ECLI:NL:RBZWB:2023:3536

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
23-000035
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv betreffende teruggave van in beslag genomen personenauto na verkoop

Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door klaagster, die de teruggave van haar in beslag genomen personenauto verzocht. De auto was in beslag genomen omdat klaagster onder invloed van alcohol had gereden en was inmiddels verkocht op 8 augustus 2022. Klaagster was niet aanwezig bij de behandeling van het klaagschrift, maar had schriftelijk laten weten niet te verschijnen.

De officier van justitie, mr. I.E.M.M. Haenen, stelde in raadkamer dat er geen strafvorderlijk belang meer bestond bij het voortduren van het beslag, nu de onderliggende strafzaak al was afgedaan. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift gegrond was, omdat de personenauto was verkocht en de vervangende waarde aan klaagster moest worden teruggegeven. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak.

De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de vervangende waarde van de personenauto aan klaagster. De beslissing werd genomen door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 96-105967-22
rk.nummer: 23-000035
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
hierna te noemen: klaagster.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 5 juni 2022 onder klaagster in beslag is genomen: een personenauto voorzien van het [kenteken] (hierna: de personenauto);
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 20 december 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • de reactie van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 30 maart 2023. Gehoord is de officier van justitie mr. I.E.M.M. Haenen.
Klaagster is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen. Zij heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk te kennen gegeven dat zij niet bij de behandeling van het klaagschrift in raadkamer aanwezig zal zijn.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan klaagster. Daartoe is aangevoerd dat klaagster eigenaar is van de personenauto en dat deze in beslag is genomen, omdat zij daarin heeft gereden onder invloed van alcohol. Zij is daarvoor reeds veroordeeld. Het is klaagster bekend dat haar personenauto reeds is verkocht, zodat zij thans verzoekt om het boetebedrag te verminderen met het bedrag van de opbrengst van de verkoop van de personenauto.
De officier van justitie heeft zich in afwijking van de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie in raadkamer op het standpunt gesteld dat nu de onderliggende strafzaak reeds is afgedaan, er geen strafvorderlijke belang meer bestaat om de personenauto in beslag te houden en het klaagschrift gegrond kan worden verklaard. De personenauto is reeds op 8 augustus 2022 verkocht, zodat in casu de vervangende waarde van de personenauto aan klaagster kan worden teruggegeven.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank begrijpt uit de uitdraai van het Beslagportaal en hetgeen door de officier van justitie in raadkamer naar voren is gebracht dat de personenauto op 8 augustus 2022 is verkocht. Daarmee komt
ingevolge artikel 117, vierde lid, Sv het beslag van rechtswege op de verkregen opbrengst danwel de waarde van de personenauto te rusten.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] , moet de rechter, bij een artikel 94 Sv-beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende op dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Op grond van artikel 116, eerste lid, Sv laat het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. Dit betekent het volgende. Als het Openbaar Ministerie zich op het standpunt stelt dat er geen strafvorderlijk belang meer is bij het voortduren van het beslag, dan moet de rechter ervan uitgaan dat het standpunt juist is. Dit geldt ook als het Openbaar Ministerie van oordeel is dat het voorwerp teruggegeven kan worden aan een ander dan klager.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het beslag op de onder klaagster inbeslaggenomen personenauto niet kan worden gehandhaafd nu de onderliggende strafzaak reeds is afgedaan, zodat de vervangende waarde van de reeds verkochte personenauto aan klaagster dient te worden teruggegeven.
Nu er geen strafvorderlijk belang meer bestaat bij het voortduren van het beslag zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag op de vervangende waarde van de personenauto gegrond verklaren en de teruggave van die vervangende waarde aan klaagster gelasten.
Ingevolge artikel 119 lid, tweede lid, Sv moet de bewaarder (Dienst Domeinen Roerende Zaken), indien het inbeslaggenomen goed niet meer teruggegeven kan worden omdat dit goed al is verkocht of vernietigd, de prijs vergoeden die het goed bij verkoop heeft opgebracht of redelijkerwijs zou hebben opgebracht. Het is echter niet aan de rechtbank om de in voornoemd artikel genoemde prijs te bepalen. Dat is aan de bewaarder.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van de vervangende waarde van de personenauto aan klaagster.
Deze beslissing is op 3 mei 2023 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2023.
De griffier is buiten staat de beslissing mede te ondetekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).