ECLI:NL:RBZWB:2023:3540

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
22-011957
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoekschrift tot vergoeding van kosten ex artikel 530 Sv in strafzaak

Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van verzoeker, geboren in 1982 en vertegenwoordigd door mr. R.B.M. Poppelaars. Het verzoek betrof de toekenning van een vergoeding voor gemaakte kosten in het kader van een strafzaak. De officier van justitie had aanvankelijk het verzoek toewijsbaar geacht, met uitzondering van de reiskosten voor verhoor op het politiebureau, omdat deze niet onder artikel 530 Sv vallen. De advocaat van verzoeker stemde in met een beslissing zonder mondelinge behandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 16.170,50, welke voldoende onderbouwd was. De reiskosten van € 84,67 voor verhoor op het politiebureau werden afgewezen, maar de reiskosten voor het bijwonen van twee zittingen werden toegewezen. De rechtbank heeft de kosten voor de indiening van het verzoekschrift vastgesteld op € 340,00. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om het verzoek tot vergoeding ex artikel 530 Sv toe te wijzen tot een totaalbedrag van € 16.544,10.

De beslissing is genomen door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-067437-20
rk-nummer: 22-011957
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), in de zaak van verzoeker:
[verzoeker] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R.B.M. Poppelaars, te (4818 SJ) Breda, Parkstraat 10 (postadres: 4650, 4803 ER Breda).

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 16.170,50, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 84,67, voor vergoeding van reiskosten;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 10 mei 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
De officier van justitie heeft zich in afwijking van de eerste schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie voorafgaand aan de zitting schriftelijk op het standpunt gesteld dat het verzoek toewijsbaar is, met uitzondering van de verzochte vergoeding van reiskosten nu deze zijn gemaakt ten behoeve van een verhoor op het politiebureau en deze kosten niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv vallen. In reactie op het gewijzigde standpunt van het Openbaar Ministerie heeft de advocaat van verzoeker ermee ingestemd dat het verzoek zonder behandeling ter zitting wordt afgedaan.
De rechtbank zal zonder mondelinge behandeling op het verzoekschrift beslissen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 16.170,50is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Verzoeker heeft een bedrag ter grootte van € 84,67 verzocht voor reiskosten in verband met drie verhoren op het politiebureau en het bijwonen van twee zittingen bij de meervoudige strafkamer van deze rechtbank. De reiskosten in verband met een verhoor op het politiebureau vallen buiten het bereik van artikel 530 Sv, zodat de rechtbank de verzochte vergoeding van deze kosten zal afwijzen. De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten in verband met het bijwonen van de twee zittingen bij deze rechtbank voldoende zijn onderbouwd en zal deze kosten toewijzen. Blijkens het vonnis van 10 mei 2022 woont verzoeker aan de [woonadres]. Volgens de ANWB routeplanner bedraagt de afstand tussen zijn woning en de rechtbank 30 kilometer (enkele reis). Dat betekent dat dat de rechtbank een bedrag ter hoogte van
€ 33,60(30 x 4 x € 0,28) zal toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 16.544,10, bestaande uit:
- € 16.170,50 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 33,60 aan reiskosten;
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 16.544,10 zalworden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDP Advocaten, onder vermelding van “
[verzoeker] /OM vergoeding”.
Deze beslissing is op 3 mei 2023 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2023. .
De griffier is buiten staat de beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).