goederen tot een andere bewezenverklaring komt. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte meegewogen dat de redelijke termijn in deze zaak is geschonden. Verdachte is door de Turkse autoriteiten verhoord op 25 november 2020 en is toen bevraagd over de cocaïne en de wapens. Die dag geldt als de dag waarop de termijn is aangevangen omdat verdachte vanaf dat moment kon verwachten dat strafvervolging tegen hem zou worden ingesteld. Op 17 mei 2023 wordt het vonnis gewezen. Er zijn dan ongeveer twee jaar en zes maanden verstreken, wat betekent dat de redelijke termijn met bijna zes maanden is overschreden.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar passend en geboden.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen voorwerpen (wapens, patroonhouders, geluiddempers, holsters en kogelpatronen) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat deze voorwerpen bij het onderzoek naar de tenlastegelegde feiten zijn aangetroffen, terwijl deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit onder 3;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van acht (8) jaar;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* 1 STK Pistool (G2028535);
* 1 STK Patroonhouder (G2028538);
* 14 STK Munitie (G2029242);
* 1 STK Wapen (G2029224);
* 1 STK Wapen (G2029238);
* 1 STK Wapen (G2033068);
* 1 STK Munitie (G2039131);
* 1 STK Pistool (G209247);
* 8 STK Munitie (G2039096);
* 1 STK Wapen (G2029251);
* 45 STK Munitie (G2029252);
* 1 STK Munitie (G2029254);
* 3 STK Patroonhouder (G2029256);
* 43 STK Munitie (G2039136);
* 1 STK Pistool (G2029878);
* 16 STK Munitie (G2039138);
* 1 STK Pistool (G2029887);
* 16 STK Munitie (G2039139);
* 3 STK Holster (G2029897);
* 1 STK Patroonhouder (G2039135);
* 1 STK Wapen (G2033074).
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 mei 2023.