4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 26 april 2019 werd op de Maasvlakte 2 in Rotterdam de container met [nummer] (hierna: de container) gecontroleerd. De container was verscheept vanuit Costa Rica (verzendhaven Moin Bay) naar Rotterdam. In de container werden naast dozen met bananen ook pakketten met harddrugs aangetroffen. Dit bleek te gaan om ongeveer 1600 kilogram cocaïne. De cocaïne is uit de container verwijderd en inbeslaggenomen. Er is hierna een hoeveelheid van 10 gram cocaïne in de container teruggeplaatst. De container kwam de volgende dag, 27 april 2019, in beweging. De container met daarin onder andere de 10 gram cocaïne werd vervoerd door een vrachtwagen met oplegger waarop de container was geplaatst. De vrachtwagen is met de container naar Dordrecht gereden en daar omstreeks 15:31 uur gestopt bij de loods aan de [adres 2] . De bestuurder van de vrachtwagen heeft vervolgens gewacht op de persoon met de sleutel van de loods zodat deze geopend kon worden. Nabij de vrachtwagen werd omstreeks 15:37 uur een zwarte Audi A8 geparkeerd. De bestuurder van de Audi is uitgestapt en heeft contact gemaakt met de bestuurder van de vrachtwagen. De bestuurder van de Audi heeft toen eerst de loopdeur van de loods geopend. Vervolgens is van binnenuit de roldeur van de loods geopend zodat de vrachtwagen naar binnen kon rijden. De rechtbank stelt vast dat verdachte ook de persoon is geweest die naast de loopdeur tevens de roldeur van binnenuit heeft geopend. Het is namelijk onlogisch dat iemand anders dit is geweest, immers had de bestuurder van de vrachtwagen dan niet hoeven wachten op iemand met een sleutel van de loods. De vrachtwagen met de container is daarna de loods binnengereden. De bestuurder van de Audi is verder mee de loods ingegaan. Omstreeks 15:54 uur kwam de bestuurder van de Audi de loods uitgerend. Hij is vervolgens met de Audi weggereden. De verbalisanten hebben de loods daarna doorzocht. In de loods werd de container met daarin de 10 gram cocaïne aangetroffen. Daarnaast werden op twee verschillende plekken verboden wapens en daaraan gerelateerde goederen aangetroffen. In de opslag-/cv-ruimte op de eerste verdieping stond op een balk boven het systeemplafond een grote boodschappentas met daarin meerdere wapens, patroonhouders, geluiddempers en kogelpatronen. Daarnaast was in de loods aan de achterzijde van de grote hal een stelling geplaatst. In deze stelling stond een kartonnen doos met daarin vuurwapenholsters en een patroonhouder. Voorts stond in de stelling ook een kunststofbak met daarin twee wapens, patroonhouders en kogelpatronen. Na onderzoek is gebleken dat de loods werd gehuurd door het [bedrijf] op- en overslag en cleaner. Verdachte was eigenaar van dit bedrijf en derhalve huurder van de loods. De (voormalige) woning van verdachte aan de [adres 3] in Rotterdam is tevens doorzocht. In deze woning werden in een jas in de slaapkamer een wapen, een patroonhouder en kogelpatronen aangetroffen.
Verklaring verdachte
Verdachte is door de Turkse autoriteiten verhoord. Hij heeft bekend dat het vuurwapen, de patroonhouder en de kogelpatronen, die zijn aangetroffen in de woning aan de [adres 3] , van hem zijn. Verdachte heeft een ontkennende verklaring afgelegd over de invoer van cocaïne en het voorhanden hebben van de wapens en daaraan gerelateerde goederen die zijn aangetroffen in de loods. Verdachte heeft verklaard dat de loods door hem werd gehuurd en dat hij hier doordeweeks bijna elke dag kwam. Hij zou de enige persoon zijn die over een sleutel van de loods beschikte. Verdachte heeft verklaard dat hij niets te maken heeft gehad met de container en dat hij niet de persoon is geweest die de loop- en roldeur van de loods op 27 april 2019 heeft geopend om de vrachtwagen met container binnen te laten. Ook heeft verdachte verklaard geen wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van wapens en gerelateerde goederen die in de loods zijn aangetroffen.
De invoer van cocaïne (feit 1)
Betrokkenheid verdachte bij de container
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte als huurder van de loods ook de persoon is geweest die op 27 april 2019 de loop- en roldeur van de loods voor de vrachtwagen met de container met cocaïne heeft geopend. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Zoals hierboven beschreven heeft de bestuurder van een zwarte Audi A8 omstreeks 15:38 uur de loopdeur van de loods op 27 april 2019 geopend. Verdachte had op die datum een zwarte Audi A8 met [kenteken] op zijn naam staan. Hij heeft verklaard dat hij in die periode als enige persoon gebruik maakte van deze Audi. Het kenteken van de Audi A8, die op 27 april 2019 naast de loods is gestopt en waarvan de bestuurder is uitgestapt om de deur van de loods te openen, was niet zichtbaar voor de verbalisanten. Daarom is een foto van de Audi A8 van verdachte vergeleken met een foto van de Audi A8 die naast de loods is gestopt. De verbalisant heeft geconstateerd dat deze auto’s meerdere specifieke overeenkomsten vertoonden. Er waren geen verschillen tussen beide voertuigen zichtbaar. Daarnaast hingen nabij de loods ANPR-camera’s. Vanaf de positie van deze camera’s was het met de auto nog twee minuten rijden naar de loods. Op 27 april 2019 om 15:36 uur reed de Audi A8 met [kenteken] , de auto van verdachte, door voornoemde ANPR het industrieterrein op. Rond 15:55 uur reed dit voertuig weer door de ANPR het industrieterrein af. Deze tijdstippen komen overeen met de tijdstippen dat de bestuurder van de zwarte Audi A8 is gestopt bij de loods en de deur heeft geopend en vervolgens weer is weggereden. Gelet op het voorgaande in samenhang bezien met het feit dat verdachte de loods huurde en de enige was met een sleutel hiervan, acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 27 april 2019 de loop- en roldeur van de loods heeft geopend waar de container met cocaïne naar binnen is gereden.
Wetenschap inhoud container
De rechtbank is van oordeel dat ook bewezen kan worden dat verdachte wetenschap had van de cocaïne in de container. Hierbij stelt de rechtbank voorop dat, buiten de politie en het Openbaar Ministerie, niemand op de hoogte was van het feit dat de cocaïne uit de container was verwijderd voordat deze het haventerrein in Rotterdam verliet. De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk dat importeurs van een partij verdovende middelen van 1600 kilogram cocaïne met een straatwaarde van ongeveer 80 miljoen euro, het risico willen lopen dat die verdovende middelen in handen komen van een onwetende ontvanger.
Dat verdachte geen onwetende derde persoon was, leidt de rechtbank verder af uit het feit dat verdachte, nadat hij de loop- en roldeur had geopend, ongeveer twintig minuten in de loods is geweest. Niet is gebleken dat het bedrijf van verdachte zich op enigerlei wijze bezig hield met het transport van of de import of handel in bananen. De temperatuur in de loods was 17 graden en de loods was niet geschikt noch ingericht voor de opslag van bananen, die gekoeld bewaard dienen te worden. In dat kader is het zeer opvallend dat in de loods twee pallets stonden met daarop ongeveer 90 dozen met daarin bananen. Hieruit kan worden afgeleid dat het dus kennelijk de bedoeling was om de twee pallets met dozen met bananen in de loods om te wisselen met de twee pallets met dozen met cocaïne in de container. De rechtbank weegt voorts mee dat het zeer verdacht is dat verdachte direct nadat de politie de container heeft ontdekt naar Turkije is vertrokken.
Gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien en naar hun uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld, kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van het feit dat in de container een hoeveelheid cocaïne verborgen zat.
(Verlengde) invoer
Uit de tekst van artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet in verbinding met artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet volgt dat als strafbare vorm van het invoeren van verdovende middelen niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen zelf wordt begrepen, maar ook het verrichten van handelingen die zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of de overdracht van verdovende middelen na de feitelijke invoer. Verdachte heeft de loop- en roldeur van de loods geopend zodat de vrachtwagen met de container naar binnen kon rijden. Het was de bedoeling om in de loods de pallets met dozen met cocaïne te verwisselen met de in de loods aanwezige pallets met dozen met bananen. De rechtbank is van oordeel dat dit handelingen zijn die in ieder geval zien op de ontvangst van de vanuit Costa Rica ingevoerde cocaïne. Aangezien de handelingen van verdachte uitsluitend hebben plaatsgevonden nadat de 1600 kilogram cocaïne uit de container was verwijderd, hebben deze handelingen uitsluitend betrekking op de teruggeplaatste hoeveelheid cocaïne van 10 gram en niet op de totale tenlastegelegde hoeveelheid. De rechtbank zal derhalve de invoer van “een hoeveelheid” cocaïne bewezen verklaren.
Medeplegen
Verdachte kan op grond van de bewijsmiddelen worden aangemerkt als de ontvanger van de vanuit Costa Rica ingevoerde cocaïne. Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Alle handelingen vanaf het plaatsen van de cocaïne in de container in Costa Rica tot aan het ontvangen van de cocaïne in de loods in Dordrecht, tonen een gezamenlijke uitvoering die vooraf moet zijn afgestemd.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van een hoeveelheid cocaïne.
Het voorhanden hebben van de wapens en daaraan gerelateerde goederen (feit 2 en 3)
Wapen, patroonhouder en kogelpatronen aangetroffen in de woning aan de [adres 3]
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, bewezen dat verdachte een wapen, een patroonhouder en kogelpatronen, zoals omschreven onder de gedachtestreepjes 4 en 5 van feit 2, voorhanden heeft gehad.
Wapens, patroonhouders, kogelpatronen en geluiddempers aangetroffen in de loods
Zoals hierboven omschreven zijn in de loods op twee verschillende plekken wapens en daaraan gerelateerde goederen aangetroffen. Met betrekking tot de twee wapens, drie patroonhouders en kogelpatronen die zijn aangetroffen in een doos en een bak achterin de loods in de stelling, overweegt de rechtbank als volgt. Deze goederen stonden in de door verdachte gehuurde loods, waar hij naar eigen zeggen bijna elke dag kwam. De doos en bak met daarin de goederen stonden op een zichtbare plaats in de loods, waardoor het niet anders kan zijn dan dat verdachte deze heeft gezien en derhalve wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid daarvan. Ook heeft verdachte hierover beschikkingsmacht gehad, omdat de goederen in zijn loods lagen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de twee wapens van het merk ZVS, type P20, drie patroonhouders en kogelpatronen, zoals omschreven onder gedachtestreepjes 2 en 3 van feit 2, voorhanden heeft gehad.
De omstandigheden die de rechtbank redengevend acht om te kunnen vaststellen dat verdachte wetenschap heeft gehad van de wapens, patroonhouders en kogelpatronen in de stelling achterin de loods, gelden niet voor de wapens, patroonhouders, kogelpatronen en geluiddempers die zijn aangetroffen in een tas in het plafond. Deze goederen waren juist verstopt en dus niet zichtbaar. Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte van deze goederen in het plafond wetenschap heeft gehad. Verdachte zal van het voorhanden hebben van deze goederen worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in totaal drie wapens, vier patroonhouders en kogelpatronen voorhanden gehad. Verdachte wordt vrijgesproken van het voorhanden hebben van de wapens, patroonhouders, kogelpatronen en geluiddempers die in het plafond in de loods zijn aangetroffen.