ECLI:NL:RBZWB:2023:340

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
BRE 21/3274
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toepassing van het kampeerautotarief voor motorrijtuigen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 januari 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 21 juni 2021 een beschikking gegeven over de toepassing van het bijzondere tarief voor de kampeerauto, met ingang van 17 maart 2021. Belanghebbende, houder van een kampeerauto sinds 17 december 2020, had bezwaar gemaakt omdat hij niet op de hoogte was gesteld van de noodzaak om een verzoek in te dienen voor het lagere tarief. De rechtbank heeft de feiten en argumenten van belanghebbende in overweging genomen, maar oordeelt dat de inspecteur correct heeft gehandeld. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur geen actieve informatieplicht heeft om kopers van kampeerauto's te informeren over het indienen van een verzoek voor het lagere tarief. De rechtbank concludeert dat de ingangsdatum van het kampeerautotarief zoals vastgesteld door de inspecteur, niet gewijzigd wordt. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt het griffierecht niet terug.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/3274
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [woonplaats] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 21 juni 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een beschikking gegeven inzake de toepassing van het bijzondere tarief voor de kampeerauto met ingang van 17 maart 2021 (de ingangsdatum).
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de ingangsdatum voor de toepassing van het bijzondere tarief gehandhaafd.
1.4.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur: [verweerder 1] en [verweerder 2] .
1.6.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende is vanaf 17 december 2020 houder van een motorrijtuig met het kenteken [kenteken] (hierna: de kampeerauto). De datum eerste toelating is 27 juni 2012. Het kenteken is voor het eerst in het kentekenregister ingeschreven op 17 december 2020.
2.2.
Belanghebbende heeft een verzoek, met dagtekening 22 maart 2021, ingediend voor de toepassing van het bijzonder tarief (kampeerautotarief) in de zin van artikel 23a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet Mrb). Dit verzoek is op 24 maart 2021 door de inspecteur ontvangen.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de inspecteur terecht het kampeerautotarief op 17 maart 2021 laat ingaan. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.2.
Belanghebbende heeft het volgende aangevoerd. Bij de aankoop van de kampeerauto heeft de verkoper hem niet op de hoogte gesteld dat om het lagere tarief moet worden verzocht bij de Belastingdienst. De verkoper heeft de kampeerauto op zijn naam gesteld en deze is door de verkoper als kampeerauto ingevoerd. Die gegevens heeft de verkoper bij invoer aan de RDW verstrekt, dus ook dat het een kampeerauto betreft. De kampeerauto is van meet af aan een kampeerauto geweest en de RDW weet dit. De Belastingdienst is in gebreke gebleven om eigenaren van kampeerauto’s op de hoogte te stellen dat het lagere tarief alleen op verzoek wordt toegepast.
3.3.
Het houden van een personenauto is belast op grond van artikel 1, eerste lid, van de Wet Mrb. Een motorrijtuig wordt gehouden door degene op wiens naam het motorrijtuig is gesteld in het kentekenregister. In dit geval staat belanghebbende vanaf 17 december 2020 als houder van het motorrijtuig ingeschreven in het kentekenregister.
3.4.
De houder is motorrijtuigenbelasting verschuldigd naar het tarief zoals opgenomen in artikel 23 van de Wet Mrb. Indien aan de voorwaarden wordt voldaan, kan de houder in aanmerking komen voor het bijzonder tarief voor een kampeerauto (een kwart van het tarief van een personenauto). Deze voorwaarden staan vermeld in artikel 23a van de Wet Mrb.
3.5.
De toepassing van het bijzondere tarief vindt plaats op verzoek. In artikel 5aa, vierde en vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: het Uitvoeringsbesluit) is bepaald dat het verzoek bij de inspecteur wordt ingediend vóór de aanvang van het tijdvak. Het tijdvak vangt aan met ingang van de dag van dagtekening van de eerste tenaamstelling en telkenmale drie maanden later (artikel 11, eerste lid, van de Wet Mrb).
3.6.
In punt 12 van het Kaderbesluit Motorrijtuigenbelasting [1] is met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (de hardheidsclausule) goedgekeurd dat het bijzondere tarief wordt toegekend met terugwerkende kracht tot het begin van het tijdvak waarin het verzoek is binnengekomen. Die beleidsregel heeft als doel een praktische oplossing te bieden voor gevallen waarin de aanschaf of de aanpassing van het motorrijtuig niet plaatsvindt aan het begin van het tijdvak. Dit begunstigend beleid strekt niet verder dan het om praktische redenen verlenen van een vrijstelling van motorrijtuigenbelasting tot aan het begin van het tijdvak waarin het verzoek om vrijstelling is binnengekomen.
3.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Op de inspecteur rust geen actieve plicht informatie aan kopers van een kampeerauto te verstrekken over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen tot toepassing van het lagere tarief voor kampeerauto’s. Overigens is deze informatie wel raadpleegbaar op de website van de Belastingdienst. Gelet op de datum van ontvangst van het verzoek van belanghebbende (zie 2.2) heeft de inspecteur in overeenstemming met de hiervoor vermelde wettelijke bepalingen en het Kaderbesluit het tarief voor kampeerauto’s laten ingaan op 17 maart 2021. Dat de RDW bij invoer het motorrijtuig als kampeerauto heeft geregistreerd doet daar niet aan af, reeds omdat de RDW motorrijtuigen indeelt op grond van de Wegenverkeerswet en niet op basis van de Wet Mrb. De stelling van belanghebbende dat bij doorverkoop van de kampeerauto wel het lagere tarief blijft gelden, baat hem niet. Aan hem is immers geen kampeerauto (door)verkocht waarbij de vorige eigenaar al het kampeerautotarief zoals dat uit de Wet Mrb volgt, betaalde.

4.Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de ingangsdatum van het lagere kampeerautotarief, zoals die in beschikking is opgenomen, niet wordt gewijzigd. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier op 20 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Besluit van 23 november 2015, BLKB2015/1381M, Staatscourant 2 december 2015, nr. 42953, onder meer raadpleegbaar via www.overheid.nl.