ECLI:NL:RBZWB:2023:3377

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 21_480
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van inlichtingenplicht en detentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die sinds 23 juni 2010 een bijstandsuitkering ontving op grond van de Participatiewet, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen. Het college heeft de bijstandsuitkering van eiser ingetrokken over de periode van 7 januari 2011 tot en met 9 augustus 2018 en heeft de ten onrechte uitbetaalde bijstandsuitkering teruggevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser gedurende een deel van deze periode, van 3 maart 2017 tot en met 2 november 2017, gedetineerd was in Frankrijk en dat hij deze detentie niet heeft gemeld bij het college, waardoor hij zijn inlichtingenplicht heeft geschonden.

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit besluit was ingetrokken en vervangen door het bestreden besluit II. Dit laatste besluit beperkte de terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde bijstand tot de periode van 3 maart 2017 tot en met 2 november 2017, met een aangepast terugvorderingsbedrag van € 9.754,02. De rechtbank oordeelde dat het college op goede gronden het recht van eiser op bijstand had herzien en dat de terugvordering terecht was gedaan. Eiser heeft geen aanvullende gronden aangevoerd tegen de intrekking en terugvordering.

De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond verklaard en het college veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 49,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/480 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , eiser

gemachtigde: mr. R. Aboukir,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen, verweerder.

Procesverloop

Het college heeft bij besluit van 4 september 2018 (primair besluit I) het recht van eiser op een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ingetrokken over de periode van 7 januari 2011 tot en met 9 augustus 2018 en beëindigd per 10 augustus 2018.
In het besluit van 23 januari 2019 (primair besluit II) heeft het college de ten onrechte uitbetaalde bijstandsuitkering over de periode van 7 januari 2011 tot en met 26 juni 2018 teruggevorderd. Daarnaast heeft het college het recht van eiser op bijzondere bijstand voor de aflossing van zijn lening bij de Stadsbank over de periode van 7 januari 2011 tot en met 31 januari 2012 ingetrokken en het uitbetaalde bedrag teruggevorderd.
In het besluit van 17 december 2020 (bestreden besluit I) heeft het college het bezwaar van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 1 juli 2022. Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde, [naam tolk] (tolk), en [naam vertegenwoordiger] namens het college. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
In het besluit van 29 oktober 2022 (bestreden besluit II) heeft het college het bestreden besluit I herzien, in die zin dat de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bijstand is beperkt tot de periode van 3 maart 2017 tot en met 2 november 2017 en dat de hoogte van de terugvordering is aangepast naar € 9.754,02.
Partijen hebben de rechtbank verzocht uitspraak te doen zonder nadere zitting. De rechtbank heeft bij brief van 23 april 2023 het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Feiten
1. Eiser ontvangt sinds 23 juni 2010 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande.
Een detentiebericht van de Franse justitie, waarin is vermeld dat eiser van 3 maart 2017 tot en met 2 november 2017 gedetineerd is geweest in Frankrijk, heeft het college aanleiding gegeven voor een onderzoek naar de rechtmatigheid van eisers bijstandsuitkering. Daarbij is onder andere gebleken dat eiser getrouwd is met mevrouw [naam vrouw] , dat zij samen drie kinderen hebben en dat [naam vrouw] en de kinderen in [plaatsnaam 2] in Frankrijk wonen. Dit onderzoek heeft geleid tot intrekking van eisers recht op bijstand over de periode van 7 januari 2011 tot en met 9 augustus 2018 en terugvordering van de ten onrechte betaalde uitkering, zijnde € 111.997,26.
Vanwege bijzondere individuele (gezins)omstandigheden heeft het college bij bestreden besluit II de periode van terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bijstand beperkt tot de tijd dat eiser gedetineerd heeft gezeten (3 maart 2017 tot en met 2 november 2017) en is de hoogte van de terugvordering aangepast naar € 9.754,02.
2.
Geschil
In geschil is of het college het recht van eiser op een bijstandsuitkering op goede gronden heeft herzien en ingetrokken, en de ten onrechte uitgekeerde bijstand terecht heeft teruggevorderd.
3.
Wettelijk kader
De van toepassing zijnde wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
4.
Bestreden besluit I
Gelet op het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep gericht tegen het bestreden besluit I van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit II. De rechtbank gaat ervan uit dat het bestreden besluit I is ingetrokken en vervangen door het bestreden besluit II. Gesteld noch gebleken is dat eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit I, zodat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk zal verklaren.
5.
Bestreden besluit II
5.1.
De rechtbank overweegt dat degene aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen, geen recht heeft op bijstand. [1] Degene die recht heeft op bijstand dient alle omstandigheden te melden bij het bestuursorgaan die van belang zijn voor het recht op bijstand (de inlichtingenplicht). [2] Als het niet nakomen van de inlichtingenplicht heeft geleid tot het ten onrechte verlenen van bijstand, is dit een grond voor intrekking van het recht op bijstand. [3] Het college is vervolgens verplicht om de bijstand terug te vorderen die ten onrechte is ontvangen. [4]
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser gedurende de periode van 3 maart 2017 tot en met 2 november 2017 gedetineerd was en dat hij daarvan geen melding heeft gemaakt bij het college. Eiser heeft dan ook de op hem rustende inlichtingenplicht geschonden. De rechtbank is van oordeel dat het college op goede gronden het recht van eiser op bijstand heeft ingetrokken over de periode van 3 maart 2017 tot en met 2 november 2017 en de ten onrechte over deze periode uitbetaalde bijstand heeft teruggevorderd.
5.3.
Eiser heeft geen (aanvullende) gronden aangevoerd tegen (de periode van) intrekking en terugvordering en ook niet tegen de hoogte van het teruggevorderde bedrag.
5.4.
Het beroep tegen bestreden besluit II zal ongegrond worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

6.1.
De rechtbank concludeert dat het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Het beroep tegen bestreden besluit II zal ongegrond worden verklaard.
6.2.
Omdat het college het bestreden besluit I heeft herzien nadat eiser beroep heeft ingesteld en ook deels aan eiser tegemoet is gekomen in het bestreden besluit II, ziet de rechtbank aanleiding het college te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten in beroep. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,00 en wegingsfactor 1). Ook dient het college het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover gericht tegen het bestreden besluit I;
- verklaart het beroep ongegrond, voor zover gericht tegen het bestreden besluit II;
- bepaalt dat het college aan eiser het betaalde griffierecht van € 49,00 vergoedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 15 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage – wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 6:19, eerste lid
Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Participatiewet
Artikel 11, eerste lid
Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a
Geen recht op bijstand heeft degene aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
Artikel 17, eerste lid
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Artikel 54, derde lid
Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. (…)
Artikel 58, eerste en achtste lid
1. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
8. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Voetnoten

1.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet.
2.Artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet.
3.Artikel 54, derde lid, eerste volzin, van de Participatiewet.
4.Artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet.