In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarin zijn bezwaren tegen eerdere besluiten inzake zijn recht op een ZW-uitkering niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het UWV handhaafde dit besluit, maar heeft later inhoudelijk naar de bezwaren gekeken en geconcludeerd dat verzoeker per 25 augustus 2020 arbeidsgeschikt was. Verzoeker was het niet eens met deze besluiten en heeft aanvullende beroepsgronden ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2022 behandeld, waarbij een verzekeringsarts van het UWV een nadere toelichting heeft gegeven. Na heropening van het onderzoek heeft het UWV op 9 januari 2023 het eerdere besluit herzien, waardoor verzoeker recht op een ZW-uitkering heeft gekregen. Verzoeker trok zijn beroep in, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen en heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.868,-. De rechtbank heeft het UWV veroordeeld in deze kosten, terwijl het griffierecht van € 48,- door het UWV aan verzoeker vergoed moet worden. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 30 mei 2023 en openbaar gemaakt.