In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen STICHTING TIWOS, een Tilburgse woningstichting, en een gedaagde partij die in huurachterstand verkeert. De eisende partij, Tiwos, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van € 3.622,22, die was ontstaan door niet-betaalde huurtermijnen. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat hij financiële problemen had en in gesprek was met schuldhulpverlening. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 april 2023 werd duidelijk dat de gedaagde ook kinderen had die in het gehuurde woonden, wat de kantonrechter in zijn overwegingen betrok.
De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand meer dan drie maanden bedroeg, wat een zodanige tekortkoming opleverde dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. Echter, gezien de omstandigheden van de gedaagde, waaronder zijn financiële problemen en de aanwezigheid van kinderen, besloot de kantonrechter de ontbinding voorwaardelijk toe te wijzen. Dit houdt in dat de gedaagde de kans kreeg om zijn betalingsverplichtingen na te komen onder strikte voorwaarden. De kantonrechter stelde dat Tiwos de gedaagde bij aangetekende brief moest informeren over eventuele niet-nakoming van de voorwaarden, zodat de gedaagde niet voor verrassingen kwam te staan.
De uitspraak resulteerde in een veroordeling van de gedaagde tot betaling van een totaalbedrag van € 4.080,95 aan Tiwos, inclusief proceskosten. De kantonrechter benadrukte dat de gedaagde zich bewust moest zijn van de gevolgen van het niet naleven van de voorwaarden, wat zou leiden tot ontruiming van het gehuurde.