ECLI:NL:RBZWB:2023:3503
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiser door het UWV
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Het UWV had op 20 juli 2021 besloten de uitkering van eiser te beëindigen per 21 augustus 2021, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. I. Oztas, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde zijn standpunt in een besluit van 1 augustus 2022. De rechtbank heeft de zaak op 3 maart 2023 behandeld, waarbij ook de gemachtigde van het UWV, mr. H.J.J. Verhoeven, aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn beslissing heeft gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen, die de medische situatie van eiser hebben beoordeeld. Eiser had rugklachten en was eerder arbeidsongeschikt geweest, maar de verzekeringsartsen concludeerden dat hij in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Eiser heeft aangevoerd dat zijn beperkingen onvoldoende zijn meegewogen en dat het UWV in strijd met de wet heeft gehandeld. De rechtbank oordeelt echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen voldoende zijn onderbouwd.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat de ZW-uitkering per 21 augustus 2021 terecht is beëindigd. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. T. Peters op 17 mei 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.