Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-236515-21
beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[minderjarige01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2005,
gedetineerd in de Justitiële Jeugdinrichting [detentieadres01] te [plaats01]
1.De procedure
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan veroordeelde opgelegde straf.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 23 december 2022;
- een Uittreksel Justitiële Documentatie van 21 april 2023;
- de brief van 20 april 2023 van Stichting Jeugdbescherming Brabant (hierna: JBB) aan de officier van justitie, waarin het reclasseringstoezicht wordt teruggemeld omdat veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden;
- de vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging (hierna: v-Tul) van 20 april 2023;
- het proces-verbaal van de behandeling van de vordering v-Tul door de rechter-commissaris van 21 april 2023;
- het bevel v-Tul van de rechter-commissaris van 21 april 2023;
- de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie van 20 april 2023.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 12 mei 2023 is de officier van justitie gehoord.
Tevens is veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. Nunnikhoven, advocaat te Tilburg. Ook was aanwezig de moeder van veroordeelde.
Verder zijn als deskundige gehoord de heer [naam01] namens de jeugdreclassering en de heer [naam02] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
2.Het oorspronkelijke vonnis
Aan veroordeelde is bij het hiervoor vermelde vonnis een jeugddetentie opgelegd van 175 dagen, met aftrek van het voorarrest, en is hij veroordeeld tot een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- blijft meewerken aan de plaatsing bij [instelling jeugdzorg01] en de begeleiding en behandeling die hem daar geboden wordt;
- na [instelling jeugdzorg01] verblijft in een instelling voor begeleid wonen, of anderszins nader in te vullen door de jeugdreclassering;
- wordt verplicht zich onder behandeling te stellen, waarbij de organisatie en vorm (ambulant/residentieel) nader in te vullen is door de jeugdreclassering en
- wordt verplicht zich onder begeleiding te stellen, waarbij de organisatie nader in te vullen is door de jeugdreclassering;
waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten Jeugdbescherming Brabant te Roosendaal, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 7 januari 2023.
3.De beoordeling
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel ten uitvoer te leggen, omdat veroordeelde de bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Veroordeelde heeft zich meermaals onttrokken door na zijn verlof niet terug te keren en hij komt de gestelde regels en afspraken niet na. Veroordeelde is veroordeeld voor ernstige feiten. Het is veroordeelde niet gelukt om zich aan de voorwaarden te houden. Door de jeugdreclassering wordt ook aangegeven dat veroordeelde wel wil, maar dat het hem niet lukt. De officier van justitie vordert de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel ten uitvoer te leggen, zodat een geschikte behandelplek voor veroordeelde kan worden gevonden.
3.2
Het standpunt van de jeugdreclassering
In de brief van de jeugdreclassering is aangevoerd dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden. Half maart 2023 heeft er bij [instelling jeugdzorg01] een geweldsincident plaatsgevonden gericht op de aanwezige personeelsleden. Veroordeelde heeft verbaal gedreigd, met pannen en stoelen gegooid en hij heeft een medewerkster gebeten. [instelling jeugdzorg01] heeft hiervan geen aangifte gedaan om zo te proberen om de aanwezige patronen van de afgelopen jaren te doorbreken. Twee weken later heeft veroordeelde een medebewoonster voorzien van wiet. Ook heeft veroordeelde zich twee keer onttrokken door niet terug te keren naar [instelling jeugdzorg01] . Beide keren is veroordeelde door de politie teruggebracht naar [instelling jeugdzorg01] . [instelling jeugdzorg01] geeft aan dat zij veroordeelde niet meer kunnen bieden wat hij nodig heeft. [instelling jeugdzorg01] kan niet langer de veiligheid van veroordeelde en de medewerkers garanderen en veroordeelde kan niet terugkomen op de groep.
Veroordeelde heeft zijn voorwaarden overtreden en ondanks de inspanningen van alle betrokkenen, ook van veroordeelde zelf, heeft veroordeelde meer nodig dan wat hem vanuit maatwerk binnen een ambulant kader geboden kan worden. Veroordeelde heeft behandeling nodig in een klinische setting gericht op het wegnemen van risico’s. [instelling jeugdzorg01] kan hierin niet (meer) voorzien.
Door de jeugdreclassering is ter zitting hieraan toegevoegd dat de onduidelijkheid over een vervolgplek heel moeilijk is voor veroordeelde. Hij was bezig met het verkrijgen van meer vrijheden, hetgeen nodig is om te bezien of hij naar een andere meer open setting kan worden overgeplaatst. De jeugdreclassering is aan het bekijken of veroordeelde naar de [jeugdkliniek01] kan terwijl hij daar al eerder twee keer is afgewezen. Veroordeelde heeft klinische behandeling nodig. De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke PIJ-maatregel is nodig zodat veroordeelde naar een PIJ-plek van de [jeugdkliniek01] kan gaan. Wanneer opname bij de [jeugdkliniek01] mogelijk is, bestaat er nog wel een wachtlijst van vier tot zes maanden.
3.3
Het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming
In het belang van veroordeelde moet er duidelijkheid komen over de plek waar veroordeelde geplaatst kan worden. Veroordeelde heeft daar ook recht op. De plaatsingscoördinator zal bezien waar veroordeelde het beste geplaatst kan worden bij een tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel.
3.4
Het standpunt van de verdediging
Veroordeelde heeft ter terechtzitting erkend dat hij de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Het is volgens hem mis gelopen doordat hij geen uitzicht had op een vervolgplek terwijl hij bijna de meerderjarige leeftijd bereikt. Veroordeelde is bekend met de wachtlijsten binnen de jeugdzorg en voorzag dat er niet tijdig een vervolgplek zou worden gevonden. Hij heeft dit ook besproken met de jeugdreclassering en kreeg als antwoord dat er altijd ergens plek zou zijn, maar dat er door zijn verleden weinig mogelijkheden zijn. Veroordeelde ziet in dat hij behandeling nodig heeft, maar doordat er geen zicht is op behandeling of een geschikte vervolgplek gaat het nu telkens mis.
De raadsman voert aan dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan een aantal van de opgelegde bijzondere voorwaarden, maar in de ogen van veroordeelde heeft [instelling jeugdzorg01] ook voorwaarden overtreden. Veroordeelde had de verwachting dat voor een geschikte vervolgplek zou worden gezorgd. Dit heeft veroordeelde ook besproken met de jeugdreclassering, maar hij heeft nimmer concrete plannen over een vervolgplek vernomen. Het is een schrijnende zaak waarin wordt geleurd met veroordeelde. Nu wordt aangegeven dat wordt gedacht aan een opname op de [jeugdkliniek01] , terwijl hij daar eerder al twee keer is afgewezen. Doordat veroordeelde denkt dat er geen vervolgplek voor hem beschikbaar is, ontploft het in zijn hoofd en houdt hij zich niet meer aan de voorwaarden. Een tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel houdt niet alleen een opname in de [jeugdkliniek01] in, maar is een zware maatregel die zelfs omgezet kan worden in een TBS. De raadsman vraagt de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen. Zelfs bij een tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is er nog geen concrete vervolgplek voor veroordeelde beschikbaar.
3.5
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit inlichtingen van de jeugdreclassering van 20 april 2023 blijkt dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de gestelde bijzondere voorwaarden. Veroordeelde heeft dit ook beaamd. Er heeft een geweldsincident plaatsgevonden op [instelling jeugdzorg01] waarbij veroordeelde met spullen heeft gegooid en een medewerker heeft gebeten, hij heeft zich onttrokken aan de behandeling en komt gestelde regels en afspraken niet na.
Dit betekent dat de vordering tenuitvoerlegging in beginsel voor toewijzing vatbaar is.
In het vonnis van 23 december 2022 heeft de rechtbank overwogen dat het zwaartepunt van de op te leggen straf dient te liggen op het behandelen en begeleiden van veroordeelde. De rechtbank is daarbij tot het oordeel gekomen dat is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel en deze PIJ-maatregel is in voorwaardelijke vorm opgelegd.
De rechtbank ziet nu geen andere mogelijkheid dan de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen. Dit om de behandeling en begeleiding van veroordeelde in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel te laten plaatsvinden. Veroordeelde heeft binnen korte tijd de bijzondere voorwaarden overtreden en de plek voor veroordeelde bij [instelling jeugdzorg01] is niet langer beschikbaar voor hem. De deskundigen hebben overtuigend duidelijk gemaakt dat veroordeelde nog altijd behandeling nodig heeft, dat deze in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet te realiseren is en dat zij geen alternatieven voor de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zien. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan, zijn niet (meer) aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten omdat de rechtbank van oordeel is dat dit voor de veiligheid van veroordeelde noodzakelijk is en dat deze daarom het meest in zijn belang moet worden geacht.
4.De beslissing.
De rechtbank:
- gelast dat de voorwaardelijk opgelegde maatregel, te weten een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, ten uitvoer zal worden gelegd.
Deze beslissing is gegeven door mr. Combee, voorzitter, mr. Hamburger en mr. Van der Pols, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van de griffier Van Diepen en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 mei 2023.
Mr. Van der Pols is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.