In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen, omdat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] te dragen. De moeder, die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland is, heeft herhaaldelijk aangegeven dat zij niet voor [minderjarige01] wil en kan zorgen en heeft bewust de keuze gemaakt om hem af te staan voor adoptie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling, maar dat zij op de hoogte was van deze zitting. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de moeder en de minderjarige zorgvuldig gewogen. Het is gebleken dat [minderjarige01] sinds oktober 2022 bij zijn aspirant-adoptiefouders verblijft en zich daar goed ontwikkelt. De rechtbank concludeert dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad toegewezen en de GI benoemd tot voogdes over [minderjarige01]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.