ECLI:NL:RBZWB:2023:3503

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3917
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiser door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Het UWV had op 20 juli 2021 besloten de uitkering van eiser te beëindigen per 21 augustus 2021, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. I. Oztas, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde zijn standpunt in een besluit van 1 augustus 2022. De rechtbank heeft de zaak op 3 maart 2023 behandeld, waarbij ook de gemachtigde van het UWV, mr. H.J.J. Verhoeven, aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn beslissing heeft gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen, die de medische situatie van eiser hebben beoordeeld. Eiser had rugklachten en was eerder arbeidsongeschikt geweest, maar de verzekeringsartsen concludeerden dat hij in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Eiser heeft aangevoerd dat zijn beperkingen onvoldoende zijn meegewogen en dat het UWV in strijd met de wet heeft gehandeld. De rechtbank oordeelt echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen voldoende zijn onderbouwd.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat de ZW-uitkering per 21 augustus 2021 terecht is beëindigd. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. T. Peters op 17 mei 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3917 ZW

uitspraak van 17 mei 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. I. Oztas,
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 20 juli 2021 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 21 augustus 2021.
Met het bestreden besluit van 1 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de beëindiging van de uitkering gebleven.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 3 maart 2023 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers gemachtigde en, als gemachtigde van het UWV, mr. H.J.J. Verhoeven.
1.4
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is en doet dit onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3.1
De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 21 augustus 2021.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3.2
Eiser is werkzaam geweest als medewerker glastuinbouw op arbeidscontract tot 19 oktober 2020 via [naam bedrijf 1] bij [naam bedrijf 2] . Voor dat werk is hij op 8 juni 2020 uitgevallen vanwege rugklachten. Bij besluit van 4 november 2020 heeft het UWV eiser met ingang van 19 oktober 2020 een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV bij het primaire besluit gesteld dat eiser in staat is passende arbeid te verrichten en daarmee meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Daarom is de ZW-uitkering beëindigd.
3.3
Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd, eiser gezien op haar spreekuur van 1 juli 2021 en hem daarbij onderzocht. Zij heeft gerapporteerd dat eiser, uitgevallen met lage rugklachten, bij aanvullend onderzoek bleek te leiden aan een hernia op niveau L4-L5 waarvoor hij uiteindelijk 2 injecties in de rug kreeg, de laatste op 15 maart 2021. Follow-up bij de orthopeed was op 10 juni 2021 middels een belafspraak. Het advies
was om door te gaan met fysiotherapie, waar eiser één keer per week komt. Eiser ervaart geen bewegingsbeperkingen, wel pijn in het linkerbeen bij zwaar fysiek werk zoals dweilen of als hij zich moet uitstrekken zoals bij ramen zemen. Eiser is verder bekend met DM, HT en hypercholesterol die stabiel is met medicatie. [naam verzekeringsarts] ziet een man met normaal postuur die op soepele wijze beweegt. De bevindingen bij anamnese en eigen onderzoek zijn volgens haar consistent en plausibel.
Zij acht eiser ongeschikt voor de maatgevende arbeid omdat dit fysiek zwaar werk is en dat kan eiser op dat moment niet vanwege de klachten. Er zou zelfs stagnatie in het herstel kunnen optreden en dat acht de verzekeringsarts niet wenselijk.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] acht eiser door zijn ziekte en beperkingen aangewezen op fysiek licht werk. Hij is gebaat bij houdingen waarbij zitten, staan en lopen worden afgewisseld. Veelvuldig traplopen is niet wenselijk en het moet mogelijk zijn te vertreden. Eiser is verder beperkt voor fysiek zwaar werk en werk met piekbelastingen qua kracht. Ook sterke schokken en trillingen op de rug zijn niet wenselijk en eiser kan niet langdurig in een gebogen houding actief zijn. Verder kan hij zich niet volledig uitstrekken, zoals bij ramen zemen.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 1 juli 2021.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft het dossier inclusief de bezwaargronden bestudeerd, deelgenomen aan de hoorzitting van 9 mei 2022 en eiser daarbij fysiek onderzocht. Zij heeft bij haar afwegingen betrokken de brieven van orthopedisch chirurg [naam orthopedisch chirurg 1] van 18 oktober 2021 en 2 november 2021, alsmede de brief van orthopedisch chirurg [naam orthopedisch chirurg 2] van 14 oktober 2020. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] maakt uit de voorliggende gegevens op dat de aangenomen fysieke beperkingen passend zijn bij de aard en mate van de aandoeningen. Er wordt immers rekening mee gehouden dat eiser is aangewezen op fysiek lichte, rugsparende arbeid. De rugklachten worden bevestigd in de medische informatie van de orthopeed. Daarnaast blijkt uit de medische informatie van de orthopeed van 18 oktober 2021 dat sprake is van afname van de hernia op de MRI van 31 oktober 2021, dat de rugklachten verbeterd zijn en dat een afwachtend beleid naast een laatste injectie wordt gehanteerd.
Intensievere behandeling is niet aan de orde. Verder blijkt uit zowel de primaire rapportage als uit de hoorzitting dat eiser pijnklachten ervaart bij activiteit. Ook blijkt dat hij zelfstandig woont, het eigen huishouden doet, de boodschappen doet en autorijdt.
Verder blijkt dat suikerziekte, cholesterol en bloeddruk gecontroleerd worden door de
huisarts en dat deze goed gereguleerd zijn waardoor aanvullende beperkingen niet aan de orde zijn.
In de brief van 2 november 2021 benoemt de orthopeed welke beperkingen aan de orde zijn, maar een orthopeed is niet bekend met criteria die gehanteerd worden om beperkingen vast te stellen.
Beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren zijn niet aan de orde. Er is immers geen sprake van een psychische problematiek of aandoening. Dit werd ook tijdens de hoorzitting door eiser bevestigd.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] concludeert dat de belastbaarheid in het kader van de Eerstejaars ZW-beoordeling per datum in geding, te weten 21 augustus 2021, juist is vastgesteld met de FML van 1 juli 2021.
4.3
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen op het gebied van lichamelijk functioneren. Hij acht zich meer arbeidsongeschikt en meent dat bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het bestreden besluit had kunnen worden gekomen. Hij acht het bestreden besluit in strijd met de wet, althans in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het motiverings- en het zorgvuldigheidsbeginsel.
In zijn aanvullende gronden van 20 februari 2023 stelt eiser dat een orthopeed weliswaar geen verzekeringsarts is, maar dat de verzekeringsarts b&b er ten onrechte aan voorbijgaat dat orthopedisch chirurg [naam orthopedisch chirurg 1] meer dan voldoende medische kennis heeft omtrent aandoeningen aan het bewegingsapparaat om te beoordelen of iemand hinder ondervindt bij het torderen. De verzekeringsarts b&b motiveert niet, dan wel onvoldoende, waarom, ondanks dat de orthopeed vaststelt dat eiser beperkt is voor torderen, er door haar geen beperkingen worden aangenomen voor torderen. Voorts heeft eiser aangevoerd dat in de FML staat dat zitten moet worden afgewisseld met lopen/staan, maar zonder tijdsaanduiding. Daarmee blijft ongewis om de hoeveel minuten eiser het zitten af dient te wisselen met lopen/staan en acht hij dit punt onvoldoende gemotiveerd.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder zijn rugklachten en de verdere gevolgen daarvan met de door eiser daarvan ondervonden lichamelijke problemen. Eiser heeft in zijn nadere gronden van 21 februari 2023 nog gewezen op de brief van orthopedisch chirurg [naam orthopedisch chirurg 1] van 2 november 2021 waarin die voor eiser een beperking voor torderen aangeeft en stelt dat eiser niet langdurig kan zitten terwijl afwisselen belangrijk is.
Uit de rapportage van 31 mei 2022 van de verzekeringsarts b&b blijkt dat die verzekeringsarts ook die brief van 2 november 2021 van chirurg [naam orthopedisch chirurg 1] nadrukkelijk bij haar afwegingen heeft betrokken. Zij heeft daarbij gewezen op de specifieke expertise van verzekeringsartsen bij het vaststellen van beperkingen voor een FML die zij heeft gebruikt bij de afweging of de klachten van eiser zoals door [naam orthopedisch chirurg 1] aangegeven, beperkingen in de FML rechtvaardigen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank er van overtuigd dat de verzekeringsarts b&b bij de opstelling van de FML met het geobjectiveerde deel van de klachten voldoende rekening heeft gehouden en dat daarbij geen beperkingen zijn gemist, die medisch objectiveerbaar in de FML thuishoren.
Ondanks de aankondiging daarvan heeft eiser in beroep geen andere medische informatie overgelegd. Ook overigens is de rechtbank niet kunnen blijken van medische informatie die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
Er is dan ook niet gebleken dat in de FML van 1 juli 2021 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt daarom niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: snackbereider (handmatig) (Sbc-code 111071), textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (Sbc-code 111160) en inpakker (handmatig) (Sbc-code 111190).
5.2
Eiser heeft in de aanvullende gronden van 20 februari 2023 aangevoerd dat bij de functie met SBC-code 111071 onder punt 4.18.1 is vermeld dat het traplopen gepaard gaat met het dragen van lasten tot 6 kg. Hoewel de arbeidsdeskundige stelt dat het dragen van de lasten met beide handen kan plaatsvinden, wijst eiser er op licht beperkt te zijn voor traplopen, terwijl in deze functie, tijdens 2 uren, 30 maal ongeveer 4 treden achtereen gelopen dient te worden. De arbeidsdeskundige lijkt dat niet zwaarder dan de op de FML aangegeven grens (4 x per uur 30 treden), maar dat is het volgens eiser wel, samen met het dragen tot 6 kg. Dit is een extra belasting bij de rugklachten van eiser. Bovendien kan eiser met rechts wel tillen, maar niet met links. En als eiser met beide handen gaat tillen, kan hij zich bij traplopen niet vasthouden aan de trapleuning, zodat hij in de problemen kan komen met het balanceren op de trap met alle risico’s van dien. Dus acht eiser die functie ongeschikt en stelt dat die niet had mogen worden geduid.
Verder staat onder punt 5.7.1 een maximale hoogte voor reiken van 185 cm en terwijl eiser
minder dan 165 cm lang is en zou voor hem geen eindstandige schouderbeweging vereist mogen zijn. Eiser stelt dat 185 cm voor hem wel degelijk een eindstandige schouderbeweging vereist.
Verder noemt eiser functie 111010, waar onder punt 4.12.1 is vermeld dat een paar keer per jaar een kar met een kracht van minder dan 250N getrokken dient te worden. Eiser is beperkt tot 150N duwen of trekken. Het trekken van deze kar is wel incidenteel, maar
met de kar moet 100 meter worden afgelegd en dat is dus te belastend. Daarom acht eiser ook deze functie niet geschikt.
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 16 juli 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 12 juli 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
In reactie op de hiervoor aangehaalde laatste beroepsgronden van 20 februari 2023 heeft arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige b&b] met zijn rapportage van 22 februari 2023 het volgende geconstateerd.
Uit het belastingprofiel van de functies met Sbc-code 111071 (snackbereider) blijkt dat de kratten met vlees met twee armen worden gedragen. Daarbij gaat het bij trappenlopen om slechts 4 treden op een bordes en eiser is niet beperkt voor een verhoogd persoonlijk risico terwijl de functie ook geen kenmerkende belasting voor een verhoogd persoonlijk risico inhoudt. Er is volgens [naam arbeidsdeskundige b&b] geen valide grond te veronderstellen dat traplopen in deze functie voor eiser te zwaar is. De arbeidsdeskundige b&b wijst er voorts op dat dit punt is besproken met de verzekeringsarts b&b die deze belasting acceptabel acht, waarmee de functie zoals ook onderbouwd in de rapportage van 12 juli 2022, passend is voor eiser.
Vervolgens geeft de arbeidsdeskundige b&b aan dat gelet op de lichaamsverhoudingen zoals bekend uit de anatomie, bij een lichaamslengte van iets minder dan 1.65 meter een reikhoogte van 1.85 meter evident geen eindstandige schouderbeweging vereist. Hij wijst er op dat ook dit punt destijds is besproken met de verzekeringsarts b&b die daarmee expliciet akkoord ging en dat eiser deze nadere beroepsgrond ook niet heeft onderbouwd.
Ten aanzien van het trekken van een kar in de functie met Sbc-code 111010 wijst de arbeidsdeskundige b&b er op dat de basis voor de functieduiding niet bestaat uit beperkingen zoals eiser die aanvoelt, maar uit de belastbaarheid die de verzekeringsarts b&b heeft vastgesteld. Met die vastgestelde beperkingen zit er met het incidenteel trekken van een kar over honderd meter in het aspect “duwen/trekken” geen overschrijding in die functie, zodat ook die functie passend is.
De rechtbank kan zich in deze reactie op de laatste beroepsgronden van eiser vinden en is mede daarom van oordeel dat het standpunt van eiser dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, uitsluitend voortvloeit uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
Bovendien is ook ter zitting besproken dat het gebruik van een olifantspoot als oplossing bij geringe lichaamslengte altijd mogelijk is, zoals door de arbeidsdeskundige in de rapportage van 12 juli 2022 is aangegeven. Daarbij is eveneens besproken dat de problemen met zitten en torderen in de FML hebben geleid tot een lichte beperking in item 5.2 voor zitten tijdens het werk en een beperking in item 5.6 voor gebogen en/of getordeerd actief zijn. Voorts is er ter zitting door de vertegenwoordiger van het UWV op gewezen dat voor eiser in de FML onder item 5.10.1 nog als beperking is aangegeven dat het zitten moet worden afgewisseld met lopen/staan.
Dit alles maakt dat voor de rechtbank vast staat dat de hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser met 12% minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 21 augustus 2021.
7. Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 17 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).