ECLI:NL:RBZWB:2023:3371

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 21_3429
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake loongerelateerde WGA-uitkering en duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 11 mei 2023, wordt de zaak behandeld van een eigen risicodrager die bezwaar heeft gemaakt tegen een besluit van het UWV. Het UWV had op 23 november 2020 aan de werkneemster een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, met een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Eiseres, de werkgever van de werkneemster, heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres stelt dat er geen medische onderbouwing is voor de conclusie dat de werkneemster in de toekomst kan herstellen, en dat de verzekeringsarts onvoldoende contact heeft gehad met de behandelend artsen.

De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak geoordeeld dat het UWV onvoldoende onderzoek heeft gedaan en dat de motivering van het bestreden besluit gebrekkig is. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om de gebreken in het besluit te herstellen binnen acht weken. De rechtbank heeft ook aangegeven dat als het UWV geen gebruik maakt van deze gelegenheid, dit binnen twee weken aan de rechtbank moet worden meegedeeld. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, inclusief de beslissing over de vergoeding van griffierecht en proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging door de verzekeringsarts en de noodzaak van een goede onderbouwing van de verwachtingen omtrent herstel van de werkneemster. De rechtbank heeft de verzekeringsarts opgedragen om contact op te nemen met de behandelaars van de werkneemster om duidelijkheid te krijgen over de behandelingen en de te verwachten resultaten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Bergen op Zoom
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/3429 WIA T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres,

(gemachtigde: mr. B.J. Bloemendal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: mr. M. Reitsma).

Procesverloop

Het UWV heeft met het besluit van 23 november 2020 aan [naam werkneemster] (de werkneemster) met ingang van 18 augustus 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%
Met het bestreden besluit van 9 juli 2021 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dit besluit gebleven.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De werkneemster heeft geen toestemming verleend om eiseres kennis te laten nemen van stukken die medische gegevens bevatten. Met de beslissing van 14 maart 2023 heeft de rechtbank, met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bepaald dat eiseres van nader genoemde stukken geen kennis mag nemen en dat kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 op zitting behandeld, gelijktijdig met het beroep van eiseres met zaaknummer 21/1999. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het UWV.

Inleiding

1.1
Eiseres is een eigen risicodrager. De werkneemster is met ingang van 1 juni 2017 bij haar werkzaam geweest als inkoper. Op 21 augustus 2018 is de werkneemster uitgevallen. Het dienstverband is middels een vaststellingsovereenkomst met ingang van 1 oktober 2019 beëindigd.
1.2
Met het besluit van 23 november 2020 heeft het UWV aan de werkneemster met ingang van 18 augustus 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.3
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.4
Met het bestreden besluit heeft het UWV dit bezwaar ongegrond verklaard.

Beroep

2. Eiseres voert aan dat het enkele feit dat er behandelmogelijkheden bestaan niet betekent dat op grond van die mogelijkheden verbetering van de belastbaarheid valt te verwachten. De werkneemster heeft eerder behandelingen ondergaan en medicijnen gebruikt, zonder dat dat heeft geleid tot een verbetering van de belastbaarheid. Integendeel, de werkneemster heeft aangegeven dat het alleen meer slechter gaat.
Er zijn geen medische argumenten op basis waarvan het UWV kan stellen dat behandelmogelijkheden zullen leiden tot verbetering van de belastbaarheid. Nu het UWV dit medisch niet kan onderbouwen en zijn motivering beperkt is tot de constatering dat verbetering niet uitgesloten is, had het UWV moeten concluderen dat de arbeidsbeperkingen duurzaam zijn. Een afdoende medische onderbouwing dat behandelingen leiden tot een verbetering van de belastbaarheid binnen een periode van 5 jaar ontbreekt.
Het had volgens eiseres op de weg van de verzekeringsartsen gelegen om contact te hebben met de behandelend sector, nu sprake is van een zeer complex en deels nog verder te onderzoeken ziektebeeld met forse beperkingen.

Juridisch kader

3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

4.1
De rechtbank beoordeelt in dit beroep of het UWV terecht aan de werkneemster een loongerelateerde WGA-uitkering heeft toegekend, omdat de beperkingen van de werkneemster niet duurzaam zijn. De datum in geding is 18 augustus 2020.
4.2
Het UWV heeft zich gebaseerd op een rapportage van verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) [naam verzekeringsarts b&b] van 23 juni 2021. Zij heeft gerapporteerd dat er bij de werkneemster per einde wachttijd sprake is van meerdere de belastbaarheid beperkende aandoeningen, maar die zijn niet medisch volledig verklaard. De werkneemster heeft tot de ziekmelding in augustus 2018 met haar aandoeningen haar werk kunnen doen. Na verergering heeft zij haar werk moeten staken. Volgens de verzekeringsarts b&b bestaan voor alle aandoeningen waar de werkneemster aan lijdt behandelmogelijkheden, waardoor verbetering van de functionele mogelijkheden mogelijk is. De aanpak lijkt door de coronamaatregelen gestagneerd en onderzoeken staan nog op het programma. De verzekeringsarts b&b stelt dat er geen ziektebeelden zonder behandelingsmogelijkheden zijn (stap 1). Behandelingen zijn gaande en deels effectief. Er kan dus niet worden geconcludeerd dat verbetering van de belastbaarheid uitgesloten is. Er kan geen keuze tussen een ‘redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden’ (stap 2.a) en ‘verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten’ (stap 2.b) worden gemaakt omdat nog niet alle klachten afdoende zijn verklaard, verdere diagnostiek aan de orde is en nog op het programma staat. Nu voor de keuze tussen 2.a en 2.b doorslaggevende argumenten ontbreken, dient uit te worden gegaan van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden. Er is dan geen sprake van duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen.
4.3
Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] volgt dat het bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen gaat om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie en om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde, in het eerste jaar en daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. In het geval de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
4.4
De verzekeringsarts b&b stelt dat voor alle aandoeningen van de werkneemster behandelmogelijkheden zijn waardoor verbetering van de functionele mogelijkheden mogelijk is. Voor de rechtbank is niet duidelijk welke behandelingen bij de werkneemster zouden kunnen worden ingezet, welke resultaten hiervan zouden kunnen worden verwacht en binnen welke termijn deze zouden kunnen worden verwacht. De verzekeringsarts b&b stelt verder dat behandelingen gaande zijn en deels effectief. Nu een verdere toelichting ontbreekt, is voor de rechtbank niet duidelijk op welke behandelingen wordt gedoeld en waarop de conclusie dat deze behandelingen deels effectief zijn is gebaseerd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de overwegingen van de verzekeringsarts b&b te algemeen en onvoldoende toegespitst op de situatie van en de te verwachten behandelresultaten voor de werkneemster.
4.5
Gelet op overweging 4.4 heeft een deugdelijke afweging als beschreven in 4.3 niet plaatsgevonden. Deze afweging zal alsnog moeten plaatsvinden. Hiertoe dient de verzekeringsarts b&b contact op te nemen met de behandelaars van de werkneemster, zodat duidelijk wordt wat de behandelingen inhouden en of verbetering van de functionele mogelijkheden van de werkneemster viel te verwachten ten aanzien van de datum in geding en in welke mate
.Dit te meer nu de verzekeringsarts b&b ook stelt dat nog niet alle klachten afdoende zijn verklaard hetgeen in tegenspraak lijkt te zijn met haar stelling dat voor alle aandoeningen behandelmogelijkheden zijn.

Conclusie en gevolgen

5.1
Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit berust op onvoldoende onderzoek en een gebrekkige motivering bevat, zodat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
5.2
Om te kunnen komen tot een definitieve beslechting van het geschil ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:51d van de Awb het UWV opdracht te geven deze gebreken in het bestreden besluit te herstellen. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV de gebreken kan herstellen bepalen op acht weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
5.3
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 11 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Artikel 4
1. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
2. In het eerste lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
3. Onder duurzaam wordt mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Artikel 47
1. Recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering (IVA) ontstaat voor de verzekerde die ziek wordt indien:
a. hij de wachttijd heeft doorlopen;
b. hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is; en
c. er op hem geen uitsluitingsgrond van toepassing is.
Beoordeling van de duurzaamheid van Arbeidsbeperkingen. Beoordelingskader voor verzekeringsartsen
Het UWV heeft een interne richtlijn ontwikkeld, getiteld: “Beoordeling van de duurzaamheid van Arbeidsbeperkingen. Beoordelingskader voor verzekeringsartsen” (Beoordelingskader).
In dit Beoordelingskader worden arbeidsbeperkingen duurzaam genoemd:
a. als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten of
b. als verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks is te verwachten.
Op grond van deze richtlijn dient de verzekeringsarts zich uit te spreken over de prognose van de arbeidsbeperkingen, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment van de beoordeling. De verzekeringsarts doorloopt daarbij de volgende stappen:
Stap 1: De verzekeringsarts beoordeelt of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval als sprake is van:
a. een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of
b. een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden.
Stap 2: Als verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten, beoordeelt de verzekeringsarts in hoeverre die verbetering in het eerstkomende jaar kan worden verwacht. De verzekeringsarts gaat na of één van de volgende twee mogelijkheden aan de orde is:
a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden;
b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten.
Als voor de keuze tussen 2.a en 2.b doorslaggevende argumenten ontbreken gaat de verzekeringsarts uit van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.
Stap 3: Als in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering van de belastbaarheid kan worden verwacht (2.b is van toepassing) beoordeelt de verzekeringsarts of en zo ja in hoeverre die na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht. Ook nu zijn er twee mogelijkheden:
a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden; dit is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn kan zijn gericht op verbetering van de belastbaarheid;
b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten: alle overige gevallen.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraken van 26 januari 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:178), 21 februari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:682) en 4 februari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1986)