Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door klaagster, die de teruggave van haar in beslag genomen personenauto verzocht. De auto was in beslag genomen omdat klaagster onder invloed van alcohol had gereden en was inmiddels verkocht op 8 augustus 2022. Klaagster was niet aanwezig bij de behandeling van het klaagschrift, maar had schriftelijk laten weten niet te verschijnen.
De officier van justitie, mr. I.E.M.M. Haenen, stelde in raadkamer dat er geen strafvorderlijk belang meer bestond bij het voortduren van het beslag, nu de onderliggende strafzaak al was afgedaan. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift gegrond was, omdat de personenauto was verkocht en de vervangende waarde aan klaagster moest worden teruggegeven. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak.
De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de vervangende waarde van de personenauto aan klaagster. De beslissing werd genomen door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.