ECLI:NL:RBZWB:2023:3541

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
22-021408
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor kosten van rechtsbijstand ex artikel 530 Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2023 een beslissing genomen op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, die op 17 september 2022 is vrijgesproken, heeft verzocht om een vergoeding van € 2.539,55 voor kosten van rechtsbijstand, plus een forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 30 maart 2023 is gehoord, maar niet zelf aanwezig was. De officier van justitie heeft zich in deze zaak op het standpunt gesteld dat de bestudering van jurisprudentie redelijk was, gezien de specifieke juridische materie die aan de orde was. De rechtbank heeft overwogen dat de kosten voor rechtsbijstand toewijsbaar zijn, omdat deze voldoende onderbouwd zijn door de advocaat. De rechtbank heeft de kosten van rechtsbijstand en de kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer toegewezen, in totaal € 3.219,55. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-017981-22
rk-nummer: 22-021408
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 23 september 2022 in de zaak:
[verzoeker],geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg op het adres Tivolistraat 30, 5017 HR Tilburg.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.539,55, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 16 september 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
Op 30 maart 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. I.E.M.M. Haenen en mr. P van de Kerkhof als gemachtigd waarnemend advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij bij vonnis van 17 september 2022 is vrijgesproken. Verzoeker stelt kosten te hebben gemaakt voor de aan hem verleende rechtsbijstand in verband met de strafzaak en acht het redelijk dat aan hem een vergoeding wordt toegekend van € 2.539,55, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
Mr. van Rijsbergen heeft in raadkamer aangevoerd dat hij begrijpt dat van advocaten een algemene kenniservaring op hun vakgebied mag worden verwacht. Het betrof in dit geval echter specifieke en juridisch inhoudelijke materie die volgens de advocaat niet onder algemene kennis valt en ten nutte is geweest voor onderliggende strafzaak.
De officier van justitie heeft zich in afwijking van de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie op het standpunt gesteld, in die zin dat de 60 minuten die aan bestudering van de jurisprudentie is besteed redelijk is nu het een vrij specifiek onderwerp betrof. De officier van justitie acht een gehele toewijzing van het verzoek in dit geval redelijk niet onredelijk.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft verzocht om vergoeding van kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 2.539,55, welke kosten mede zien op tijd die in rekening is gebracht ten behoeve van bestudering van jurisprudentie. De rechtbank acht het gehele verzoek toewijsbaar en overweegt daartoe als volgt.
In beginsel mag van specialisten worden verwacht dat zij beschikken over de nodige algemene kennis op hun vakgebied en geen kosten voor bestudering van jurisprudentie in rekening brengen. De rechtbank is echter, gelet op de toelichting door de advocaat in raadkamer, van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat er in onderliggende strafzaak sprake was van specifieke en juridische materie en dat de kosten die ten behoeve van bestudering van jurisprudentie in rekening zijn gebracht toewijsbaar zijn. De rechtbank acht de in rekening gebracht 60 minuten ook passend bij de door de advocaat gegeven toelichting en deze komen haar niet onbillijk voor.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 3.219,55‬bestaande uit:
- € 2.539,55 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 3.219,55‬zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Woodrow Van de Kerkhof, onder vermelding van “[nummer]”.
Deze beslissing is op 3 mei 2023 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2023.
De griffier is buiten staat de beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).