In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (mrb) opgelegd voor het tijdvak van 2 maart 2020 tot en met 1 maart 2021, alsmede een verzuimboete van € 973. De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2022 behandeld, waarbij belanghebbende en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar van de inspecteur vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de verzuimboete, omdat de rechtbank de verzuimboete heeft gematigd tot € 50, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende.
Belanghebbende, die als houder van een personenauto geregistreerd stond, had tijdens zijn uitzending naar Afghanistan de auto bij een garagehouder gestald. Tijdens zijn afwezigheid was de auto geschorst, maar er was gebruik gemaakt van de openbare weg, wat leidde tot de naheffingsaanslag. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht had opgelegd, maar dat de verzuimboete verder gematigd moest worden vanwege de bijzondere persoonlijke omstandigheden van belanghebbende, waaronder de ernstige gezondheid van zijn vader en de relatieproblemen met zijn ex-echtgenote.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is voor wat betreft de verzuimboete, en dat de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 januari 2023.