ECLI:NL:RBZWB:2023:338

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
10270327_E18012023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot hervatting van elektriciteitslevering in kort geding wegens betalingsachterstand en onrechtmatige bewoning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder en een camping. De huurder, aangeduid als [eiser], had een betalingsachterstand en de camping had de elektratoevoer naar de gehuurde standplaats afgesloten. De huurder vorderde in kort geding dat de camping de elektriciteit zou hervatten, omdat het afsluiten van de elektriciteit een te zwaar middel was voor het innen van de betalingsachterstand en het beëindigen van de onrechtmatige permanente bewoning. De camping voerde verweer en stelde dat zij gerechtigd was om de elektratoevoer af te sluiten vanwege de betalingsachterstand en de permanente bewoning van het gehuurde.

De kantonrechter oordeelde dat de huurder een spoedeisend belang had bij zijn vorderingen, aangezien elektriciteit essentieel is voor het dagelijks leven, vooral in de winter. De rechter concludeerde dat de camping niet gerechtigd was om de elektratoevoer af te sluiten, omdat de opschorting van de verbintenis om elektriciteit te leveren niet proportioneel was. De rechter wees de vorderingen van de huurder toe en veroordeelde de camping om de elektriciteit binnen 24 uur na betekening van het vonnis te hervatten, op straffe van een dwangsom. Daarnaast werd de camping veroordeeld in de proceskosten van de huurder.

De uitspraak benadrukt het belang van de leveringsverplichting van elektriciteit in huurrelaties en de noodzaak voor verhuurders om juridische procedures te volgen in plaats van eigenmachtig maatregelen te nemen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10270327 \ VV EXPL 23-1
Vonnis in kort geding van 18 januari 2023
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. C.G.A. Mattheussens,
tegen
[gedaagde]
te [plaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: de camping,
gemachtigde: [gemachtigde] , werkzaam bij [bedrijf] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 januari 2023 met producties 1 tot en met 3;
- de brief van mr. Mattheussens van 13 januari 2023 met productie 4;
- de akte overlegging producties van de camping met producties 1 tot en met 3;
- de brief van mr. Mattheussens van 16 januari 2023 met producties 5 en 6;
- de mondelinge behandeling van 16 januari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft van de camping in huur de [standplaats eiser] (hierna: het gehuurde) op de door de camping geëxploiteerde camping aan de [adres] . [eiser] is daarvoor aan de camping verschuldigd een huurprijs van € 2.300,00 (exclusief toeristenbelasting) per jaar en de kosten van het verbruik van elektra en water.
2.2.
Partijen hebben contact gehad over een betalingsachterstand.
2.3.
Op of omstreeks 28 december 2022 heeft de camping de elektratoevoer naar het gehuurde afgesloten.
2.4.
De gemachtigde van [eiser] heeft bij e-mail van 29 december 2022 de camping gesommeerd de elektratoevoer opnieuw aan te sluiten. Na die sommatie heeft de camping de elektratoevoer hervat.
2.5.
Op 1 januari 2023 heeft de camping de elektratoevoer een tweede keer afgesloten.
2.6.
Bij e-mail van 2 januari 2023 heeft de gemachtigde van [eiser] de camping gesommeerd de elektra weer aan te sluiten. De camping heeft daarop geantwoord in een WhatsAppbericht aan [eiser] van 3 januari 2023 dat zij na betaling van € 7.500,00 door [eiser] de elektra weer zal aansluiten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na vermindering van eis op de mondelinge behandeling – om:
  • de camping te veroordelen om betreffende de [standplaats eiser] binnen 24 uren na betekening van het te dezen te wijzen vonnis de levering van elektriciteit te hervatten, althans te continueren, op straffe van een dwangsom van € 200,00 per dag indien aan uitvoering van het te dezen te wijzen vonnis geen uitvoering wordt gegeven door de camping, tot een maximum van € 10.000,00, althans een zodanig bedrag als het de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren;
  • de camping te verbieden om na betekening van het te dezen te wijzen vonnis de energietoevoer betreffende de standplaats van [eiser] [standplaats eiser] te staken, althans niet te continueren, op straffe van een niet voor matiging vatbare dwangsom van
€ 10.000,00, althans een zodanig bedrag als het de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren;
- de camping te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat het de camping niet vrijstaat om de elektratoevoer af te sluiten. Noch de wet, noch de huurovereenkomst rechtvaardigt de afsluiting. Evenmin beschikt de camping over een vonnis waarin dit is toegestaan. [eiser] stelt dat hij een spoedeisend belang heeft voor zijn vorderingen. Daarvoor voert hij aan dat hij met zijn gezin met jonge kinderen verblijft in een caravan op het gehuurde. Elektra is essentieel voor het dagelijks leven, des te meer op dit moment in de koude winterperiode.
3.3.
De camping voert verweer. Zij meent dat zij gerechtigd is de elektratoevoer af te sluiten, omdat [eiser] een betalingsachterstand heeft en omdat hij het gehuurde permanent bewoont, terwijl hij op grond van de huurovereenkomst en de gemeentelijke regelgeving het gehuurde slechts ter recreatie mag gebruiken.

4.De beoordeling

4.1.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening nodig is. Het spoedeisend belang voor [eiser] blijkt uit de aard van de vorderingen en is ook niet weersproken door de camping, zodat hij kan worden ontvangen in zijn vorderingen in kort geding.
4.2.
In kort geding dient te worden beoordeeld of de vorderingen van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het, mede gelet op de belangen van partijen over en weer, gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Gelet op het karakter van een kort geding past daarbij geen uitgebreid onderzoek en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering.
4.3.
Op grond van de huurovereenkomst geldt voor de camping de verbintenis om voor het gehuurde de toevoer van elektra te verzorgen. De camping doet een beroep op opschorting van die verbintenis. De wet biedt in artikel 6:52 Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 6:262 BW een partij, onder voorwaarden, de mogelijkheid een verbintenis op te schorten om nakoming van een verbintenis van de wederpartij te verkrijgen. Daarvoor geldt dat de opschorting proportioneel moet zijn. In artikel 6:52 lid 1 BW komt dat tot uitdrukking in de woorden dat er voldoende samenhang bestaat tussen de verbintenissen en in artikel 6:262 lid 2 BW in de woorden dat de tekortkoming de opschorting rechtvaardigt. Zelfs als de camping wordt gevolgd in haar stellingen dat [eiser] een betalingsachterstand heeft en dat hij het gehuurde onrechtmatig permanent bewoont, waarover partijen van mening verschillen, is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter de opschorting van de elektratoevoer door de camping in deze zaak een te zwaar middel. Voor het innen van een betalingsachterstand of het beëindigen van een onrechtmatige permanente bewoning staan juridische wegen open voor de camping. Het eigenmachtig afsluiten van de elektratoevoer is daarvoor niet gepast. Elektratoevoer is essentieel voor de bewoning van het gehuurde. De camping maakt de bewoning van het gehuurde onmogelijk voor [eiser] en zijn gezin, terwijl zij daarop zijn aangewezen. Daarmee is voldoende aannemelijk dat de vorderingen van [eiser] om de camping te veroordelen de elektratoevoer te hervatten en om het haar te verbieden de elektratoevoer opnieuw te staken zullen worden toegewezen in een bodemprocedure. Die vorderingen zijn, mede gelet op de belangen van partijen over en weer, daarom in dit kort geding toewijsbaar.
4.4.
[eiser] heeft belang bij een prikkel tot nakoming door de camping, zodat de gevorderde dwangsommen, die niet zijn weersproken, zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom verbonden aan het verbod in rechtsoverweging 3.1, tweede opsommingsteken, op de voet van artikel 611b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zal worden vastgesteld op € 5.000,00. Die dwangsom zou een voldoende prikkel tot nakoming moeten zijn.
4.5.
De camping is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
86,00
- salaris gemachtigde
498,00
totaal
584,00
Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de door de griffier, in verband met de aan [eiser] verleende toevoeging voor de procedure, voorgeschoten explootkosten niet mogelijk.
4.6.
Gelet op de omstandigheden van deze zaak zal de kantonrechter op de voet van artikel 258 Rv het vonnis ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter als voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de camping om betreffende de [standplaats eiser] binnen 24 uren na betekening van het te dezen te wijzen vonnis de levering van elektriciteit te hervatten, althans te continueren, op straffe van een dwangsom van € 200,00 per dag indien hieraan geen uitvoering wordt gegeven door de camping, tot een maximum van € 10.000,00;
5.2.
verbiedt de camping om na hervatting van de levering van elektriciteit en na betekening van het te dezen te wijzen vonnis de energietoevoer betreffende de standplaats van [eiser] [standplaats eiser] opnieuw te staken, althans niet te continueren, op straffe van een niet voor matiging vatbare dwangsom van € 5.000,00;
5.3.
veroordeelt de camping in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 584,00,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2023.