ECLI:NL:RBZWB:2023:3684

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
C/02/408242/ HA ZA 23-195 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Mr. Stoof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot medewerking aan beëindiging samenwerkingsovereenkomst met dwangsom

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Wernik, heeft gedaagden, die niet verschenen zijn, verzocht om medewerking te verlenen aan de beëindiging van een samenwerkingsovereenkomst en het verlijden van een notariële akte. De rechtbank heeft vastgesteld dat, aangezien gedaagden niet in het geding zijn verschenen en de stellingen van eiser niet hebben betwist, de vordering van eiser moet worden toegewezen. De rechtbank heeft gedaagden veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst, die met ingang van 1 januari 2023 zal worden beëindigd. Tevens is er een dwangsom van € 2.500,00 per dag opgelegd voor iedere dag dat gedaagden in gebreke blijven, met een maximum van € 25.000,00.

Daarnaast zijn gedaagden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiser zijn begroot op € 1.047,28. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Stoof op 17 mei 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/408242 / HA ZA 23-195
Vonnis van 17 mei 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
advocaat mr. B. Wernik te Haarlem,
tegen
1.
[gedaagde01],
zowel in persoon als in de hoedanigheid van bestuurder van [bedrijf gedaagde01] B.V.,
wonende te [woonplaats02] ,
2.
[gedaagde02],
wonende te [woonplaats03] ,
3.
[gedaagde03],
wonende te [woonplaats04] ,
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 maart 2023 met producties genummerd 1 tot en met 6;
  • het tegen gedaagden verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eiser vordert gedaagden te veroordelen medewerking te verlenen aan de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst en het verlijden van een notariële akte, een en ander op straffe van een dwangsom. Nu gedaagden niet in het geding zijn verschenen en de stellingen van eiser niet hebben betwist, moet van de juistheid ervan worden uitgegaan.
2.2.
Dit betekent dat de vordering zal worden toegewezen met dien verstande dat de termijn waarbinnen gedaagden medewerking dienen te verlenen zal worden gesteld op een termijn van 14 dagen na betekening van dit vonnis. Daarbij overweegt de rechtbank dat gedaagden, indien deze door de betekening van het vonnis kennis hebben kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. Voorts zal de gevorderde dwangsom worden gemaximeerd als hierna bepaald.
2.3.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 135,28
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
598,00(1,0 punt × tarief € 598,00)
Totaal € 1.047,28

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagden om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst, zoals omschreven in de overwegingen 9 t/m 12 van productie 5, waarbij de samenwerking wordt beëindigd met ingang van 1 januari 2023 en ter effectuering waarvan partijen medewerking zullen verlenen aan het verlijden van een notariële akte waarbij eiser 20% van de aandelen in Club Puerto B.V. overdraagt aan gedaagde sub 2, op straffe van een dwangsom van
€ 2.500,00 voor iedere dag dat gedaagden hiermee in gebreke blijven, tot een maximum van
€ 25.000,00,
3.2.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 1.047,28,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Stoof en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.