2.1.In deze zaak wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
a. [eiser sub 1] is eigenaresse van de woning met schuur staande en gelegen aan de [adres] (hierna: de woning).
b. [eiser sub 2] is de zoon van [eiser sub 1] . [eiser sub 1] en [eiser sub 2] wonen niet op voormeld adres.
c. De woning is gebouwd door de grootouders van [eiser sub 2] en is voor een periode van ongeveer 10 jaar onbewoond geweest.
d. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn overeengekomen dat laatstgenoemde de woning op kosten van [eiser sub 1] gereed zou maken voor bewoning door [eiser sub 2] . Tot dat moment zou [eiser sub 2] bij [eiser sub 1] thuis blijven wonen. Na renovatie van de woning zou [eiser sub 2] deze betrekken en huren van [eiser sub 1] .
e. De woning heeft achterstallig onderhoud. Ook de schuur bij de woning dient gerenoveerd te worden. De schuur bevat asbestbeplating.
f. [eiser sub 2] heeft een verbouwingsplan voor de woning gemaakt waarmee [eiser sub 1] heeft ingestemd. [eiser sub 2] wilde de renovatiewerkzaamheden grotendeels samen met zijn broer uitvoeren. Het plan was om in oktober 2020 hiermee te starten om uiterlijk in oktober 2021 de woning te kunnen betrekken.
g. Op 25 sept 2020 heeft [eiser sub 2] de woning bezocht vanwege een melding van buren dat onbekenden de woning waren binnengetreden. Hierbij is het tot een confrontatie gekomen tussen [eiser sub 2] en degenen die zich op dat moment in de woning bevonden. Na tussenkomst van de politie is gebleken dat de woning was gekraakt.
h. [eiser sub 2] heeft een start gemaakt met renovatiewerkzaamheden aan de schuur maar heeft deze werkzaamheden vanwege onenigheid met de krakers gestaakt.
i. Op 29 oktober 2020 heeft [eiser sub 2] bij de politie aangifte gedaan van
huisvredebreuk, ten aanzien waarvan de politie heeft aangegeven niet op te zullen treden. Omstreeks december 2020 heeft [eiser sub 2] hierover geklaagd bij de Officier van Justitie. Bij brief van 12 februari 2021 heeft het Openbaar Ministerie [eiser sub 2] bericht dat de plegers van de huisvredebreuk niet zullen worden vervolgd omdat een civiele procedure de voorkeur heeft boven een strafrechtelijke procedure.
j. Op 3 mei 2021 heeft [eiser sub 2] bij het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch een klaagschrift ingediend op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering waarin hij verzocht heeft om de woning strafrechtelijk te doen ontruimen. Bij beschikking van 24 februari 2022 heeft het Gerechtshof geoordeeld dat een civiele procedure prevaleert boven een strafrechtelijke vervolging. Het beklag is afgewezen.
k. Op 3 maart 2021 heeft een van de omwonenden van de woning een brief door 27 omwonenden ondertekend aan het Openbaar Ministerie gezonden waarin geklaagd wordt over overlast en fysiek geweld door de krakers.
l. Op 8 maart 2021 heeft een confrontatie tussen [eiser sub 2] en één van de krakers plaatsgevonden.
m. Op 10 mei 2021 hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ter zake de woning een huurovereenkomst gesloten waarin zij een huurprijs van € 900,-- per maand zijn overeengekomen.
n. De firma Hooli Kozijnen heeft op 6 mei 2021 een offerte aan [eiser sub 1] gezonden voor de levering en montage van kunststof kozijnen. Deze offerte had een geldigheidsduur van 2 maanden.
o. De firma LVA Asbest en Bouw BV heeft bij brief van 7 mei 2021 een prijsopgave gedaan voor het opstellen van een asbestinventarisatierapport, het saneren van asbesthoudende golfplaten en het leveren en aanbrengen van nieuwe eterniet dakplaten. De offerte had een geldigheidsduur van 2 maanden.