Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
geboren op [geboortedag] 1992,
1.De procedure
- de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 23 juni 2022 onder [belanghebbende] in het strafvorderlijk onderzoek tegen die [belanghebbende] in beslag zijn genomen: een armband van het merk Louis Vuitton, een tas van het merk Gucci, een horloge van het merk Michael Kors, een tas van het merk Michael Kors, een tas van het merk Prada en een horloge van het merk Hublot (hierna: de goederen);
- het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 8 november 2022 ter griffie van deze rechtbank;
- de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en
- de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
2.De beoordeling
onderzoek Kolossus) zijn na een machtiging van de rechter-commissaris tot het leggen van conservatoir beslag op 23 juni 2022 onder de verdachte [belanghebbende] in zijn woning aan de [adres] goederen inbeslaggenomen tot verhaal van een op te leggen geldboete. Genoemde [belanghebbende] wordt verdacht - zo begrijpt de rechtbank - van betrokkenheid bij meerdere overtredingen van de Opiumwet en witwassen. Door klaagster wordt thans gesteld dat de onder [belanghebbende] inbeslaggenomen goederen aan haar toebehoren en dat zij die naar de woning van [belanghebbende] had meegenomen. De rechtbank is echter van oordeel dat op basis van de thans voorhanden zijnde stukken niet kan worden vastgesteld dat de rechthebbende is van die goederen. Bij navraag door de rechtbank naar eventuele stukken ter onderbouwing heeft de raadsvrouw aangegeven dat deze niet beschikbaar zijn. Gelet op deze omstandigheden - uitgaande van de stand van zaken ten tijde van de behandeling van het klaagschrift en met inachtneming van het summiere karakter van de raadkamer - is de rechtbank van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat buiten redelijke twijfel is dat klager als rechthebbende op de inbeslaggenomen goederen moet worden aangemerkt.
3.De beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).