ECLI:NL:RBZWB:2023:3409

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
C/02/408973 / JE RK 23-696 en C/02/409046 / JE RK 23-714
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2016. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, die onder toezicht staat van de Gecertificeerde Instelling (GI), verlengd tot 2 november 2023. De zaak betreft twee verzoeken: C/02/408973 / JE RK 23-696, een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing, en C/02/409046 / JE RK 23-714, een verzoek om machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de (sociaal-emotionele) veiligheid van de minderjarige bij de moeder, die in het verleden alcohol heeft genuttigd in aanwezigheid van de minderjarige en betrokken is geweest bij incidenten van huiselijk geweld. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De GI heeft aangegeven dat de minderjarige momenteel in een neutraal pleeggezin verblijft en dat er wordt ingezet op een mogelijke terugplaatsing bij de moeder, mits zij haar problemen erkent en aanpakt. De vader heeft instemming gegeven voor de uithuisplaatsing, maar verzoekt om plaatsing bij hem, wat de kinderrechter niet in het belang van de minderjarige acht. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI tot uithuisplaatsing toegewezen en het verzoek om plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers : C/02/408973 / JE RK 23-696 (spoedmachtiging uithuisplaatsing)
: C/02/409046 / JE RK 23-714 (machtiging uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 4 mei 2023
(Nadere) beschikking van de kinderrechter over (spoed)machtiging uithuisplaatsing
in de zaken van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Etten-Leur, hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
over de minderjarige:

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt in beide zaken als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. V.C. Andeweg te Breda,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M.W.M. van Asseldonk te Veghel.

Het (verdere) procesverloop

Het verloop van de procedures blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 17 april 2023 van de GI, met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 17 april 2023 (in de zaak: C/02/409046 / JE RK 23-714);
  • het op 17 april 2023 ingekomen e-mailbericht van de GI, met bijlage;
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 25 april 2023 en alle daarin genoemde stukken (in de zaak: C/02/408973 / JE RK 23-696);
  • het op 27 april 2023 ingekomen e-mailbericht van de GI;
  • het op 2 mei 2023 ingekomen e-mailbericht van mr. Andeweg;
  • het op 2 mei 2023 ingekomen e-mailbericht van mr. Andeweg, met bijlage;
  • de brief van 3 mei 2023 van mr. Van Asseldonk, met bijlagen.

De feiten

De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie Den Bosch van 25 april 2022, zijn de ondertoezichtstelling van [minderjarige] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (netwerkpleeggezin) verlengd tot 2 februari 2023.
[minderjarige] woont per 7 oktober 2022 weer bij de moeder.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 12 januari 2023 is een verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 21 april 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] laatstelijk verlengd tot 2 november 2023. Het resterende deel van het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] is pro forma aangehouden tot 3 oktober 2023.
Bij voormelde beschikking van 25 april 2023 (in de zaak met het nummer C/02/408973 / JE RK 23-696) is met spoed, te weten zonder daaraan voorafgaand horen van partijen, een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder of een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van twee weken, met ingang van 25 april 2023 tot 9 mei 2023. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling op 4 mei 2023.

De verzoeken

C/02/408973 / JE RK 23-696:
De kinderrechter dient, na het horen van partijen, te beoordelen of zich feiten en/of omstandigheden voordoen waardoor de spoedbeslissing van 25 april 2023 met ingang van heden moet worden herroepen.
Aan de orde is het resterende deel van het verzoek van de GI, uitvoerbaar bij voorraad, tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder of in een voorziening voor pleegzorg voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , te weten met ingang van 9 mei 2023 tot 2 november 2023.
C/02/409046 / JE RK 23-714:
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 2 november 2023.

De standpunten

Namens de GI is ter onderbouwing van de verzoeken, samengevat, aangegeven dat uithuisplaatsing van [minderjarige] in het belang van haar verzorging en opvoeding noodzakelijk is vanwege zorgen over het alcoholgebruik van de moeder en over de (sociaal-emotionele) veiligheid van [minderjarige] bij de moeder.
In het verleden is [minderjarige] uit huis geplaatst geweest bij de zus van de vader. Op basis van het perspectiefonderzoek dat vorig jaar door De Gezinsmanager is verricht, is [minderjarige] in oktober 2022 onder voorwaarden teruggeplaatst bij de moeder. Daarna zijn er echter opnieuw zorgen ontstaan over de (opvoed)situatie van de moeder. De GI kon deze zorgen echter onvoldoende onderbouwen met objectieve informatie. Bij voormelde beschikking van 12 januari 2023 is het verzoek van de GI tot uithuisplaatsing van [minderjarige] afgewezen, omdat de kinderrechter meer belang hechtte aan de uitkomsten van het perspectiefonderzoek dan aan de destijds ontvangen anonieme meldingen.
Eind maart 2023 heeft Veilig Thuis een melding ontvangen over een incident dat heeft plaatsgevonden tussen de oma en stiefopa moederszijde (mz) en de moeder. De moeder heeft hierover verklaard dat zij met [minderjarige] weg wilde gaan toen zij erachter kwam dat er bij haar ouders alcohol werd genuttigd en dat er vervolgens wat werd geduwd, maar dat [minderjarige] op dat moment met de hond al in de auto zat. De GI heeft echter als bijlage bij voormeld op 17 april 2023 ingekomen e-mailbericht een filmpje overgelegd waarop te zien is dat de moeder meerdere bedreigingen heeft geuit, dat zij de stiefopa mz heeft geduwd en meermaals geslagen, dat [minderjarige] hiervan getuige is geweest en dus niet (meer) in de auto zat en dat geen van de aanwezigen aandacht had voor [minderjarige] wanneer zij riep dat de moeder moet stoppen en zij hard begon te huilen. Naar aanleiding van dit incident heeft de GI het voorliggende (reguliere) verzoek van 17 april 2023 tot uithuisplaatsing van [minderjarige] ingediend.
Op 25 april 2023 is er een melding ontvangen dat [minderjarige] in de avond door haar [halfzus] is meegenomen naar haar ex-stiefvader omdat de moeder te veel alcohol had gedronken. Toen de crisisdienst van de GI (SEZ) die avond op huisbezoek kwam om een inschatting te maken van de situatie, heeft SEZ vastgesteld dat de moeder duidelijk onder invloed van alcohol was. Hoewel de moeder dat niet ontkende, wilde zij niet meewerken aan het afnemen van een alcoholtest. Ook wilde zij niet met SEZ in gesprek. Zij wilde [minderjarige] weer ophalen en heeft zich daarbij boos en bedreigend geuit richting de ex-stiefvader en [halfzus] , waarna [halfzus] overstuur is geraakt. Gelet hierop was de GI van mening dat de mondelinge behandeling van voormeld reguliere verzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige] niet kon worden afgewacht en zag zich dan ook genoodzaakt om het voorliggende spoedverzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de kinderrechter in te dienen, welk verzoek bij voormelde beschikking van 25 april 2023 is toegewezen.
[minderjarige] is inmiddels in een neutraal pleeggezin geplaatst. De GI handhaaft het resterende deel van het spoedverzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, zodat zij haar verblijf in het huidige neutrale pleeggezin vooralsnog kan voortzetten. De GI vindt plaatsing van [minderjarige] bij de vader op dit moment niet in haar belang, omdat voorkomen moet worden dat [minderjarige] verder klem raakt tussen de ouders. In de komende periode zal de GI inzetten op terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. Indien dat niet mogelijk blijkt te zijn, zal de GI de (on)mogelijkheden voor plaatsing van [minderjarige] bij de vader onderzoeken.
Namens en door de moeder is afwijzing van de verzoeken bepleit. De moeder wil het allerliefste dat [minderjarige] zo snel als mogelijk bij haar terugkeert. Daartoe is, samengevat, het volgende aangevoerd. Allereerst is er sprake van een complex familiesysteem van waaruit in het verleden meerdere meldingen zijn gedaan. De moeder stelt daarnaast dat zij niet drinkt in aanwezigheid van [minderjarige] . Over het incident dat eind maart 2023 heeft plaatsgevonden, stelt de moeder dat [minderjarige] die avond bij haar [halfzus] zou logeren. [minderjarige] was die avond dan ook de verantwoordelijkheid en onder toezicht van de stiefvader. In die situatie heeft de moeder alcohol gedronken. Echter zijn [minderjarige] en [halfzus] die avond onverwacht bij de moeder langsgekomen. Omdat de moeder tegenover SEZ niet heeft ontkend dat zij alcohol heeft gedronken, wilde zij niet meewerken aan een alcoholtest. Zij heeft ook geweigerd om met SEZ in gesprek te gaan, omdat zij er naar eigen zeggen ‘klaar mee was’. Over het incident bij de oma en stiefopa thuis stelt de moeder dat zij en [minderjarige] weg wilden gaan, omdat de oma en stiefopa alcohol dronken. [minderjarige] zat al in de auto toen de moeder en
de stiefopa ruzie kregen. Op enig moment heeft [minderjarige] echter besloten om naar de woning terug te keren. Volgens de moeder is zij in het verleden vaker mishandeld door haar ouders. Ook heeft zij na afloop van het incident direct met haar ouders gebroken. De moeder wijst verder nog op de onderzoeken die in de afgelopen periode zijn verricht naar aanleiding waarvan [minderjarige] in oktober 2022 bij haar is teruggeplaatst. Voor zover de kinderrechter oordeelt dat [minderjarige] langer uit huis geplaatst moet blijven, wil de moeder niet dat [minderjarige] bij de vader wordt geplaatst. De vader is namelijk langere tijd nauwelijks betrokken geweest bij [minderjarige] . Ook heeft de moeder zorgen over drank- en drugsgebruik in de (opvoed)situatie bij de vader.
Namens en door de vader is, samengevat, aangevoerd dat hij instemt met uithuisplaatsing van [minderjarige] , maar dat hij wil dat [minderjarige] bij hem wordt geplaatst. De vader heeft al langere tijd zorgen over de (opvoed)situatie van [minderjarige] bij de moeder. [minderjarige] is aantoonbaar getuige geweest van overmatig alcoholgebruik van de moeder en van huiselijk geweld. De verklaringen van de moeder waarom [minderjarige] hierbij aanwezig was doen hier niet aan af. Ook heeft de moeder anders verklaard over het incident dat bij de oma en stiefopa thuis heeft plaatsgevonden dan is te zien op het door de GI overgelegde filmpje. De vader wil dat [minderjarige] bij hem wordt geplaatst, omdat een plaatsing bij (één van) de ouder(s) prevaleert boven een plaatsing in een neutraal pleeggezin. De vader begrijpt ook niet dat de GI in januari 2023 heeft verzocht om [minderjarige] bij hem te plaatsen en dat zij nu verzoekt om haar in een neutraal pleeggezin te plaatsen. De vader betwist de door de moeder geuite niet-onderbouwde zorgen over zijn drank- en drugsgebruik en dat hij onvoldoende aandacht zou hebben (gehad) voor [minderjarige] .

De beoordeling

C/02/408973 / JE RK 23-696 (spoedmachtiging uithuisplaatsing):
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking over het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing onverwijld, te weten zonder daaraan voorafgaand horen van partijen, worden afgegeven indien de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
De kinderrechter verwijst naar zijn beschikking van 25 april 2023. Hierbij is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder of een pleeggezin verleend met ingang van 25 april 2023 tot 9 mei 2023, zonder daaraan voorafgaand horen van partijen. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling op 4 mei 2023. Tijdens die mondelinge behandeling zijn partijen in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen kenbaar te maken. Naar aanleiding daarvan is naar het oordeel van de kinderrechter niet gebleken dat er sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden waardoor de spoedbeslissing van 25 april 2023 met ingang van heden zou moeten worden herroepen.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat er zorgen zijn over de (sociaal-emotionele) veiligheid van [minderjarige] bij de moeder. Over het incident dat eind maart 2023 bij de oma en stiefopa thuis heeft plaatsgevonden, heeft de moeder verklaard dat het incident is ontstaan terwijl [minderjarige] in de auto zat en dat de moeder niet had voorzien dat [minderjarige] uit eigen beweging zou terugkeren naar het huis van de oma en stiefopa. Wat hier ook van zij, gebleken is dat [minderjarige] getuige is geweest van ruzie en huiselijk geweld tussen de oma en stiefopa moederszijde en de moeder. Daarbij komt dat [minderjarige] tijdens dat incident heeft geschreeuwd dat de moeder moet stoppen en dat zij hard heeft gehuild, maar dat de moeder en de overige aanwezigen op dat moment geenszins oog hadden voor haar. Over het incident dat op 25 april 2025 heeft plaatsgevonden, waarbij de moeder in aanwezigheid van [minderjarige] overduidelijk dronken was, heeft de moeder verklaard dat [minderjarige] bij haar [halfzus] was gaan logeren en dat de moeder niet had voorzien dat zij beiden die avond zouden terugkeren bij de moeder. Ook hierbij geldt, de intenties van de moeder daargelaten, dat vast staat dat [minderjarige] getuige is geweest van overmatig alcoholgebruik van de moeder. De situatie is dusdanig geëscaleerd dat [minderjarige] door haar [halfzus] is meegenomen naar de ex-stiefvader waarbij de moeder zich boos en bedreigend heeft geuit richting de ex-stiefvader en [halfzus] . Beide incidenten hebben dan ook geleid tot een (sociaal-emotioneel) onveilige situatie voor [minderjarige] . Ook valt niet uit te sluiten dat dergelijke incidenten in het verleden vaker hebben plaatsgevonden. In dit kader is het niet relevant dat de moeder, naar eigen zeggen, in aanwezigheid van [minderjarige] geen alcohol nuttigt. Relevant is dat [minderjarige] meermalen is geconfronteerd met een moeder die onder invloed van alcohol was. De kinderrechter is, gelet op het voorgaande, dan ook van oordeel dat de veiligheid van [minderjarige] bij de moeder op dit moment onvoldoende gewaarborgd is. Gelet hierop is uithuisplaatsing van [minderjarige] nog steeds in het belang van haar verzorging en opvoeding noodzakelijk.
De kinderrechter is daarnaast met de GI van oordeel dat het van belang is dat [minderjarige] haar verblijf bij het huidige neutrale pleegezin kan voortzetten, zodat zij daar verder tot rust kan komen en dat er vanuit die situatie zal worden ingezet op een eventuele terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. Gelet op de moeizame verhouding tussen de ouders acht de kinderrechter het op dit moment, anders dan de vader, niet in het belang van [minderjarige] om haar bij de vader te plaatsen.
De kinderrechter zal het resterende deel van het verzoek daarom toewijzen in die zin dat hij de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg zal verlengen voor de resterende duur, met ingang van 9 mei 2023 tot 2 november 2023. Omdat [minderjarige] haar verblijf in het pleeggezin kan voortzetten, is de mogelijkheid tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder niet (langer) nodig. Het verzoek zal op dat onderdeel dan ook worden afgewezen.
Zoals de kinderrechter hiervoor al heeft overwogen, dient de GI in de komende periode in te zetten op terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. De moeder moet laten zien dat zij structureel en voldoende fysiek en emotioneel beschikbaar is voor [minderjarige] en dat zij [minderjarige] een veilige opvoedsituatie kan bieden zonder overmatig alcoholgebruik, ruzies en huiselijk geweld. Van belang daarbij is dat de moeder haar problemen erkent en dat zij daar vervolgens aan zal werken. Indien een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder niet mogelijk blijkt te zijn, dan dient de GI ook de (on)mogelijkheden te onderzoeken voor plaatsing van [minderjarige] bij de vader.
De kinderrechter zal, gelet op de aard daarvan, de beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er daartegen hoger beroep wordt ingesteld.
C/02/409046 / JE RK 23-714:
De GI heeft in het op 17 april 2023 ingekomen verzoekschrift verzocht om [minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. Aangezien de mondelinge behandeling van dat verzoek niet kon worden afgewacht, zag de GI zich genoodzaakt om voormeld spoedverzoek in te dienen, welk verzoek bij beschikking van 25 april 2023 is toegewezen tot 9 mei 2023. Zoals hiervoor in de zaak met het nummer C/02/408973 / JE RK 23-696 is overwogen, zal die machtiging tot uithuisplaatsing worden verlengd tot 2 november 2023. Gelet hierop is het verzoek van 17 april 2023 inmiddels achterhaald en is een inhoudelijke beoordeling en beslissing daarvan niet meer nodig. De kinderrechter zal dit verzoek daarom afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
C/02/408973 / JE RK 23-696:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 9 mei 2023 tot 2 november 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek van 25 april 2023, voor zover het de mogelijkheid betreft om [minderjarige] te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, af;
C/02/409046 / JE RK 23-714:
wijst het verzoek van 17 april 2023 af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2023 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 17 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.