ECLI:NL:RBZWB:2023:3469

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
10234166 CV EXPL 22-3576 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Stadlander en Gewoon Beheer B.V., vertegenwoordigd door de bewindvoerder. De eisende partij, Stadlander, vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de huurder, [naam 2], wegens overlast en schade aan de woning. De procedure volgde op eerdere klachten van omwonenden over geluidsoverlast, drugsoverlast en vernielingen aan de woning. Stadlander had de huurovereenkomst opgezegd en de bewindvoerder geïnformeerd over de beëindiging van de huurovereenkomst.

De kantonrechter oordeelde dat [naam 2] zich niet als goed huurder had gedragen, wat in strijd was met de huurvoorwaarden. De rechter stelde vast dat de tekortkomingen van [naam 2] zo ernstig waren dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigden. De vordering tot betaling van toekomstige huurpenningen werd afgewezen, omdat er geen huurachterstand was. De kantonrechter heeft de bewindvoerder veroordeeld in de proceskosten en de ontruiming van de woning bevolen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis.

De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de ontruiming kan plaatsvinden voordat de uitspraak in hoger beroep kan worden aangevochten. Dit vonnis benadrukt de verplichtingen van huurders om zich als goede huurders te gedragen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10234166 \\ CV EXPL 22-3576
Vonnis van 17 mei 2023
in de zaak van
STICHTING STADLANDER,
gevestigd te Bergen op Zoom,
eisende partij,
hierna te noemen: Stadlander,
vertegenwoordigd door: [naam 1] , werkzaam bij Stadlander,
tegen
GEWOON BEHEER B.V., in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam 2],
gevestigd te Roosendaal,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
gemachtigde: mr. C.G. Huijsmans.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 februari 2023 en de daarin genoemde stukken,
- de brief van Stadlander van 30 maart 2023, met producties 20 t/m 22,
- de brief van Stadlander van 30 maart 2023, met productie 23,
- de brief van Stadlander van 6 april 2023, met productie 24,
- de mondelinge behandeling van 17 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam 2] heeft eerder twee andere woningen van Stadlander gehuurd. [naam 2] huurt per 6 augustus 2021 de woning aan [adres] (hierna te noemen: de woning). Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van Stadlander van toepassing. In artikel 6.3 van de huurvoorwaarden is opgenomen dat een huurder het gehuurde als een goed huurder dient te gebruiken.
2.2.
Stadlander, [naam 2] en [stichting] hebben op 25 januari 2022 een document ondertekend genaamd ‘Addendum huurovereenkomst aanvullende voorwaarden’. Hierin is onder meer opgenomen dat [naam 2] zich gedurende een jaar ertoe verplicht om het gehuurde als een goed huurder te gebruiken en hulp en/of begeleiding af te nemen, al dan niet via [stichting] .
2.3.
Stadlander heeft van diverse omwonenden klachten ontvangen betreffende ingeslagen ramen van de hal en de galerij, geluidsoverlast, drugsoverlast en stankoverlast.
2.4.
Per brief van 27 oktober 2022 heeft Stadlander de bewindvoerder en [naam 2] laten weten de huurovereenkomst te willen beëindigen.
2.5.
Per brief van 4 januari 2023 heeft Stadlander het addendum verlengd voor de duur van een jaar.

3.Het geschil

3.1.
Stadlander vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden, de bewindvoerder te veroordelen tot ontruiming van de woning en de betaling van de toekomstige huurpenningen, vermeerderd met rente en een proceskostenveroordeling. Stadlander legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag.
3.2.
[naam 2] dient zich op grond van de wet en de huurvoorwaarden als goed huurder te gedragen. Dat houdt onder meer in dat [naam 2] geen overlast mag veroorzaken en/of schade aan de woning mag toebrengen. Nu [naam 2] overlast heeft veroorzaakt en ramen en deuren zijn vernield, is [naam 2] tekortgeschoten in zijn verplichting om zich als een goed huurder te gedragen. Die tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning. De bewindvoerder dient de toekomstige huurpenningen te betalen, nu Stadlander vaak meemaakt dat bij een aanzegging van de huurbeëindiging geen huurpenningen meer worden betaald.
3.3.
De bewindvoerder voert verweer. De bewindvoerder concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Stadlander, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Stadlander, met veroordeling van Stadlander in de kosten van deze procedure. De bewindvoerder voert hiertoe het volgende aan.
3.4.
Primair stelt de bewindvoerder dat de verkeerde partij is gedagvaard. [bedrijf] V.O.F. is niet langer de bewindvoerder van [naam 2] , maar Gewoon Beheer B.V. Subsidiair stelt de bewindvoerder zich op het standpunt dat de verwijten van Stadlander niet tot een ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen zouden moeten leiden. Zo mag [naam 2] zelf weten hoe hij zijn woning inricht en betwist de bewindvoerder dat de door omwonenden ervaren overlast door [naam 2] wordt veroorzaakt. Stadlander kan zich niet op het addendum van de huurovereenkomst beroepen, nu deze niet is ondertekend door de bewindvoerder.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de dagvaarding volgt dat [bedrijf] V.O.F. is gedagvaard. Ter zitting heeft Stadlander verzocht om rectificatie van de partijnaam naar Gewoon Beheer B.V.
Een rectificatie van een partijnaam is toegestaan, als sprake is van een vergissing in de aanduiding van een van de partijen, de wederpartij door die vergissing niet onredelijk in haar belangen is geschaad en de rectificatie tijdig plaatsvindt.
De kantonrechter overweegt dat met de vergissing de bewindvoerder niet in haar belangen is geschaad nu zij in de procedure is verschenen. De rectificatie vindt ook tijdig plaats, nu hier door Stadlander bij de eerstvolgende gelegenheid om is verzocht. De kantonrechter zal de rectificatie van de naam van de bewindvoerder daarom toestaan, waardoor Stadlander ontvankelijk is in haar vorderingen. Deze rectificatie is tevens verwerkt bij de vermelding van de partijnamen in de kop van dit vonnis.
4.2.
Bij de partijnamen staat ook dat een bewind is ingesteld over de goederen van [naam 3] . Uit het vervolg van de dagvaarding volgt echter dat de naam van de betrokkene [naam 2] is en niet [naam 3] . Nu het hier een kennelijke verschrijving betreft, zal de kantonrechter de partijnaam lezen als ‘ [naam 2] ’. Dit is eveneens verwerkt bij de vermelding van de partijnamen in de kop van dit vonnis.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat een huurder gehouden is om zich als goed huurder te gedragen. Dit betekent dat een huurder – onder meer – zich dient te onthouden van het veroorzaken van overlast aan omwonenden en schade aan de woning. Op grond van artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek geeft iedere tekortkoming van een partij de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt.
4.4.
Stadlander heeft onder andere verklaringen en interne notities overgelegd waaruit onder meer volgt dat de ruit van de voordeur van de woning door [naam 2] is vernield, dat door hem allerlei spullen en afval in de gemeenschappelijke ruimtes zijn geplaatst en dat omwonenden overlast van [naam 2] ervaren. Ook blijkt uit door Stadlander overgelegde foto’s dat deuren en ramen in de woning zijn vernield. De kantonrechter oordeelt daarom dat [naam 2] zich niet als goed huurder heeft gedragen, wat in strijd is met de wet, de huurvoorwaarden en het addendum. Weliswaar is het addendum niet getekend door de bewindvoerder, maar [naam 2] was bevoegd om het addendum te tekenen.
De tekortkomingen zijn zo ernstig dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen rechtvaardigen. De belangen van de verhuurder (te weten het verschaffen van huurgenot aan de omwonenden en bescherming van haar eigendom) wegen in dit geval zwaarder dan het belang van [naam 2] om in de woning te mogen blijven wonen. Daarbij weegt ook mee dat [naam 2] vernielingen heeft aangericht in de twee eerder van Stadlander gehuurde woningen. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de daarmee samenhangende ontruiming van het gehuurde zullen daarom worden toegewezen.
4.5.
De vordering tot betaling van de huurpenningen vanaf de dag van dagvaarding zal worden afgewezen. De enkele vrees van Stadlander dat betaling zal uitblijven is onvoldoende om deze vordering toe te wijzen. De kantonrechter overweegt daarbij dat geen sprake is van een huurachterstand. Daarnaast valt niet in te zien waarom de bewindvoerder niet de huurpenningen, althans een gebruiksvergoeding, zal blijven betalen zolang [naam 2] van de woning gebruik maakt.
4.6.
Ter zitting heeft de bewindvoerder aangegeven dat [naam 2] hulp nodig heeft. Hoewel de kantonrechter [naam 2] daartoe niet kan verplichten, acht zij het wel wenselijk dat [naam 2] hulp zoekt en die aanvaardt. Daarbij kan [naam 2] onder andere denken aan [stichting] die hem eerder heeft geholpen.
4.7.
De bewindvoerder is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Stadlander als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
125,03
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
398,00
(2 punten × € 199,00)
Totaal
651,03
4.8.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten – die worden begroot op € 99,50, zijnde een half punt salaris gemachtigde – een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst betreffende de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te [adres] ,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder om die woning met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze laatste niet het eigendom van Stadlander zijn, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen, en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Stadlander te stellen,
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, aan de zijde van Stadlander tot dit vonnis vastgesteld op € 651,03,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.