ECLI:NL:RBZWB:2023:369

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_1641
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.J.P.M. Mooren, had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 9 maart 2021, waarin de Wajong-uitkering per 25 november 2020 werd geweigerd. Na een herbeoordeling door het UWV op 20 oktober 2022, werd de Wajong-uitkering alsnog toegekend. Verzoeker trok vervolgens het beroep in, maar verzocht de rechtbank om het UWV te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen, wat aanleiding gaf om het UWV te veroordelen in de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 2.031,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft ook overwogen dat het UWV het griffierecht van € 49,- aan verzoeker dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen veroordeling nodig was. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

De rechtbank heeft de uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, en heeft de proceskosten vastgesteld op basis van de verleende rechtsbijstand. De beslissing kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1641 WAJONG
uitspraak van 20 januari 2023 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam vezoeker] te [woonplaats verzoeker] , verzoeker,

gemachtigde: mr. G.J.P.M. Mooren,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 maart 2021 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering van een Wajong-uitkering per 25 november 2020.
Bij brief van 25 oktober 2022 heeft het UWV de rechtbank meegedeeld dat de afdeling SMZ alsnog een primaire beoordeling van het recht op een Wajong-uitkering heeft uitgevoerd, wat heeft geleid tot een gewijzigd besluit van 20 oktober 2022. In dit besluit heeft het UWV het primaire besluit van 2 december 2020 ingetrokken en aan verzoeker alsnog een Wajong-uitkering toegekend per 25 november 2020.
Vervolgens heeft verzoeker op 16 november 2022 het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren door aan te geven dat het UWV zich kan vinden in het verzoek van verzoeker.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de brief van 25 oktober 2022 en het besluit van 20 oktober 2022 dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.031,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 597,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 49,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 2.031,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 20 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.