ECLI:NL:RBZWB:2023:3442

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
407058 JERK 23-386
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Oomes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 mei 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 25 november 2020 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft op 28 februari 2023 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de minderjarige als haar ouders zijn gehoord.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Ondanks enige positieve ontwikkelingen, zoals deelname aan activiteiten en therapie, zijn er nog steeds aanzienlijke zorgen over haar welzijn. De ouders hebben samen het ouderlijk gezag, maar de situatie is complex. De vader heeft aangegeven dat hij instemt met de verlenging van de ondertoezichtstelling, terwijl de moeder haar zorgen heeft geuit over de effectiviteit van de hulpverlening tot nu toe. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de GI de komende periode betrokken moet blijven om de positieve lijn voort te zetten en om te waarborgen dat de hulpverlening voldoende is voor de verdere ontwikkeling van [minderjarige].

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen van 25 mei 2023 tot 25 mei 2024, en heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is op schrift gesteld op 17 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/407058 / JE RK 23-386
Datum uitspraak: 4 mei 2023

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
locatie Etten-Leur,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 28 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 28 februari 2023.
Op 4 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over het verzoek van de GI te praten tijdens een kindgesprek. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt.
De feiten
De ouders oefenen samen het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
[minderjarige] woont bij de vader.
Bij beschikking van 25 november 2020 is [minderjarige] onder toezicht van de GI gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 25 mei 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De GI voert ter onderbouwing van het verzoek aan dat er veel is gebeurd in het afgelopen jaar. [minderjarige] gaat nu twee dagdelen per week met [hulpverlener 1] mee voor verschillende activiteiten. Dit zorgt voor structuur in het leven van [minderjarige] en zij leert door deelname aan de verschillende activiteiten om te gaan met bepaalde angsten die zij heeft. Daarnaast heeft [minderjarige] wekelijks systeemtherapie samen met de ouders. Gezien wordt dat de ouders en [minderjarige] zich inzetten voor deze therapie en dat zij hier baat bij hebben. [minderjarige] gaat nog niet naar school. Wel is zij in maart begonnen met het maken van schoolwerk vanuit huis. [minderjarige] krijgt hierbij ondersteuning van een begeleider van school die [minderjarige] wekelijks thuis bezoekt en met haar bespreekt hoe het gaat. Over twee weken vindt er een evaluatiegesprek plaats op school waarvoor [minderjarige] ook is uitgenodigd. De bedoeling van voormelde hulpverlening is dat [minderjarige] stapsgewijs steeds meer gaat deelnemen aan het normale leven. [minderjarige] wil dit zelf ook graag, maar het is heel lastig voor haar. Als de stappen te snel worden gezet, wordt [minderjarige] overvraagd en laat zij alles vallen. Dit maakt het lastig en vraagt om een goede afstemming. De jeugdzorgwerker voert regelmatig gesprekjes met [minderjarige] om te achterhalen hoe het met [minderjarige] gaat en waar nodig bij te sturen. Zowel [minderjarige] als de ouders hebben de wil om te werken aan een verbetering van de situatie. [minderjarige] lijkt op dit moment ook iets beter in haar vel te zitten. Door beide ouders en [minderjarige] zijn in het afgelopen jaar echter ook meerdere noodkreten gegeven. [minderjarige] laat fors zelfbepalend gedrag zien en het lukt de ouders ondanks de ingezette opvoedondersteuning niet om de regie te pakken. Beide ouders gedogen het gedrag van [minderjarige] , maar lopen daardoor wel op eieren. Co-ouderschap is door de ouders een periode volgehouden, maar vanwege gezondheidsredenen is dit voor de moeder op dit moment niet mogelijk. [minderjarige] verblijft nu één dag in de week met overnachting bij de moeder. De andere dagen van de week verblijft zij bij de vader. Eind november 2022 is na intern overleg, in samenspraak met [minderjarige] en beide ouders, besloten dat het voor [minderjarige] beter is als zij op een andere plek opgroeit. Sindsdien wordt er actief gezocht naar een geschikte plek voor [minderjarige] in een gezinshuis. Tot op heden is dit niet gelukt. Wel is er voor [minderjarige] een weekendpleeggezin gevonden waar zij één keer in de vier weken van vrijdag tot zondag verblijft. Daarmee worden enerzijds de ouders van [minderjarige] ontlast en anderzijds wordt [minderjarige] bewogen om haar grenzen te verleggen. Ook biedt het [minderjarige] de kans om te zien hoe het er in andere gezinnen aan toe gaat. Gezien de huidige situatie wordt [minderjarige] nog steeds ernstig bedreigd in haar ontwikkeling. Een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar is nog noodzakelijk om de belangen van [minderjarige] te waarborgen.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter verteld dat zij op dit moment beter in haar vel zit. Dit heeft volgens [minderjarige] te maken met het mooiere weer en omdat zij een beter contact met haar beide ouders ervaart. Eerder heeft zij aangegeven in een gezinshuis te willen wonen, maar daar twijfelt [minderjarige] nu over. Zij voelt zich thuis nu weer meer op haar gemak. Ook vraagt [minderjarige] zich af of plaatsing in een gezinshuis school in de weg zou staan. Sinds enkele weken heeft zij school weer opgepakt, waarbij zij huiswerkopdrachten thuis maakt. [minderjarige] krijgt daarbij wel begeleiding, maar zij zou graag meer begeleiding willen om zich beter te kunnen focussen. Eventueel zou [minderjarige] weer les op school willen volgen. [minderjarige] neemt nog steeds deel aan de activiteiten bij [hulpverlener 1] , maar omdat er weinig afwisseling in de activiteiten zit vindt zij het wel saai. Zij zou graag, zoals voorheen, weer iets met paarden willen doen. [minderjarige] vindt een verlenging van de ondertoezichtstelling niet per se nodig, maar begrijpt het wel als de ondertoezichtstelling nog wordt voortgezet. Met de vorige jeugdzorgwerker liep het totaal niet, maar met de huidige jeugdzorgwerker heeft zij een fijn en prettig contact.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat er al drie jaar een ondertoezichtstelling is, maar dat deze maatregel nog steeds niet heeft gebracht wat de moeder had gehoopt. Weliswaar zijn enkele doelen (gedeeltelijk) behaald, maar sommige doelen daarentegen nog helemaal niet. De moeder had graag meer vooruitgang willen zien. Van structurele effectieve veranderingen is nog geen sprake. Tegelijkertijd realiseert de moeder zich dat een voortzetting van de ondertoezichtstelling vooralsnog nodig is om de huidige hulpverlening voort te zetten en om er zorg voor te dragen dat [minderjarige] stapjes kan blijven zetten. Met de huidige jeugdzorgwerker heeft [minderjarige] een goede klik. Zowel de ouders als [minderjarige] hebben baat bij de systeemtherapie. Ook neemt [minderjarige] via [hulpverlener 1] weer deel aan verschillende activiteiten en lijkt zij school stapsgewijs weer op te pakken. Door de ervaringen in het verleden vreest de moeder dat [minderjarige] op enig moment weer een terugval kan krijgen en dat zou de moeder erg zonde vinden. De moeder gunt [minderjarige] weer een normaal leven, waarbij zij een gezond dag- en nachtritme heeft met normale eettijden, weer naar school gaat en sociaal actiever is. Ook zou de moeder willen dat [minderjarige] meer verantwoordelijkheden kan dragen wat mogelijk zou kunnen maken dat [minderjarige] vaker bij haar kan zijn. In dat geval hoeft de moeder [minderjarige] namelijk minder te sturen, waardoor een verblijf van [minderjarige] bij de moeder minder belastend en voor de moeder beter te dragen is.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij instemt met een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Sinds [hulpverlener 2] als hulpverlenende instantie is betrokken, is sprake van enige verbetering in de situatie. Het scherpe kantje is er bij [minderjarige] af waardoor zij beter benaderbaar is. Toch valt de zorg voor [minderjarige] de naast zijn fulltime baan de vader nog zwaar. [minderjarige] vraagt veel van de vader en in verband met zijn eigen beperkte belastbaarheid kan hij [minderjarige] niet altijd bieden wat zij nodig heeft. Wanneer de vader aan het werk is, zit [minderjarige] min of meer in de wachtstand. Dit maakt dat de vader een plaatsing van [minderjarige] in een gezinshuis, waar wel alle tijd en aandacht voor haar is, beter vindt voor [minderjarige] en haar ontwikkeling. Wel wil de vader bij een plaatsing van [minderjarige] elders een goed contact met [minderjarige] blijven hebben.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, van het BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
De kinderrechter is op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht van oordeel dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er zijn al lange tijd forse zorgen over [minderjarige] . Deze zorgen zijn nog steeds aanwezig en de doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling zijn gesteld zijn nog niet behaald. Weliswaar is sprake van een voorzichtige positieve ontwikkeling, maar deze situatie is nog pril. Er dienen nog verschillende zaken, zoals bijvoorbeeld school en het ondernemen van activiteiten buitenhuis, verder uitgebreid te worden, waarbij het belangrijk is dat de draaglast en draagkracht van Lisa goed in evenwicht is. Wanneer de door [minderjarige] te nemen stappen te snel gaan of teveel van haar vragen, leert de ervaring namelijk dat [minderjarige] terug kan vallen. Hoewel de ondertoezichtstelling van [minderjarige] al langere tijd loopt, acht de kinderrechter het dan ook van belang dat de GI de komende periode betrokken blijft. Belangrijk is dat de huidige positieve lijn vanuit het kader van de ondertoezichtstelling wordt voortgezet en dat gevolgd wordt of de hulpverlening die is ingezet voldoende is om de verdere ontwikkeling van [minderjarige] te garanderen en/of andere (aanvullende) hulpverlening nodig is. Daarbij overweegt de kinderrechter dat haar is gebleken dat tussen [minderjarige] en de huidige jeugdzorgwerker een goede samenwerkingsrelatie bestaat waarbij [minderjarige] open staat voor de regie die door de jeugdzorgwerker wordt gevoerd om haar in beweging te brengen en te werken aan een verbetering van de situatie. Dit maakt ook dat de kinderrechter een voortzetting van de ondertoezichtstelling in het belang van [minderjarige] acht.
Gelet op het voorgaande wordt naar het oordeel van de kinderrechter nog altijd voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255, eerste lid, van het BW. Gezien de problematiek en de stappen die nog moeten worden gezet, ziet de kinderrechter geen aanleiding om de ondertoezichtstelling voor een beperktere duur toe te wijzen. Conform het verzoek van de GI zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] worden verlengd voor de duur van een jaar.
Gelet op de aard van de maatregel zal de kinderrechter de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals (ook) is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen de beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 25 mei 2023 tot 25 mei 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2023 door mr. Oomes, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen als griffier, en op schrift gesteld op 17 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.