In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, dat zijn uitkering op grond van de Participatiewet met ingang van 2 mei 2021 zou wijzigen. Het college verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk met een besluit van 17 maart 2022. De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het college het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser had op 26 mei 2021 tijdig bezwaar gemaakt, maar het college had de elektronische weg voor het indienen van bezwaarschriften niet geopend. De rechtbank oordeelt dat het college eiser geen termijn heeft gegeven om het verzuim te herstellen, wat in strijd is met de wet. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank draagt het college op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij eiser de gelegenheid krijgt om het bezwaarschrift op de juiste wijze in te dienen.
Daarnaast moet het college het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 1.674,- betalen, berekend op basis van de proceshandelingen die door de gemachtigde zijn verricht. De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers en openbaar gemaakt op 20 januari 2023.