ECLI:NL:RBZWB:2023:3395

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
10095027 CV EXPL 22-3406
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurtermijnen en schadevergoeding uit huurovereenkomst

In deze zaak vordert Flex Car Rental B.V. betaling van € 6.419,63 van [gedaagde], die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een huurovereenkomst voor een gehuurd voertuig, waarbij [gedaagde] tekort zou zijn geschoten in haar betalingsverplichtingen en schade heeft veroorzaakt aan het voertuig. De procedure omvatte een tussenvonnis van 14 december 2022 en een mondelinge behandeling op 5 april 2023, waarbij [gedaagde] niet is verschenen. Flex Car stelt dat er meerdere huurovereenkomsten zijn gesloten, terwijl [gedaagde] dit betwist en aanvoert dat de contracten op naam van haar zoon staan. De kantonrechter oordeelt dat de betwisting van [gedaagde] onvoldoende onderbouwd is en dat Flex Car voldoende bewijs heeft geleverd van de huurovereenkomsten. De kantonrechter wijst de vordering van Flex Car toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10095027 \ CV EXPL 22-3406
Vonnis van 17 mei 2023
in de zaak van
FLEX CAR RENTAL B.V.,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: Flex Car,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde] T.H.O.D.N. [bedrijf gedaagde],
te [plaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 december 2022 met de daarin genoemde stukken;
  • de mondelinge behandeling van 5 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Flex Car verhuurt personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s, waaronder een Audi A-1 met het [kenteken] (hierna: ‘het gehuurde voertuig’).
2.2.
Op 30 juli 2019 is op naam van [gedaagde] een ANWB melding gedaan van schade aan het gehuurde voertuig veroorzaakt door een aanrijding.
2.3.
Op facturen van Flex Car staat de naam [zoon gedaagde] en een adres op naam van [bedrijf gedaagde] in [plaats 2] .

3.Het geschil

3.1.
Flex Car vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 6.419,63, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Flex Car legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting die voortvloeit uit de huurovereenkomsten voor de huur van een voertuig. Daarnaast heeft [gedaagde] schade veroorzaakt aan het door haar gehuurde voertuig. Flex Car vordert nu betaling van de achterstallige huurtermijnen en schade die zij heeft geleden, vermeerderd met rente en kosten.
3.3.
[gedaagde] betwist dat er huurcontracten met haar of met haar bedrijf [bedrijf gedaagde] zijn gesloten. Zij voert aan dat de contracten op naam van [zoon gedaagde] staan en dat diegene geen enkel dienstverband heeft met [bedrijf gedaagde] . [bedrijf gedaagde] heeft hiervoor ook geen toestemming gegeven. Daarnaast heeft [gedaagde] ook niet in het betreffende voertuig gereden. Gelet op het voorgaande betwist zij de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Flex Car, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Flex Car, met veroordeling van Flex Car in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij vonnis van 14 december 2022 is een mondelinge behandeling bepaald op 5 april 2023. Aan de zijde van [gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niemand verschenen op 5 april 2023. Evenmin is een brief ontvangen waarin is verzocht om uitstel of anderszins een reden voor verhindering is vermeld. Daardoor heeft [gedaagde] zichzelf de mogelijkheid ontnomen om haar stellingen nader toe te lichten, om op de stellingen en producties van Flex Car in te gaan en om vragen van de kantonrechter te beantwoorden. Dit terwijl er in het tussenvonnis van 14 december 2022 uitdrukkelijk op is gewezen dat aan een eventuele niet-verschijning de gevolgen kunnen worden verbonden die de kantonrechter passend acht.
4.2.
In geschil is de vraag of er tussen partijen (meerdere) huurovereenkomsten zijn overeengekomen ten aanzien van de huur van een voertuig. Hoewel [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij, noch haar bedrijf [bedrijf gedaagde] , huurcontracten met Flex Car heeft gesloten, is de kantonrechter van oordeel dat dit slechts een ‘blote’ betwisting betreft die zij verder niet onderbouwt. Daar tegenover staat dat Flex Car ter zitting gemotiveerd heeft gesteld dat zij met [gedaagde] en [zoon gedaagde] huurovereenkomsten is aangegaan voor telkens een periode van maximaal 30 dagen, die vervolgens steeds (telefonisch) werden verlengd. Bij het sluiten van de (eerste) huurovereenkomst waren zowel [gedaagde] als [zoon gedaagde] op het kantoor van Flex Car aanwezig om de huurovereenkomst te tekenen en om hun identiteitsbewijzen te overleggen. Desgevraagd heeft Flex Car ter zitting toegelicht dat de reden waarom zij geen kopieën hiervan kon overleggen te maken heeft met de samenwerking met [naam] en de strenge wetgeving rondom de bescherming van persoonsgegevens, waardoor zij deze gegevens niet lang mogen bewaren. Verder heeft Flex Car ook onweersproken gesteld dat zowel [gedaagde] als [zoon gedaagde] vervolgens nog meermaals op kantoor van Flex Car aanwezig zijn geweest om betalingen te verrichten voor de verschillende huurcontracten. De betalingen zijn onder meer verricht met een creditcard op naam van [gedaagde] en op de facturen van Flex Car staat zowel de naam [zoon gedaagde] als de naam [bedrijf gedaagde] . Dat [gedaagde] niets met de huurcontracten te maken heeft, zoals zij aanvoert, acht de kantonrechter bovendien ongeloofwaardig gelet op de door Flex Car overgelegde ANWB schademelding. Hieruit volgt immers dat [gedaagde] een melding heeft gedaan bij de ANWB van veroorzaakte schade aan het gehuurde voertuig als gevolg van een aanrijding. Gelet op het voorgaande concludeert de kantonrechter dat het verweer van [gedaagde] dat zij geen huurovereenkomsten met Flex Car is aangegaan, moet worden verworpen.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Flex Car voldoende gemotiveerd gesteld dat sprake is van een huurovereenkomst tussen partijen, zodat daar een betalingsverplichting uit voortvloeit voor [gedaagde] ten aanzien van de achterstallige huurtermijnen. Daarnaast heeft Flex Car - onder verwijzing naar de ANWB schademelding - ook voldoende gesteld dat sprake is van schade aan het gehuurde voertuig als gevolg van het tekortschieten van [gedaagde] in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. Dit heeft [gedaagde] niet weersproken. Gelet op het voorgaande zal de vordering tot betaling van de hoofdsom van € 5.347,79 zal dan ook worden toegewezen. Vanwege het betalingsverzuim door [gedaagde] is de over de hoofdsom gevorderde wettelijke handelsrente - berekend tot en met 23 augustus 2022 op een bedrag van € 294,55 - eveneens toewijsbaar.
4.4.
Flex Car vordert ook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
5.347,79
- verschenen wettelijke rente
294,55
- buitengerechtelijke incassokosten
777,29
+
Totaal
6.419,63
4.6.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Flex Car als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
135,88
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
1.309,88
4.7.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Flex Car te betalen een bedrag van € 6.419,63, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 23 augustus 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Flex Car tot dit vonnis vastgesteld op € 1.309,88,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.