In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 mei 2023, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 22 januari 2021 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres op 14 maart 2022 verweerder in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is de rechtbank bevoegd om verweerder te verplichten alsnog een besluit te nemen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder dit moet doen binnen tien weken na verzending van de uitspraak, in plaats van de standaard termijn van twee weken, vanwege het grote aantal aanvragen dat door verweerder moet worden behandeld. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft ook recht op vergoeding van proceskosten, die door de rechtbank worden vastgesteld op € 418,50, en het griffierecht van € 50,- moet door verweerder aan eiseres worden vergoed.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder, en draagt verweerder op om binnen de gestelde termijn alsnog een besluit bekend te maken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.