ECLI:NL:RBZWB:2023:3682

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
C/02/407596/ HA ZA 23-148 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Mr. Stoof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsovereenkomst en schadevergoeding in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben eisers, bestaande uit een vennootschap onder firma en een besloten vennootschap, een schadevergoeding geëist van de gedaagde, Achmea Schadeverzekeringen NV, naar aanleiding van schade aan bedrijfsmiddelen en gebouwen onder een verzekeringsovereenkomst. De procedure is gestart met een dagvaarding op 14 maart 2023, waarbij gedaagde niet is verschenen, wat heeft geleid tot verstek. De rechtbank heeft de vordering van eisers beoordeeld en vastgesteld dat de gedaagde gehouden is om de geleden schade te vergoeden, conform de voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de door eisers verzochte uitvoerbaarverklaring bij voorraad voor de verklaringen voor recht niet kan worden toegewezen, omdat dit in strijd is met de aard van de verklaring. De rechtbank heeft gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.403,14. Het vonnis is op 17 mei 2023 uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de verklaringen voor recht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/407596 / HA ZA 23-148
Vonnis van 17 mei 2023
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
[eiser01] VOF,
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
2.
[eiser02],
3.
[eiser03],
beiden wonende te [woonplaats01] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser04] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
eisers,
advocaat mr. J.A.M. van de Sande te Rijswijk (Zh),
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN NV h.o.d.n INTERPOLIS,
gevestigd te Tilburg,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 maart 2023 met producties genummerd I tot en met VIII;
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Een verklaring voor recht leent zich niet voor uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zodat de door eiser verzochte uitvoerbaarverklaring bij voorraad ten aanzien van de verklaringen voor recht, als zijnde in strijd met de aard daarvan, dient te worden afgewezen
2.2.
Het gevorderde komt de rechtbank voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
2.3.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 129,14
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat
598,00(1,0 punt × tarief € 598,00)
Totaal € 1.403,14

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat gedaagde gehouden is om de door [eiser01] geleden schade aan de bedrijfsmiddelen onder de tussen gedaagde en [eiser01] gesloten verzekeringsovereenkomst (polisnummer [nummer01] ) te vergoeden en veroordeelt gedaagde om uitvoering te geven aan de vaststelling van de geleden schade overeenkomstig de regeling zoals is vastgelegd in de van toepassing zijnde polisvoorwaarden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor elke dag dat gedaagde daarmee in gebreke blijft tot een maximum van € 75.000,00 is bereikt;
3.2.
verklaart voor recht dat gedaagde gehouden is om de door [eiser04] geleden schade aan de gebouwen onder de tussen gedaagde en eisers gesloten verzekeringsovereenkomst (polisnummer [nummer02] ) te vergoeden en veroordeelt gedaagde om uitvoering te geven aan de vaststelling van de geleden schade overeenkomstig de regeling zoals vastgelegd in de van toepassing zijnde polisvoorwaarden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor elke dag dat gedaagde daarmee in gebreke blijft tot een maximum van € 75.000,00 is bereikt;
3.3.
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting de door [eiser01] geleden en te lijden schade als gevolg van onterechte dekkingsweigering te vergoeden, welke schade nader opgemaakt wordt bij staat en vereffend volgens de wet,
3.4.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 1.403,14,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de genoemde verklaringen voor recht onder punt 3.1 en 3.2.,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Stoof en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023. [1]

Voetnoten

1.type: sdk