Op 13 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking van mr. Den Braber-Riemens afgewezen. Het wrakingsverzoek werd ingediend door twee verzoekers tijdens de zitting van 6 april 2023, naar aanleiding van de behandeling van verschillende bestuursrechtelijke zaken die door de rechter waren samengevoegd. Verzoekers voerden aan dat er een schijn van partijdigheid bestond, omdat zij hadden verzocht om de zaken afzonderlijk te behandelen en omdat er stukken ontbraken in het verweerschrift.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. De afwijzing van het verzoek om afzonderlijke behandeling werd gezien als een procesbeslissing, die op zichzelf onvoldoende grond voor wraking biedt.
Daarnaast werd opgemerkt dat verzoekers niet voldoende hadden onderbouwd dat er sprake was van enige schijn van vooringenomenheid of een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De rechtbank concludeerde dat er geen andere omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. Daarom werd besloten om de mondelinge behandeling van het verzoek achterwege te laten en het verzoek tot wraking als ongegrond te verklaren. De behandeling van de aan de wraking gerelateerde zaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing.