Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beslissing genomen op een klaagschrift van klager, die in deze zaak eigenaar stelt te zijn van 11 uilen en 2 torenvalken die op 21 januari 2023 in beslag zijn genomen. Klager heeft het klaagschrift ingediend op 17 februari 2023, met het verzoek om opheffing van het beslag en teruggave van de roofvogels. Tijdens de behandeling in raadkamer op 30 maart 2023 zijn de officier van justitie, klager en zijn raadsman, mr. P. Susijn, gehoord. De belanghebbenden, [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2], zijn niet verschenen.
De raadsman heeft betoogd dat klager als eigenaar van de roofvogels moet worden aangemerkt, ondanks onduidelijkheden in het dossier. Hij heeft aangevoerd dat het beslag niet gerechtvaardigd is en dat de grondslag voor het beslag onduidelijk is. Klager heeft verklaard dat hij de roofvogels in goed vertrouwen heeft gekregen en dat hij niet op de hoogte was van de inbeslagname tot hij op het politiebureau werd ontboden. De officier van justitie heeft echter gesteld dat er een strafvorderlijk belang is bij het voortduren van het beslag, omdat er een verdenking bestaat dat klager wist dat de roofvogels verwaarloosd werden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat klager als belanghebbende kan worden aangemerkt, maar dat het niet onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later tot verbeurdverklaring van de roofvogels zal besluiten. De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, omdat het belang van een goede verzorging van de dieren zwaarder weegt dan de belangen van klager. De beslissing is genomen met inachtneming van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Klager kan binnen veertien dagen in cassatie gaan tegen deze beslissing.