ECLI:NL:RBZWB:2023:3539

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
22-006435 en 22-006434
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schadevergoeding na sepot in strafzaak

Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, geboren in 1960 en vertegenwoordigd door mr. W.A.E.M. Amesz, verzocht om een schadevergoeding van € 390,00 voor schade door onterecht ondergane inverzekeringstelling, en een vergoeding voor de kosten van het indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. I.E.M.M. Haenen, heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek kan worden toegewezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoeker de verdenking aan zichzelf te wijten had, omdat hij aanwezig was in een loods met hennepplanten en daar werkzaamheden verrichtte. De rechtbank overweegt dat er geen gronden van billijkheid zijn om een schadevergoeding toe te kennen, aangezien verzoeker zelf aanleiding heeft gegeven tot het opsporingsonderzoek. De rechtbank wijst daarom zowel het verzoek tot schadevergoeding als het verzoek tot een forfaitaire vergoeding voor het indienen van het verzoekschrift af. De beslissing is genomen door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-185192-17
rk-nummers: [22-006435 en 22-006434]
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 29 maart 2022, in de zaak:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1960 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. W.A.E.M. Amesz te Oostzeedijk 114b, 3063 BG Rotterdam.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 390,00, € 390,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor:
- de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 1 februari 2022;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 19 september 2017 in verzekering is gesteld en op 21 september 2017 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
Op 30 maart 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie mr. I.E.M.M Haenen gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak met bovengenoemd parketnummer bij kennisgeving van de officier van justitie op 1 februari 2022 is geseponeerd. Verzoeker stelt ingevolge artikel 533 Sv aanspraak te maken op een vergoeding voor de drie dagen die hij ten onrechte in verzekering op het politiebureau heeft doorgebracht en verzoekt daarvoor een vergoeding van € 390,00, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van onderhavig verzoekschrift.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift kan worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het Openbaar Ministerie is op 1 februari 2022 tot een (beleids)sepot overgegaan, omdat er sprake zou zijn van een oud feit. De rechtbank dient te beoordelen of er gelet op het sepot gronden van billijkheid aanwezig zijn om een vergoeding toe te kennen. Gronden van billijkheid voor toekenning van een vergoeding kunnen ontbreken indien verzoeker de verdenking aan zichzelf te wijten had en daarmee aanleiding heeft gegeven om hem onderdeel te laten zijn van het opsporingsonderzoek.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de jurisprudentie van het EHRM worden afgeleid dat in een verzoekschriftprocedure ex artikel 533 en 530 Sv niet alsnog een oordeel mag worden gegeven over de schuld van verzoeker, omdat dit in strijd is met de onschuldpresumptie.
De rechtbank is echter van oordeel dat verzoeker het ingestelde opsporingsonderzoek en de daarop gevolgde vrijheidsbeneming aan zichzelf te wijten heeft gehad, zodat er geen gronden van billijkheid zijn een vergoeding voor geleden schade toe te kennen. Daarbij heeft de rechtbank onder meer in aanmerking genomen dat verzoeker aanwezig was in een loods waar 3 kweekruimtes met respectievelijk 148, 193 en 305 hennepplanten en 197 henneptoppen aanwezig waren. De verbalisanten troffen verzoeker aan in kweekruimte 2, waar hij aan het werk was met potgrond en het verplaatsen van potten.
Nu het verzoek tot toekennen van een vergoeding wordt afgewezen, wijst de rechtbank ook het verzoek tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor het indienen en de behandeling van de verzoekschriften in raadkamer af.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding af.
Deze beslissing is op 3 mei 2023 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2023. De griffier is buiten staat de beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).