ECLI:NL:RBZWB:2023:3585

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
C/02/400413 / FA RK 22-3594
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige in het kader van een gezagsbeëindigende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen, omdat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] te dragen. De moeder, die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland is, heeft herhaaldelijk aangegeven dat zij niet voor [minderjarige01] wil en kan zorgen en heeft bewust de keuze gemaakt om hem af te staan voor adoptie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling, maar dat zij op de hoogte was van deze zitting. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de moeder en de minderjarige zorgvuldig gewogen. Het is gebleken dat [minderjarige01] sinds oktober 2022 bij zijn aspirant-adoptiefouders verblijft en zich daar goed ontwikkelt. De rechtbank concludeert dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad toegewezen en de GI benoemd tot voogdes over [minderjarige01]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/400413 / FA RK 22-3594
Datum uitspraak: 24 mei 2023
Beschikking over gezagsbeëindigende maatregel
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
REGIO ROTTERDAM-DORDRECHT, locatie Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over de minderjarige:
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2022 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [minderjarige01] .
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
per adres [stichting01] , [adres01] ,
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Tilburg, hierna: de GI (Gecertificeerde Instelling).

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop in deze zaak blijkt uit de volgende stukken:
  • het op 10 augustus 2022 ingekomen verzoekschrift (pro forma), met bijlagen;
  • de brief van 6 januari 2023 van de Raad, met bijlagen;
  • de oproeping van de moeder in de Staatscourant op 19 januari 2023;
  • het op 14 april 2023 ingekomen e-mailbericht van [stichting01] .
1.2
Op 20 april 2023 heeft de rechtbank het verzoek, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die mondelinge behandeling zijn verschenen en heeft de rechtbank gehoord:
  • een vertegenwoordigster namens de Raad;
  • een vertegenwoordigster namens de GI.
1.3
Bij aanvang van de mondelinge behandeling constateert de rechtbank dat de moeder niet is verschenen. Uit het ambtshalve door de rechtbank geraadpleegde uittreksel van de moeder blijkt dat zij staat geregistreerd als ‘Registratie Niet Ingezetenen (RNI)’. In het raadsrapport staat vermeld dat de moeder in deze zaak domicilie kiest op voormeld briefadres van [stichting01] . Gelet hierop is de moeder opgeroepen voor de mondelinge behandeling in de Staatscourant met inachtneming van de daarvoor geldende driemaandentermijn en op voormeld briefadres van [stichting01] . Daarnaast heeft [stichting01] bij voormeld op 14 april 2023 ingekomen e-mailbericht doorgegeven dat de moeder aan hen heeft laten weten dat zij niet voornemens is om bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de moeder correct is opgeroepen en dat zij kennelijk op de hoogte was van de mondelinge behandeling, maar dat zij desondanks niet is verschenen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling daarom buiten aanwezigheid van de moeder voortgezet.

2.De feiten

2.1
[minderjarige01] is op [geboortedatum01] 2022 in [geboorteplaats01] geboren als kind van mevrouw [de moeder01] , geboren op [geboortedatum02] 1986 te [geboorteplaats02] , [geboorteland01] .
2.2
De moeder is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
2.3
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van [geboortedatum01] 2022 is ten aanzien van [minderjarige01] voorlopige voogdij uitgesproken, waarbij de GI is benoemd tot zijn voogdes.
2.4
[minderjarige01] verblijft sinds 15 oktober 2022 in het gezin van zijn aspirant-adoptiefouders.

3.Het verzoek

3.1
De Raad verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, om het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige01] te beëindigen en adviseert om de GI te benoemen tot voogdes over [minderjarige01] .
3.2
De moeder heeft haar standpunt over het verzoek niet aan de rechtbank kenbaar gemaakt.
3.3
Op de standpunten van de Raad en de GI zal hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
4.2
Uit het rapport van de Raad blijkt dat de moeder ongepland zwanger is geraakt en dat zij de zwangerschap pas na 20 weken heeft ontdekt. De moeder is afkomstig uit [geboorteland01] en verblijft daar regelmatig. Zij komt steeds gedurende enkele maanden naar Nederland om te werken via een uitzendbureau die ook haar woonruimte regelt. Toen de moeder haar zwangerschap ontdekte, is zij in een korte tijd haar werk en woonruimte kwijtgeraakt.
4.3
Tijdens en na de bevalling heeft moeder herhaaldelijk aangegeven dat zij de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] niet wil en niet kan dragen. Zij heeft bewust de keuze gemaakt om [minderjarige01] af te staan voor adoptie. De moeder heeft volgens de Raad aangegeven dat zij weet wie de biologische vader van [minderjarige01] is, maar dat zij weigert om zijn gegevens te delen. De moeder heeft bovendien het bestaan van [minderjarige01] geheimgehouden voor haar ouders en dochter die in [geboorteland01] wonen. [minderjarige01] is na zijn geboorte in een crisispleeggezin geplaatst en sinds 15 oktober 2022 verblijft hij bij zijn aspirant-adoptiefouders. Gebleken is dat [minderjarige01] zich goed ontwikkelt.
4.4
Vanaf september 2022 is de moeder buiten beeld geraakt en enige tijd onbereikbaar geweest voor de GI, de Raad en [stichting01] . Volgens de GI houdt de moeder die contacten af. De moeder heeft ook geen vragen en wil geen informatie over [minderjarige01] ontvangen. Zodoende lijkt zij de situatie voor zichzelf dragelijk te maken en zichzelf ervoor af te sluiten en te beschermen.
4.5
De rechtbank overweegt, gelet op het voorgaande, dat de moeder onvoldoende beschikbaar en in staat moet worden geacht om de verantwoordelijkheid te dragen voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] . Omdat de moeder niet voor [minderjarige01] wil en kan zorgen terwijl [minderjarige01] vanwege zijn jonge leeftijd volledig afhankelijk is van zijn verzorger(s) en opvoeder(s), wordt [minderjarige01] ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd.
4.6
De moeder heeft tijdens en na de zwangerschap eenduidig aangegeven dat zij niet voor [minderjarige01] wil en kan zorgen. Bij voormelde beschikking van de kinderrechter van [geboortedatum01] 2022 is ten aanzien van [minderjarige01] voorlopige voogdij uitgesproken omdat de moeder de verantwoordelijkheid niet nam voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] en die situatie is onveranderd gebleven. De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de moeder het een pijnlijke beslissing vindt waar zij niet graag over praat. Zij wil vooral zorgen dat [minderjarige01] goed terecht komt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet de gerechtvaardigde verwachting bestaat dat de moeder binnen een voor [minderjarige01] aanvaardbare termijn weer in staat zal zijn om de verantwoordelijkheid te dragen voor zijn verzorging en opvoeding. Daarbij komt dat [minderjarige01] sinds oktober 2022 bij zijn aspirant-adoptiefouders verblijft, dat hij door hen liefdevol is opgevangen en dat hij zich bij hen positief ontwikkelt. [minderjarige01] heeft dan ook belang bij duidelijkheid over zijn toekomstperspectief, zodat hij zijn gehechtheidsrelatie met zijn aspirant-adoptiefouders verder kan versterken.
4.7
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder. De rechtbank zal het verzoek, dat niet is weersproken, daarom toewijzen en overgaan tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder.
4.8
Omdat de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige01] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd(es) over hem te benoemen.
4.9
De rechtbank overweegt dat de Raad adviseert om de GI te benoemen tot voogdes over [minderjarige01] en dat de GI tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat zij daartoe bereid is. Ook is de GI al enige tijd betrokken als uitvoerder van de voorlopige voogdijmaatregel van [minderjarige01] , waardoor zij [minderjarige01] al kent. De rechtbank zal daarom de GI benoemen tot voogdes over [minderjarige01] .
4.1
De rechtbank overweegt dat de moeder, met of zonder gezag, altijd de moeder van [minderjarige01] zal blijven en daarom erg belangrijk in het leven van [minderjarige01] . De rechtbank hoopt dan ook dat de moeder, ook nadat het adoptieproces van [minderjarige01] is voltooid, een mooie rol in zijn leven kan houden. De rechtbank vindt het mooi, zoals de GI heeft aangegeven, dat de aspirant-adoptiefouders veel doen om de moeder een plek te geven in het leven van [minderjarige01] , bijvoorbeeld door tijdens Kerstmis met [minderjarige01] naar de katholieke kerk te gaan omdat de moeder katholiek is terwijl de aspirant-adoptiefouders dat zelf niet zijn. Ook brandden zij een kaarsje voor de moeder.
4.11
De rechtbank zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [de moeder01] , geboren op [geboortedatum02] 1986 te [geboorteplaats02] , [geboorteland01] over de [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] ;
benoemt tot voogdes over [minderjarige01] de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Tilburg;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023 door mr. Tempel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.