Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door een klager die de teruggave van een in beslag genomen bromfiets vorderde. De bromfiets was op 1 december 2022 in beslag genomen naar aanleiding van een inbraakmelding. De klager stelde dat hij rechthebbende was van de bromfiets en dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave. Tijdens de behandeling in raadkamer op 30 maart 2023 zijn de officier van justitie, mr. I.E.M.M. Haenen, en de raadsvrouw van de klager, mr. D. Marcus, gehoord. De klager was niet verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de klager niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij de rechtmatige eigenaar van de bromfiets is. De overgelegde screenshots, waaruit de klager zijn eigendom zou kunnen bewijzen, waren onvoldoende om buiten redelijke twijfel aan te tonen dat hij rechthebbende was. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat als een derde niet als rechthebbende kan worden aangemerkt, het verzoek om teruggave moet worden afgewezen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard, wat betekent dat de inbeslagname van de bromfiets in stand blijft. De beslissing is genomen door mr. A.L. Hoekstra en is op dezelfde dag uitgesproken in een openbare zitting. De klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen in cassatie te gaan tegen deze beslissing.