ECLI:NL:RBZWB:2023:3535

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
22-029275
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een Opel

Op 30 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een klaagschrift behandeld dat was ingediend door een klager die stelt eigenaar te zijn van een Opel, welke op 24 november 2022 in beslag was genomen. De klager verzocht om opheffing van het beslag en teruggave van de auto, stellende dat het beslag onrechtmatig was gelegd omdat er geen rechterlijke goedkeuring voor het beslag was gegeven. De officier van justitie, mr. I.E.M.M. Haenen, heeft echter betoogd dat er onvoldoende bewijs is dat de klager de feitelijke rechthebbende van de Opel is. De klager was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, en ook de belanghebbende was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de klager geen documenten heeft overgelegd die zijn eigendom van de Opel onderbouwen. De rechtbank benadrukt dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft en dat het niet de bedoeling is om in te gaan op de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank concludeert dat op basis van de beschikbare stukken niet kan worden vastgesteld dat de klager eigenaar is van de inbeslaggenomen Opel. Daarom verklaart de rechtbank het klaagschrift ongegrond. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 22-029275
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],wonende te [woonadres],
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 24 november 2022 onder [belanghebbende] in het strafvorderlijk onderzoek tegen die [belanghebbende] in beslag is genomen: een personenauto voorzien van het [kenteken] (hierna: de Opel);
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 22 december 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 30 maart 2023. Gehoord is de officier van justitie mr. I.E.M.M. Haenen.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De [belanghebbende] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager stelt eigenaar te zijn van de op 24 november 2022 inbeslaggenomen Opel en dat het beslag onrechtmatig is gelegd. Er is geen rechter geweest die het beslag heeft goedgekeurd. Klager heeft de Opel gekocht en niet gestolen. Klager lijdt schade door de voortduring van het beslag.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat op basis van de voorhanden zijnde stukken niet kan worden vastgesteld dat klager de feitelijke rechthebbende van de Opel is. Klager heeft dit met geen enkel stuk onderbouwd. Het klaagschrift dient reeds om die reden ongegrond te worden verklaard. Bovendien is er tegen de beslagene, zijnde [belanghebbende], proces-verbaal aangezegd wegens het op de openbare weg laten staan van een voertuig waarvan de tenaamstelling is geëindigd en de kentekenplaten hun geldigheid hebben verloren. Mogelijk wordt hij hiervoor strafrechtelijk vervolgd. Indien dat het geval is, dan acht de officier van justitie het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Opel zal bevelen, zodat ook om die reden het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] , moet de rechter, bij een artikel 94 Sv-beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende op dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
In dit geval is klager een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt. Klager stelt rechthebbende te zijn en klaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave.
De rechtbank zal moeten beoordelen of klager als redelijkerwijs rechthebbende kan worden aangemerkt. Zij mag daarbij civielrechtelijke aspecten betrekken. De rechtbank hoeft daarbij geen burgerrechtelijke eigendoms- en bezitskwesties te beslechten [2] . Het gaat om een voorlopig oordeel over eigendoms- en bezitsrechten [3] .
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de voorhanden zijnde stukken niet kan worden vastgesteld dat klager eigenaar is van de inbeslaggenomen Opel. Klager heeft daartoe ook geen enkel document overgelegd. Nu klager niet als redelijkerwijs rechthebbende op de Opel kan worden aangemerkt, zal de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaren.
De vraag of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, behoeft in het licht van het voorgaande geen verdere beantwoording meer.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond;
Deze beslissing is op 30 maart 2023 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 maart 2023.
De griffier is buiten staat de beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).