In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2016. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, die onder toezicht staat van de Gecertificeerde Instelling (GI), verlengd tot 2 november 2023. De zaak betreft twee verzoeken: C/02/408973 / JE RK 23-696, een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing, en C/02/409046 / JE RK 23-714, een verzoek om machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de (sociaal-emotionele) veiligheid van de minderjarige bij de moeder, die in het verleden alcohol heeft genuttigd in aanwezigheid van de minderjarige en betrokken is geweest bij incidenten van huiselijk geweld. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De GI heeft aangegeven dat de minderjarige momenteel in een neutraal pleeggezin verblijft en dat er wordt ingezet op een mogelijke terugplaatsing bij de moeder, mits zij haar problemen erkent en aanpakt. De vader heeft instemming gegeven voor de uithuisplaatsing, maar verzoekt om plaatsing bij hem, wat de kinderrechter niet in het belang van de minderjarige acht. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI tot uithuisplaatsing toegewezen en het verzoek om plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder afgewezen.