ECLI:NL:RBZWB:2023:3370

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 21_5711
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K.T. Ghaffari, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 18 november 2021, waarin de aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. Eiseres, die als schoonmaakster werkte, was sinds 25 maart 2019 arbeidsongeschikt en had op 28 december 2020 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV weigerde de uitkering op basis van de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Tijdens de zitting op 25 mei 2022, waar eiseres aanwezig was, maar het UWV niet, werd het onderzoek gesloten. De rechtbank heropende het onderzoek op 31 mei 2022 om een deskundige te laten rapporteren over de medische situatie van eiseres.

De deskundige concludeerde dat eiseres meer beperkingen had dan het UWV had aangenomen, met name ten aanzien van het bedienen van gevaarlijke machines en het besturen van voertuigen. De rechtbank oordeelde dat de motivering van de deskundige overtuigend was en dat de FML van 27 januari 2023 de juiste weergave van de belastbaarheid van eiseres was. De rechtbank oordeelde dat eiseres in staat was om bepaalde functies te vervullen, maar dat het UWV ten onrechte de WIA-uitkering had geweigerd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed en het UWV werd veroordeeld tot betaling van proceskosten.

Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten op 11 mei 2023 en openbaar gemaakt. Eiseres kan binnen zes weken hoger beroep aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5711 WIA

uitspraak van 11 mei 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 november 2021 (het bestreden besluit) van het UWV over de weigering aan haar een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 25 mei 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich niet laten vertegenwoordigen. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
Bij beslissing van 31 mei 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om een deskundige nader onderzoek te laten verrichten.
Op 19 december 2022 heeft de deskundige, verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] van [naam bedrijf] , een rapport uitgebracht. Eiseres heeft bij brief van 31 januari 2023 op dit rapport gereageerd. Van de zijde van het UWV is op 15 februari 2023 gereageerd.
Partijen hebben aangegeven geen nadere zitting te wensen. De rechtbank heeft vervolgens op 20 april 2023 het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1.1
Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als schoonmaakster. Voor dat werk is zij op 25 maart 2019 uitgevallen. Eiseres heeft op 28 december 2020 een WIA-uitkering aangevraagd.
1.2
Het UWV heeft met het besluit van 9 maart 2021 (primair besluit) geweigerd per 22 maart 2021 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.3
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
2.1
Het bestreden besluit is gebaseerd op een rapportage van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
2.2
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier van eiseres bestudeerd en haar gezien op de hoorzitting van 12 november 2021. De verzekeringsarts b&b merkt op dat de evenwichtsproblemen duidelijk te objectiveren zijn, zowel bij houdingsveranderingen als bij lopen. Volgens de verzekeringsarts b&b is er geen reden om een aanvullende beperking op werken met gevaarlijke machines en voorwerpen aan te nemen, nu eiseres wel kan autorijden. Daarnaast weet eiseres in welke situaties zij duizelig wordt en kan zij deze situaties goed vermijden. De beperkingen ten aanzien van op hoogtes werken en snelle hoofdbewegingen vindt de verzekeringsarts b&b afdoende. Op grond van eigen waarneming vindt de verzekeringsarts b&b wel een onderbouwing voor de geclaimde beperking ten aanzien van lopen tijdens werk en frequent buigen. De verzekeringsarts b&b ziet geen
aanleiding om naast de reeds vastgestelde beperkingen een urenbeperking aan te nemen.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 12 november 2021.
3. Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij meer beperkt is dan door het UWV is aangenomen. Vanwege duizeligheidsklachten is ten onrechte geen beperking aangenomen ten aanzien van het werken met gevaarlijke machines en/of voorwerpen en autorijden. Verder heeft eiseres naar voren gebracht dat een urenbeperking van maximaal 10 uur per week geïndiceerd is op energetische gronden of uit preventief oogpunt.
4.1
De rechtbank heeft aanleiding gezien een deskundige in te schakelen. De deskundige [naam verzekeringsarts] heeft gerapporteerd dat er naar haar mening grond is voor aanvullende beperkingen, namelijk in rubriek 1 (geen gevaarlijke machines bedienen, niet op hoogtes, kan niet snel wegkomen bij gevaar). Verder heeft zij aangegeven dat eiseres niet of beperkt beroepsmatig een voertuig kan besturen en dat zij niet beweegbare machines kan bedienen. Ook dient een beperking te worden aangenomen met betrekking tot het aspect geluidsbelasting. [naam verzekeringsarts] kan instemmen met het standpunt van het UWV dat eiseres op datum in geding in staat was tenminste 40 uur per week te werken.
4.2
Eiseres kan zich vinden in de vaststelling van [naam verzekeringsarts] dat op datum in geding sprake was van aanvullende/verdergaande beperkingen dan aangenomen door het UWV. Zij is het echter niet eens met het standpunt van [naam verzekeringsarts] dat er geen argumenten zijn voor een urenbeperking.
4.3
In zijn rapportage van 27 januari 2023 heeft de verzekeringsarts b&b aangegeven dat hij zich kan vinden in het oordeel van de deskundige. De FML is op 27 januari 2023 aangepast.
5. Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door haar ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige haar overtuigend voorkomt. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich hier voor. De motivering van de deskundige is overtuigend. Het uitgebrachte rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Ook heeft de deskundige voldoende toegelicht waarom een urenbeperking niet aan de orde is. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor een andere conclusie over de medische belastbaarheid van eiseres dan vermeld in de FML van 27 januari 2023.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
6. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is de rechtbank van oordeel dat eiseres met inachtneming van de FML van 27 januari 2023 in staat moet worden geacht de geduide functies van productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), administratief medewerker (document scannen) (Sbc-code 315133) en wikkelaar (nieuw en revisie) (Sbc-code 267053) te vervullen. De rechtbank verwijst naar de rapportages van de arbeidsdeskundige b&b van 17 november 2021 en van 14 februari 2023
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
7. Het verlies aan verdienvermogen is door het UWV berekend op 3,17%. Eiseres heeft geen gronden naar voren gebracht tegen de berekening van het verdienvermogen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding deze berekening voor onjuist te houden. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV terecht geweigerd per 22 maart 2021 een WIA-uitkering aan eiseres toe te kennen.

Conclusie en gevolgen

8. Nu pas in beroep het bestreden besluit van een juiste motivering is voorzien, moet het bestreden besluit worden vernietigd. Gelet op wat in deze uitspraak is overwogen bestaat aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten.
9. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed. De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 837,-- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 49,-- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 2.092,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 11 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
de griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.