ECLI:NL:RBZWB:2023:3374

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
9867993 CV EXPL 22-1412 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • P. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de vraag met wie een overeenkomst is gesloten en tekortkoming in de nakoming daarvan

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de vraag met wie een overeenkomst is gesloten voor het gasloos maken van een woning. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Vrielink, stelt dat hij een overeenkomst heeft gesloten met de gedaagde, die wordt vertegenwoordigd door mr. B.A.L.H. Robijns. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser een offerte heeft aangevraagd via een vergelijkingswebsite en dat de gedaagde bij hem thuis is geweest om de mogelijkheden te bespreken. De eiser ontving op 28 oktober 2021 een definitieve offerte, die hij op 31 oktober 2021 ondertekend heeft teruggestuurd. De gedaagde heeft vervolgens een factuur gestuurd voor een aanbetaling, maar heeft de verplichtingen uit de overeenkomst niet nagekomen. De eiser heeft de gedaagde in gebreke gesteld, maar de gedaagde heeft volhard in zijn standpunt dat hij niet de juiste partij is met wie de overeenkomst is gesloten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiser er vanuit mocht gaan dat hij met de gedaagde een overeenkomst had gesloten, gezien de omstandigheden waaronder de overeenkomst tot stand is gekomen. De gedaagde is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, waardoor de eiser gerechtigd is om de gebreken door een ander te laten verhelpen en de kosten op de gedaagde te verhalen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.490,40, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 9867993 \ CV EXPL 22-1412
Vonnis van 10 mei 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen (in mannelijk enkelvoud): [eiser] ,
gemachtigde: mr. J. Vrielink,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. B.A.L.H. Robijns.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 september 2022 en de daarin genoemde stukken,
- de akte overleggen producties van [eiser] , tevens houdende wijziging van eis,
- de mondelinge behandeling van 11 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarop door de gemachtigden van partijen spreekaantekeningen zijn overgelegd en voorgedragen.
1.2.
Bij tussenvonnis is [gedaagde] bevolen om [naam 2] (hierna: [naam 2] ) in vrijwaring op te roepen tegen de zitting van 5 oktober 2022. Dat is niet gebeurd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag met wie [eiser] een overeenkomst heeft gesloten. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] een overeenkomst met [gedaagde] heeft gesloten, waarbij rekening is gehouden met de omstandigheden waaronder de overeenkomst tot stand is gekomen en hoe [gedaagde] zich richting [eiser] heeft gedragen. Omdat [gedaagde] de verplichtingen uit de overeenkomst niet nakomt, mag [eiser] de gebreken door een ander laten uitvoeren en de kosten op [gedaagde] verhalen. Ook moet [gedaagde] de proceskosten betalen.
2.2.
De kantonrechter zal hieronder uitleggen hoe dit oordeel tot stand is gekomen.

3.De feiten

3.1.
[eiser] heeft via een vergelijkingswebsite een offerte opgevraagd voor het gasloos maken van zijn woning. [gedaagde] is bij [eiser] thuis geweest om de mogelijkheden te bespreken. Op 28 oktober 2021 heeft [eiser] een definitieve offerte ontvangen voor (samengevat) een infrarood vloerverwarming en zes infrarood panelen tegen een totaalprijs van € 8.569,00, welke op 31 oktober 2021 ondertekend terug is gezonden. De offerte is ontvangen van en verzonden naar het [e-mailadres] .
3.2.
[gedaagde] heeft aan [eiser] een factuur gedateerd 6 november 2021 gezonden voor de aanbetaling van 75% ad € 6.426,75. Op de factuur is onder meer het volgende opgenomen:
  • het bedrijfslogo van [gedaagde] ;
  • de bedrijfsgegevens van [gedaagde] ;
  • “uitvoerder werkzaamheden: [naam 1] ”;
  • Het verzoek de aanbetaling te verrichten op het bankrekeningnummer van [gedaagde] .
3.3.
Per e-mail van 4 december 2021 heeft [gedaagde] aan [eiser] een eindfactuur gezonden. De e-mail is verzonden vanaf het [e-mailadres] . De e-mail is ondertekend met de naam van [gedaagde] , zijn handelsnaam en zijn bedrijfslogo.
3.4.
Per e-mail van 14 december 2021 heeft [eiser] geklaagd over het niet kunnen gebruiken van de vloerverwarming en [gedaagde] verzocht om voor 23 december 2021 alsnog een geheel werkende vloerverwarming op te leveren.
3.5.
Per aangetekende brief van 1 februari 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] in gebreke gesteld met het verzoek de gebreken aan (onder andere) de infrarood vloerverwarming binnen twee weken te herstellen.
3.6.
Per e-mail van 1 februari 2022 heeft [gedaagde] aan de gemachtigde van [eiser] bericht dat [eiser] zich tot [naam 1] (hierna: [naam 1] ) diende te wenden. In reactie daarop heeft de gemachtigde op 2 februari 2022 aangegeven dat [eiser] met [gedaagde] een overeenkomst had gesloten, althans dat [eiser] hier redelijkerwijs vanuit mocht gaan. [gedaagde] heeft diezelfde nog herhaald dat [eiser] bij [naam 1] moest zijn.
3.7.
[eiser] heeft offertes opgevraagd. De offerte van [naam 3] van 29 april 2022 begroot de kosten voor het demonteren en herplaatsen van de bestaande vloer op € 1.948,00. De offerte van [naam 4] van 17 maart 2023 begroot de herstelkosten voor de vloerverwarming op € 3.542,40.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – primair een machtiging om hetgeen te verrichten waartoe [gedaagde] gehouden was op grond van de overeenkomst met een voorschot op de kosten hiervoor van € 5.490,40 en subsidiair veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 5.490,40, vermeerderd met rente, en zowel primair als subsidiair voor recht te verklaren dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en aansprakelijk is voor de gevolgschade, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. [eiser] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag.
4.2.
[eiser] heeft met [gedaagde] een overeenkomst gesloten voor het gasloos maken van zijn woning. De offerte is van [gedaagde] ontvangen en na ondertekening aan hem terug gezonden. [naam 1] is een onderaannemer van [gedaagde] , die de werkzaamheden heeft uitgevoerd. Ondanks ingebrekestelling is [gedaagde] niet tot herstel overgegaan. [gedaagde] verkeert daarom in verzuim. Nu [gedaagde] steeds verwijst naar [naam 1] voor herstel, vordert [eiser] een machtiging om de werkzaamheden zelf uit te laten voeren op kosten van [gedaagde] .
4.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure en voert hiertoe het volgende aan.
[eiser] heeft de verkeerde partij gedagvaard, want [gedaagde] betwist dat de overeenkomst met hem is gesloten. Weliswaar is [gedaagde] bij [eiser] thuis geweest, maar dat was namens de onderneming van [naam 2] , namelijk [naam 1] . [gedaagde] trad slecht als handelsagent op. Op de offerte staat de naam van [naam 1] . Op de factuur staat dat [naam 1] de uitvoerende partij is.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] met [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten. Daartoe wordt als volgt overwogen.
5.2.
Het antwoord op de vraag wie partij is bij een overeenkomst is afhankelijk van wat partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen, behoort tevens de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn (zie Hoge Raad 29 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1615, r.o. 3.2, waarin wordt verwezen naar diverse eerder door de Hoge Raad gewezen arresten).
5.3.
[eiser] heeft online een aanvraag ingediend voor een offerte om zijn huis gasloos te maken. Hij heeft zich daarbij niet specifiek tot [gedaagde] ( [gedaagde] ) of [naam 1] gewend. Zijn gegevens (de aanvraag) zijn door de vergelijkingssite doorgezet naar [e-mailadres] . Daarop heeft [gedaagde] een offerte aan [eiser] gezonden. Weliswaar staat daarop het logo van [naam 1] , maar de offerte is verzonden van en ondertekend teruggestuurd naar het (hiervoor genoemde) zakelijke e-mailadres van [gedaagde] . Ook staat de naam van [gedaagde] (en het hiervoor genoemde e-mailadres) onder de offerte. Verder is [gedaagde] bij [eiser] thuis geweest, stond de aan [eiser] toegezonden factuur op naam van [gedaagde] en diende op een rekeningnummer ten name van [gedaagde] te worden betaald. Uit deze omstandigheden mocht [eiser] afleiden dat hij zaken deed met [gedaagde] ( [gedaagde] ).
Weliswaar heeft [gedaagde] ter zitting verklaard dat hij tijdens het bezoek heeft aangegeven dat hij als handelsagent optrad voor [naam 1] , maar [eiser] heeft dit betwist. De door [gedaagde] overgelegde “aansprakelijkheidsovereenkomst” dateert van na het bezoek van [gedaagde] aan [eiser] , terwijl gesteld noch gebleken is dat [eiser] door [gedaagde] over het bestaan van deze overeenkomst is geïnformeerd. Bovendien staat daarin dat [naam 1] als handelsagent namens [gedaagde] zou optreden, niet andersom. Het was voor [eiser] dus niet kenbaar dat [gedaagde] in een andere hoedanigheid – meer specifiek als handelsagent voor [naam 1] – optrad. Uit de omstandigheid dat op de factuur staat genoemd dat [naam 1] de uitvoerder van de werkzaamheden is, mocht [eiser] juist afleiden dat [naam 1] een onderaannemer van [gedaagde] was. Tot slot heeft [eiser] Whatsapp-berichten overgelegd, waarin [naam 2] aan [gedaagde] refereert als zijn opdrachtgever.
Het voornoemde leidt tot de slotsom dat [eiser] er van uit mocht gaat dat hij met [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten ( [gedaagde] ).
5.4.
[eiser] heeft onweersproken gesteld dat de montage van de vloerverwarming gebrekkig is. De hoogte van de door [eiser] opgevoerde herstelkosten heeft [gedaagde] niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist. Aangezien [eiser] ter zitting heeft verklaard dat het herstel op korte termijn, conform de door hem overgelegde offertes (zoals genoemd in 3.7), kan plaatsvinden, zijn de herstelkosten gefixeerd. Daarom zal de kantonrechter de primaire vordering afwijzen en in plaats daarvan [gedaagde] veroordelen tot betaling van vervangende schadevergoeding ad € 5.490.40. De daarover gevorderde rente zal worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding, aangezien voor het eerst in de dagvaarding een omzettingsverklaring is uitgebracht.
5.5.
Gelet op het voornoemde is de gevorderde verklaring voor recht eveneens toewijsbaar. Immers, vast is komen te staan dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. De door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van dit tekortschieten komt ook voor rekening van [gedaagde] . Uit de door [eiser] overgelegde stukken volgt dat de schade, berekend tot en met februari 2023, € 590,85 bedraagt. [gedaagde] heeft dit niet weersproken, zodat dit vast staat. Omdat deze gevolgschade nog niet gefixeerd is, en [eiser] ter zake geen veroordeling van [gedaagde] tot betaling vordert, zal in het dictum geen bedrag worden opgenomen.
5.6.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld, waaronder de nakosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,11
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2 punten × € 330,00)
Totaal
1.034,11
De nakosten worden begroot op € 132,00.
5.7.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover [gedaagde] de proceskosten niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis zal hebben voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] , indien deze door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.490,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2022 tot aan de dag van volledige voldoening,
6.2.
verklaart voor recht dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst en aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade als gevolg van de ondeugdelijke installatiewerkzaamheden,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.034,11, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.