ECLI:NL:RBZWB:2023:3439

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
10093351 CV EXPL 22-2325
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • A.F.P. Klapwijk
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot betaling van factuur door gedaagde wegens onvoldoende onderbouwing door eiseres

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2023, vorderde de besloten vennootschap Grafisch Bedrijf Goes BV (hierna: GBG) betaling van een factuur van € 462,22 van de besloten vennootschap Hijs- en Takelwerken en Hijstechnieken Benelux B.V. (hierna: HTW). HTW betwistte de ontvangst van de factuur en voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de inhoud ervan. GBG had de vordering gebaseerd op een overeenkomst tussen partijen, maar kon de feiten en omstandigheden die haar vordering onderbouwden niet voldoende concretiseren. De rechtbank oordeelde dat GBG niet voldoende bewijs had geleverd om haar vordering te staven, ondanks de gemotiveerde betwisting door HTW. Hierdoor werd de vordering van GBG afgewezen. Tevens werd GBG veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van HTW op nihil werden vastgesteld, aangezien HTW zonder gemachtigde had geprocedeerd. Het vonnis werd uitgesproken door mr. Van der Burgt.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10093351 CV EXPL 22-2325
Vonnis d.d. 17 mei 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap
GRAFISCH BEDRIJF GOES BV,
gevestigd te Goes ,
eisende partij,
hierna te noemen: GBG ,
gemachtigde: mr. R.J. van der Zee van JuridischAdvies4U,
tegen
de besloten vennootschap
HIJS- EN TAKELWERKEN EN HIJSTECHNIEKEN BENELUX B.V.,
gevestigd te Goes ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: HTW ,
verschenen bij de heer A.F.P. Klapwijk, bestuurder .

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 september 2022 met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de conclusie van dupliek;
  • de akte van uitlating van GBG .
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1
GBG vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om HTW te veroordelen tot betaling van de hoofdsom van € 462,22, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van verzuim tot aan de dag van algehele voldoening en de buitengerechtelijke incassokosten van € 83,99, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 14e dag na dagtekening van het te wijzen vonnis, met veroordeling van HTW in de proceskosten en nakosten.
2.2
GBG legt aan haar vordering ten grondslag dat HTW uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst verplicht is tot betaling van de factuur d.d. 17 december 2021 ter hoogte van € 462,22. De uiterlijke betaaltermijn is verstreken op 16 januari 2022. HTW is ondanks aanmaning in gebreke gebleven met de betaling van het aan GBG verschuldigde bedrag.
2.3
HTW voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. HTW voert hiertoe het volgende aan.
HTW heeft eerder overeenkomsten gesloten met GBG en daarvoor een drietal facturen ontvangen. Dit betreft de facturen van 5 november 2021, 2 december 2021 en 3 december 2021. Deze facturen heeft HTW betaald. De factuur waarvan nu betaling wordt gevorderd, heeft HTW nooit ontvangen. Zij weet ook niet waar deze factuur betrekking op heeft.

3.De beoordeling

3.1
Van GBG als eisende partij mag verwacht worden dat zij de feiten en omstandigheden waarop zij haar vordering baseert voldoende feitelijk stelt en concreet en gemotiveerd onderbouwt. Het had op de weg van GBG gelegen om de aan haar vordering ten grondslag liggende overeenkomst en de factuur in het geding te brengen. Uit de door GBG in de procedure overgelegde aanmaningen en herinneringen, WhatsApp correspondentie en het facturenoverzicht kan niet worden afgeleid waar de vordering betrekking op heeft.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat GBG haar vordering tegenover de gemotiveerde betwisting van HTW onvoldoende (nader) heeft onderbouwd. Dit betekent dat het verweer van HTW slaagt en dat de vordering in zijn geheel wordt afgewezen.
3.2
GBG is de partij die in het ongelijk wordt gesteld en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld, met dien verstande dat geen gemachtigdensalaris zal worden toegewezen, omdat gedaagde heeft geprocedeerd zonder zich te laten bijstaan door een gemachtigde. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van HTW op nihil vastgesteld.

4.De beslissing

De kantonrechter
wijst de vordering van GBG af;
veroordeelt GBG in de proceskosten, aan de zijde van HTW tot dit vonnis vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.