In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die sinds 23 juni 2010 een bijstandsuitkering ontving op grond van de Participatiewet, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen. Het college heeft de bijstandsuitkering van eiser ingetrokken over de periode van 7 januari 2011 tot en met 9 augustus 2018 en heeft de ten onrechte uitbetaalde bijstandsuitkering teruggevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser gedurende een deel van deze periode, van 3 maart 2017 tot en met 2 november 2017, gedetineerd was in Frankrijk en dat hij deze detentie niet heeft gemeld bij het college, waardoor hij zijn inlichtingenplicht heeft geschonden.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit besluit was ingetrokken en vervangen door het bestreden besluit II. Dit laatste besluit beperkte de terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde bijstand tot de periode van 3 maart 2017 tot en met 2 november 2017, met een aangepast terugvorderingsbedrag van € 9.754,02. De rechtbank oordeelde dat het college op goede gronden het recht van eiser op bijstand had herzien en dat de terugvordering terecht was gedaan. Eiser heeft geen aanvullende gronden aangevoerd tegen de intrekking en terugvordering.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond verklaard en het college veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 49,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.